Home

Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Stromen illegaal geld door middel van geldovermakingen kunnen de integriteit, de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector aantasten en een gevaar betekenen voor de interne markt van de Unie, alsook voor internationale ontwikkeling. Het witwassen van geld, terrorismefinanciering en de georganiseerde misdaad blijven aanzienlijke problemen die op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt. De soliditeit, integriteit en stabiliteit van het stelsel van geldovermakingen en het vertrouwen in het financiële stelsel in zijn geheel kunnen ernstig in gevaar worden gebracht door pogingen van criminelen en hun medeplichtigen om de herkomst van opbrengsten van misdrijven te verhullen of om geld over te maken voor criminele activiteiten of terroristische doeleinden.

  2. Om hun criminele activiteiten te vergemakkelijken zullen witwassers en financiers van terrorisme wellicht misbruik maken van het vrije verkeer van kapitaal in de geïntegreerde financiële ruimte van de Unie, tenzij op het niveau van de Unie een aantal coördinerende maatregelen wordt genomen. De internationale samenwerking in het kader van de Financial Action Task Force (hierna de „FATF” genoemd) en de wereldwijde tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van deze groep zijn gericht op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering bij geldovermakingen.

  3. Omwille van de omvang van de actie die moet worden ondernomen, moet de Unie ervoor zorgen dat de op 16 februari 2012 door de FATF vastgestelde International Standards on Combating Money Laundering and the Financing of Terrorism and Proliferation (hierna de „herziene FATF-aanbevelingen” genoemd), en in het bijzonder aanbeveling 16 van de FATF betreffende elektronische geldovermakingen („aanbeveling 16 van de FATF”) en de herziene interpretatieve nota voor de uitvoering ervan, in de gehele Europese Unie op eenvormige wijze worden ten uitvoer gelegd, en dat er met name geen discriminatie of discrepantie bestaat tussen enerzijds binnenlandse betalingen in een lidstaat en anderzijds grensoverschrijdende betalingen tussen lidstaten. Ongecoördineerd optreden door individuele lidstaten op het gebied van grensoverschrijdende geldovermakingen kan ernstige gevolgen hebben voor het goed functioneren van betalingssystemen op het niveau van de Unie en aldus schade berokkenen aan de interne markt voor financiële diensten.

  4. Met het oog op een coherente internationale aanpak en een grotere doeltreffendheid van de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering moet voor het verdere optreden van de Unie rekening worden gehouden met ontwikkelingen op internationaal gebied, namelijk de herziene FATF-aanbevelingen.

  5. De tenuitvoerlegging en handhaving van deze verordening, met inbegrip van aanbeveling 16 van de FATF, zijn relevante en doeltreffende middelen om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden.

  6. Het is niet de bedoeling om met deze verordening onnodige lasten of kosten op te leggen aan betalingsdienstaanbieders of personen die gebruikmaken van hun diensten. In dat opzicht moet de preventieve aanpak gericht, proportioneel en volledig in overeenstemming met het in de gehele Unie gewaarborgde vrije verkeer van kapitaal zijn.

  7. In de herziene strategie van de Unie inzake financiering van terrorisme van 17 juli 2008 (de „herziene strategie”) werd erop gewezen dat blijvende inspanningen moeten worden geleverd om terrorismefinanciering te voorkomen en het gebruik van eigen financiële middelen door vermoedelijke terroristen te controleren. Het wordt erkend dat de FATF voortdurend zijn aanbevelingen tracht te verbeteren en streeft naar een consensus over de manier waarop ze moeten worden geïmplementeerd. Volgens de herziene strategie wordt de tenuitvoerlegging van de herziene FATF-aanbevelingen door alle FATF-leden en leden van de door FATF geïnspireerde regionale instanties regelmatig geëvalueerd en is een gemeenschappelijke aanpak in de uitvoering door de lidstaten daarom belangrijk.

  8. Ter voorkoming van terrorismefinanciering zijn maatregelen genomen om de financiële en economische middelen van bepaalde personen, groepen en entiteiten te bevriezen, waaronder de Verordeningen (EG) nr. 2580/2001(4), (EG) nr. 881/2002(5) en (EU) nr. 356/2010(6) van de Raad. Met hetzelfde doel voor ogen zijn ook maatregelen genomen om het financiële stelsel te beschermen tegen het doorsluizen van financiële en economische middelen voor terroristische doeleinden. Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad(7) bevat een aantal van deze maatregelen. Deze maatregelen kunnen echter niet volledig verhinderen dat terroristen of andere criminelen zich toegang verschaffen tot betalingssystemen om hun geld over te maken.

  9. De volledige traceerbaarheid van geldovermakingen kan een bijzonder belangrijk en nuttig hulpmiddel zijn om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken, en om beperkende maatregelen uit te voeren, met name die welke worden opgelegd bij de Verordeningen (EG) nr. 2580/2001, (EG) nr. 881/2002 en (EU) nr. 356/2010, en met volledige inachtneming van verordeningen van de Unie waarbij dergelijke maatregelen ten uitvoer worden gelegd. Om te verzekeren dat de informatie in de loop van de gehele betalingsketen wordt doorgegeven, moet derhalve worden voorzien in een systeem dat betalingsdienstaanbieders ertoe verplicht bij geldovermakingen informatie over de betaler en de begunstigde te voegen.

  10. Deze verordening moet worden toegepast onverminderd de beperkende maatregelen die worden opgelegd bij op artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gebaseerde verordeningen, zoals de Verordeningen (EG) nr. 2580/2001, (EG) nr. 881/2002 en (EU) nr. 356/2010, waarbij kan worden voorgeschreven dat betalingsdienstaanbieders van betalers en van begunstigden, alsook intermediaire betalingsdienstaanbieders passende maatregelen nemen om bepaalde middelen te bevriezen of dat zij zich in verband met bepaalde geldovermakingen aan specifieke beperkingen houden.

  11. Deze verordening moet ook van toepassing zijn onverminderd nationale wetgeving ter omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(8). Persoonsgegevens die verzameld zijn om aan deze verordening te voldoen, mogen bijvoorbeeld niet verder worden verwerkt op een manier die in strijd is met Richtlijn 95/46/EG. Met name de verdere verwerking van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden moet streng verboden zijn. De bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt door alle lidstaten erkend als een zwaarwegend algemeen belang. Daarom moet bij de toepassing van deze verordening de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land dat geen passend beschermingsniveau biedt overeenkomstig artikel 25 van Richtlijn 95/46/EG, worden toegestaan overeenkomstig artikel 26 van die richtlijn. Het is belangrijk dat betalingsdienstaanbieders die in meerdere rechtsgebieden actief zijn met buiten de Unie gesitueerde bijkantoren of dochterondernemingen, niet wordt belet gegevens door te geven over verdachte transacties binnen dezelfde organisatie, mits zij passende waarborgen toepassen. De betalingsdienstaanbieders van de betaler en van de begunstigde en de intermediaire betalingsdienstaanbieders moeten daarnaast beschikken over passende technische en organisatorische maatregelen voor de bescherming van persoonsgegevens tegen incidenteel verlies, wijziging, ongeoorloofde verspreiding of toegang.

  12. Personen die alleen maar papieren documenten in elektronische gegevens omzetten en die handelen krachtens een overeenkomst met een betalingsdienstaanbieder, en personen die betalingsdienstaanbieders alleen maar een berichtensysteem of andere ondersteuningssystemen voor de overdracht van geldmiddelen of clearing- en afwikkelingssystemen aanbieden, vallen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening.

  13. Geldovermakingen die overeenstemmen met de in artikel 3, punten a) tot en met m), en o), van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad(9) bedoelde diensten vallen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening. Het is ook passend geldovermakingen die een klein risico op witwassen of terrorismefinanciering inhouden, van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. Dergelijke uitsluiting dient van toepassing te zijn op betaalkaarten, elektronischgeldinstrumenten, mobiele telefoons of andere digitale of informatietechnologische (IT) vooruit- of achteraf betaalde toestellen met soortgelijke kenmerken indien zij uitsluitend worden gebruikt voor de aankoop van goederen of diensten en alle transacties vergezeld gaan van het nummer van de kaart, het instrument of het toestel. Het gebruik van een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of een ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken om geldovermakingen tussen personen te verrichten, valt evenwel onder het toepassingsgebied van deze verordening. Voorts dienen opnames bij geldautomaten, betalingen van belastingen, boeten of andere heffingen, geldovermakingen door middel van uitwisseling van afbeeldingen van cheques, waaronder ingehouden cheques, of wissels, en geldovermakingen waarbij de betaler en de begunstigde beiden betalingsdienstaanbieders zijn die voor eigen rekening handelen, van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten.

  14. Om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van de nationale betalingssystemen, en mits het altijd mogelijk is de betaler via de geldovermaking te traceren, moeten de lidstaten bepaalde binnenlandse geldovermakingen van geringe waarde, waaronder elektronische girobetalingen voor de aankoop van goederen of diensten, van het toepassingsgebied van deze verordening kunnen uitsluiten.

  15. Betalingsdienstaanbieders moeten ervoor zorgen dat de informatie over de betaler en de begunstigde niet geheel of gedeeltelijk ontbreekt.

  16. Om de doeltreffendheid van betalingssystemen niet te ondermijnen en ter wille van het evenwicht tussen het risico dat transacties in de clandestiniteit worden gedrongen ten gevolge van al te strikte identificatieverplichtingen enerzijds, en de potentiële terroristische dreiging die van kleine geldovermakingen uitgaat anderzijds, moet de verplichting om de juistheid van de informatie over de betaler of de begunstigde te controleren in geval van geldovermakingen die nog niet geverifieerd zijn, alleen gelden voor individuele geldovermakingen die 1 000 EUR overschrijden, tenzij de overmaking verband lijkt te houden met andere geldovermakingen die tezamen meer dan 1 000 EUR zouden bedragen, de middelen contant dan wel in anoniem elektronisch geld zijn ontvangen of uitbetaald of als er goede redenen zijn om witwassen of terrorismefinanciering te vermoeden.

  17. Voor geldovermakingen die worden geacht te zijn geverifieerd, mogen de betalingsdienstaanbieders niet worden verplicht bij elke geldovermaking gevoegde informatie over de betaler of de begunstigde te controleren, mits de verplichtingen neergelegd in Richtlijn (EU) 2015/849 worden nagekomen.

  18. In de context van de wetgevingshandelingen van de Unie betreffende betalingsdiensten, met name Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad(10), Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad(11) en Richtlijn 2007/64/EG, dient het voldoende te zijn te bepalen dat geldovermakingen binnen de Unie vergezeld gaan van alleen vereenvoudigde informatie, zoals de nummers van de betaalrekeningen of een unieke identificatiecode van de transactie.

  19. Teneinde de autoriteiten voor de bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering in derde landen in staat te stellen de herkomst van de voor deze doeleinden gebruikte geldmiddelen te traceren, dient bij geldovermakingen vanuit de Unie naar buiten de Unie volledige informatie over de betaler en de begunstigde te worden gevoegd. Aan deze autoriteiten mag de toegang tot volledige informatie over de betaler en de begunstigde alleen worden verleend indien deze informatie moet dienen om witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken.

  20. De voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bevoegde autoriteiten van de lidstaten, alsmede de bevoegde justitiële en wetshandhavingsorganen in de lidstaten moeten intensiever samenwerken met elkaar en met de desbetreffende autoriteiten in derde landen, met inbegrip van de ontwikkelingslanden, teneinde de transparantie, het delen van informatie en beste praktijken verder te versterken.

  21. Wat betreft geldovermakingen van een enkele betaler aan meerdere begunstigden die als blok worden verzonden waarin afzonderlijke geldovermakingen vanuit de Unie naar buiten de Unie zijn opgenomen, moet ervoor worden gezorgd dat bij deze afzonderlijke geldovermakingen alleen het betaalrekeningnummer van de betaler of de unieke identificatiecode van de transactie wordt gevoegd, alsook volledige informatie over de begunstigde, mits het batchbestand volledige informatie over de betaler bevat waarvan de juistheid is gecontroleerd, en volledige informatie over de begunstigde die volledig traceerbaar is.

  22. Om te controleren of de vereiste informatie over de betaler en de begunstigde bij de geldovermakingen is gevoegd en om verdachte transacties te helpen opsporen, dienen de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde en de intermediaire betalingsdienstaanbieder te beschikken over doeltreffende procedures waarmee het ontbreken van informatie over de betaler en de begunstigde kan worden vastgesteld. Die procedures dienen onder meer te bestaan in monitoring achteraf of desgevallend monitoring in realtime. De bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat betalingsdienstaanbieders de vereiste informatie over transacties in alle fasen van de betalingsketen bij de elektronische overmaking of het eraan gekoppelde bericht voegen.

  23. Omdat anonieme geldovermakingen een potentiële dreiging van witwassen en terrorismefinanciering inhouden, moeten betalingsdienstaanbieders ertoe worden verplicht informatie over de betaler en de begunstigde op te vragen. Overeenkomstig de door de FATF ontwikkelde op risico gebaseerde aanpak moet worden bepaald welke gebieden hogere en welke gebieden lagere risico's met zich brengen zodat op meer gerichte wijze kan worden opgetreden tegen risico's voor witwassen en terrorismefinanciering. Dienovereenkomstig moeten de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde en de intermediaire betalingsdienstaanbieder voor gevallen waarin de vereiste informatie over de betaler of de begunstigde niet bij de geldovermaking is gevoegd, beschikken over doeltreffende, op risico gebaseerde procedures teneinde hen toe te laten te beslissen of deze overmaking moet worden uitgevoerd, geweigerd of opgeschort en te bepalen welke passende vervolgactie moet worden ondernomen.

  24. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde en de intermediaire betalingsdienstaanbieder moeten op basis van een risicobeoordeling bijzondere waakzaamheid aan de dag leggen wanneer zij tot de bevinding komen dat informatie over de betaler of de begunstigde geheel of gedeeltelijk ontbreekt, en moeten verdachte transacties aan de bevoegde autoriteiten melden overeenkomstig de meldingsplicht als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849 en overeenkomstig de nationale maatregelen ter omzetting van die richtlijn.

  25. De bepalingen inzake geldovermakingen in geval van geheel of gedeeltelijk ontbrekende informatie over de betaler of de begunstigde zijn van toepassing onverminderd eventuele verplichtingen voor betalingsdienstaanbieders en intermediaire betalingsdienstaanbieders om geldovermakingen op te schorten en/of te weigeren die een overtreding van een civiel-, bestuurs- of strafrechtelijke bepaling uitmaken.

  26. Teneinde betalingsdienstaanbieders te helpen doeltreffende procedures in te voeren om gevallen op te sporen waarin zij geldovermakingen ontvangen met geheel of gedeeltelijk ontbrekende informatie over de betaler of de begunstigde, en om follow-upmaatregelen te nemen, dienen de Europese toezichthoudende autoriteiten Europese Bankautoriteit (European Banking Authority — „EBA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(12), Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority — „Eiopa”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(13), en Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Market Authority — „ESMA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(14), richtsnoeren te publiceren.

  27. Om in het kader van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering snel te kunnen optreden, moeten betalingsdienstaanbieders onverwijld reageren wanneer de autoriteiten die bevoegd zijn voor de bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering van de lidstaat waar die betalingsdienstaanbieders gevestigd zijn, om informatie over de betaler en de begunstigde verzoeken.

  28. Het aantal werkdagen in de lidstaat van de betalingsdienstaanbieder van de betaler is bepalend voor het aantal dagen om te reageren op een verzoek om informatie over de betaler.

  29. Aangezien bij een strafrechtelijk onderzoek mogelijk pas maanden of zelfs jaren na de oorspronkelijke geldovermaking kan worden uitgemaakt welke gegevens noodzakelijk zijn of welke personen bij de transactie betrokken zijn, en om toegang te kunnen verkrijgen tot belangrijk bewijsmateriaal voor het strafonderzoek, is het passend van betalingsdienstaanbieders te verlangen dat ze informatie over de betaler en de begunstigde voor een bepaalde termijn bewaren met het oog op het voorkomen, het opsporen en het onderzoeken van witwassen en terrorismefinanciering. Die termijn moet beperkt blijven tot vijf jaar waarna alle persoonsgegevens moeten worden gewist tenzij anders bepaald in het nationale recht. Indien nodig om witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, en na een onderzoek naar de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om de bewaring van de gegevens voor een bijkomende termijn van ten hoogste vijf jaren toe te laten of te verlangen, onverminderd de nationale strafrechtelijke bepalingen betreffende bewijsmateriaal die gelden voor lopende strafrechtelijke onderzoeken en gerechtelijke procedures.

  30. Met het oog op een betere naleving van de voorschriften in deze verordening, en overeenkomstig de Mededeling van de Commissie van 9 december 2010„Het versterken van sanctieregelingen in de financiëledienstensector”, moeten de bevoegde autoriteiten ruimere bevoegdheden krijgen om toezichtmaatregelen te treffen en sancties op te leggen. De lidstaten moeten administratieve sancties en maatregelen invoeren, en, gezien het belang van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, moeten die sancties en maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten de Commissie en het gemengd comité van EBA, Eiopa en ESMA (hierna gezamenlijk aangeduid als de „ESA's” — European Supervisory Authorities daarvan in kennis stellen.

  31. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van hoofdstuk V van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(15).

  32. Een aantal landen en gebieden die niet tot het grondgebied van de Unie behoren, hebben een monetaire unie met of maken deel uit van de valutazone van een lidstaat of hebben een monetaire overeenkomst ondertekend met de Unie, vertegenwoordigd door een lidstaat, en hebben betalingsdienstaanbieders die direct of indirect deelnemen aan de betalings- en afwikkelingssystemen van die lidstaat. Om te vermijden dat de toepassing van deze verordening op geldovermakingen tussen de betrokken lidstaten en deze landen of gebieden een aanzienlijk negatief effect zou hebben op de economie van deze landen en gebieden, moet worden voorzien in de mogelijkheid om dergelijke geldovermakingen als geldovermakingen binnen de betrokken lidstaten te behandelen.

  33. Gelet op het aantal wijzigingen dat ingevolge deze verordening zou moeten worden aangebracht in Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad(16), moet die verordening ter wille van de duidelijkheid worden ingetrokken.

  34. Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en derhalve, vanwege de omvang of de effecten van de maatregel, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag van de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  35. In deze verordening worden de grondrechten in acht genomen en de beginselen nageleefd die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in het bijzonder de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces (artikel 47) en het beginsel ne bis in idem.

  36. Met het oog op de soepele invoering van het regelgevingskader voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, is het passend dat de datum van toepassing van deze verordening samenvalt met de termijn voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849.

  37. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(17) werd geraadpleegd, heeft op 4 juli 2013 een advies uitgebracht(18),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de informatie over de betalers en de begunstigden die, met het oog op het voorkomen, het opsporen en het onderzoeken van witwassen van geld en terrorismefinanciering, bij geldovermakingen in ongeacht welke valuta moet worden gevoegd wanneer ten minste een van de bij de geldovermaking betrokken betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd.

1.

Deze verordening is van toepassing op geldovermakingen in ongeacht welke valuta die worden verzonden of ontvangen door een in de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieder of intermediaire betalingsdienstaanbieder.

2.

Deze verordening is niet van toepassing op de diensten die zijn vermeld onder de punten a) tot en met m), en o), van artikel 3 van Richtlijn 2007/64/EG.

3.

Deze verordening is niet van toepassing op geldovermakingen die worden verricht met een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de kaart, het instrument of het toestel wordt alleen gebruikt voor de betaling van goederen of diensten, en

  2. het nummer van die kaart, dat instrument of dat toestel wordt gevoegd bij alle overmakingen die uit de transactie voortvloeien.

Deze verordening is echter wel van toepassing wanneer een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken wordt gebruikt om geldovermakingen tussen personen te verrichten.

4.

Deze verordening is niet van toepassing op personen die geen andere activiteit verrichten dan het omzetten van papieren documenten in elektronische gegevens en op contractbasis werkzaam zijn voor een betalingsdienstaanbieder, of op personen die geen andere activiteit verrichten dan het aanbieden van berichtensystemen of andere ondersteuningssystemen voor de overmaking van geldmiddelen of clearing- en afwikkelingssystemen aan betalingsdienstaanbieders.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  1. geldovermakingen die inhouden dat de betaler contant geld van zijn betaalrekening haalt;

  2. geldovermakingen aan een overheid voor de betaling van belastingen, boeten of andere heffingen binnen een lidstaat;

  3. geldovermakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde een betalingsdienstaanbieder is die voor eigen rekening handelt;

  4. geldovermakingen die worden verricht door middel van uitwisseling van afbeeldingen van cheques, waaronder ingehouden cheques.

5.

Een lidstaat kan beslissen deze verordening niet toe te passen op geldovermakingen binnen zijn grondgebied naar een betaalrekening van een begunstigde waarop uitsluitend betalingen voor de levering van goederen of de verrichting van diensten kunnen worden gedaan, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is onderworpen aan Richtlijn (EU) 2015/849;

  2. de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is in staat om door middel van een unieke identificatiecode van de transactie, via de begunstigde, de geldovermaking van de persoon die met de begunstigde een overeenkomst heeft voor de levering van goederen of de verrichting van diensten, te traceren;

  3. de geldovermaking bedraagt ten hoogste 1 000 EUR.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1. „terrorismefinanciering” :
    het financieren van terrorisme als omschreven in artikel 1, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849;
    2. „witwassen” :
    de witwasactiviteiten bedoeld in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;
    3. „betaler” :
    een persoon die houder is van een betaalrekening en een geldovermaking vanaf die betaalrekening toestaat, of, bij ontbreken van een betaalrekening, die een opdracht tot geldovermaking geeft;
    4. „begunstigde” :
    een persoon die de beoogde ontvanger van de geldovermaking is;
    5. „betalingsdienstaanbieder” :
    de categorieën betalingsdienstaanbieders, bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG, natuurlijke of rechtspersonen die op grond van artikel 26 van die richtlijn een ontheffing genieten en rechtspersonen die een ontheffing op grond van artikel 9 van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad(19) genieten, die geldovermakingsdiensten verrichten;
    6. „intermediaire betalingsdienstaanbieder” :
    een betalingsdienstaanbieder die niet de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde is en die een geldovermaking ontvangt en overmaakt namens de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde of namens een andere intermediaire betalingsdienstaanbieder;
    7. „betaalrekening” :
    een rekening als omschreven in artikel 4, punt 14), van Richtlijn 2007/64/EG;
    8. „geldmiddelen” :
    geldmiddelen als omschreven in artikel 4, punt 15), van Richtlijn 2007/64/EG;
    9. „geldovermaking” :

    een transactie die namens een betaler ten minste ten dele langs elektronische weg door een betalingsdienstaanbieder wordt verricht met de bedoeling via een betalingsdienstaanbieder geldmiddelen beschikbaar te stellen aan een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn en ongeacht of de betalingsdienstaanbieder van de betaler en die van de begunstigde dezelfde zijn, waaronder inbegrepen:

    1. een overmaking als omschreven in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

    2. een automatische afschrijving als omschreven in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

    3. een binnenlandse of grensoverschrijdende geldtransfer als omschreven in artikel 4, punt 13), van Richtlijn 2007/64/EG;

    4. een overmaking waarbij is gebruikgemaakt van een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken;

    10. „blokovermaking” :
    een bundel van verscheidene afzonderlijke geldovermakingen die zijn samengebracht met het oog op de doorzending ervan;
    11. „unieke identificatiecode van de transactie” :
    een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald overeenkomstig de protocollen van de betalings- en afwikkelingssystemen of berichtensystemen die voor de geldovermaking zijn gebruikt, die het mogelijk maakt de transactie te traceren tot de betaler en de begunstigde;
    12. „een geldovermaking tussen personen” :
    een transactie tussen natuurlijke personen die handelen als consumenten, voor andere doeleinden dan hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de informatie over de betalers en de begunstigden die, met het oog op het voorkomen, het opsporen en het onderzoeken van witwassen van geld en terrorismefinanciering, bij geldovermakingen in ongeacht welke valuta moet worden gevoegd wanneer ten minste een van de bij de geldovermaking betrokken betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op geldovermakingen in ongeacht welke valuta die worden verzonden of ontvangen door een in de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieder of intermediaire betalingsdienstaanbieder.

2.

Deze verordening is niet van toepassing op de diensten die zijn vermeld onder de punten a) tot en met m), en o), van artikel 3 van Richtlijn 2007/64/EG.

3.

Deze verordening is niet van toepassing op geldovermakingen die worden verricht met een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de kaart, het instrument of het toestel wordt alleen gebruikt voor de betaling van goederen of diensten, en

  2. het nummer van die kaart, dat instrument of dat toestel wordt gevoegd bij alle overmakingen die uit de transactie voortvloeien.

Deze verordening is echter wel van toepassing wanneer een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken wordt gebruikt om geldovermakingen tussen personen te verrichten.

4.

Deze verordening is niet van toepassing op personen die geen andere activiteit verrichten dan het omzetten van papieren documenten in elektronische gegevens en op contractbasis werkzaam zijn voor een betalingsdienstaanbieder, of op personen die geen andere activiteit verrichten dan het aanbieden van berichtensystemen of andere ondersteuningssystemen voor de overmaking van geldmiddelen of clearing- en afwikkelingssystemen aan betalingsdienstaanbieders.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  1. geldovermakingen die inhouden dat de betaler contant geld van zijn betaalrekening haalt;

  2. geldovermakingen aan een overheid voor de betaling van belastingen, boeten of andere heffingen binnen een lidstaat;

  3. geldovermakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde een betalingsdienstaanbieder is die voor eigen rekening handelt;

  4. geldovermakingen die worden verricht door middel van uitwisseling van afbeeldingen van cheques, waaronder ingehouden cheques.

5.

Een lidstaat kan beslissen deze verordening niet toe te passen op geldovermakingen binnen zijn grondgebied naar een betaalrekening van een begunstigde waarop uitsluitend betalingen voor de levering van goederen of de verrichting van diensten kunnen worden gedaan, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is onderworpen aan Richtlijn (EU) 2015/849;

  2. de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is in staat om door middel van een unieke identificatiecode van de transactie, via de begunstigde, de geldovermaking van de persoon die met de begunstigde een overeenkomst heeft voor de levering van goederen of de verrichting van diensten, te traceren;

  3. de geldovermaking bedraagt ten hoogste 1 000 EUR.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1. „terrorismefinanciering” :
    het financieren van terrorisme als omschreven in artikel 1, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849;
    2. „witwassen” :
    de witwasactiviteiten bedoeld in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;
    3. „betaler” :
    een persoon die houder is van een betaalrekening en een geldovermaking vanaf die betaalrekening toestaat, of, bij ontbreken van een betaalrekening, die een opdracht tot geldovermaking geeft;
    4. „begunstigde” :
    een persoon die de beoogde ontvanger van de geldovermaking is;
    5. „betalingsdienstaanbieder” :
    de categorieën betalingsdienstaanbieders, bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG, natuurlijke of rechtspersonen die op grond van artikel 26 van die richtlijn een ontheffing genieten en rechtspersonen die een ontheffing op grond van artikel 9 van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad(19) genieten, die geldovermakingsdiensten verrichten;
    6. „intermediaire betalingsdienstaanbieder” :
    een betalingsdienstaanbieder die niet de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde is en die een geldovermaking ontvangt en overmaakt namens de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde of namens een andere intermediaire betalingsdienstaanbieder;
    7. „betaalrekening” :
    een rekening als omschreven in artikel 4, punt 14), van Richtlijn 2007/64/EG;
    8. „geldmiddelen” :
    geldmiddelen als omschreven in artikel 4, punt 15), van Richtlijn 2007/64/EG;
    9. „geldovermaking” :

    een transactie die namens een betaler ten minste ten dele langs elektronische weg door een betalingsdienstaanbieder wordt verricht met de bedoeling via een betalingsdienstaanbieder geldmiddelen beschikbaar te stellen aan een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn en ongeacht of de betalingsdienstaanbieder van de betaler en die van de begunstigde dezelfde zijn, waaronder inbegrepen:

    1. een overmaking als omschreven in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

    2. een automatische afschrijving als omschreven in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

    3. een binnenlandse of grensoverschrijdende geldtransfer als omschreven in artikel 4, punt 13), van Richtlijn 2007/64/EG;

    4. een overmaking waarbij is gebruikgemaakt van een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken;

    10. „blokovermaking” :
    een bundel van verscheidene afzonderlijke geldovermakingen die zijn samengebracht met het oog op de doorzending ervan;
    11. „unieke identificatiecode van de transactie” :
    een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald overeenkomstig de protocollen van de betalings- en afwikkelingssystemen of berichtensystemen die voor de geldovermaking zijn gebruikt, die het mogelijk maakt de transactie te traceren tot de betaler en de begunstigde;
    12. „een geldovermaking tussen personen” :
    een transactie tussen natuurlijke personen die handelen als consumenten, voor andere doeleinden dan hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN BETALINGSDIENSTAANBIEDERS

AFDELING 1 Verplichtingen van de betalingsdienstaanbieder van de betaler

Artikel 4 Bij geldovermakingen te voegen informatie

Artikel 5 Geldovermakingen binnen de Unie

Artikel 6 Geldovermakingen naar buiten de Unie

AFDELING 2 Verplichtingen van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde

Artikel 7 Opsporing van ontbrekende informatie over de betaler of de begunstigde

Artikel 8 Geldovermakingen met ontbrekende of onvolledige informatie over betaler of begunstigde

Artikel 9 Beoordeling en melding

AFDELING 3 Verplichtingen van intermediaire betalingsdienstaanbieders

Artikel 10 Het bewaren van de informatie over de betaler en de begunstigde die bij de overmaking is gevoegd

Artikel 11 Opsporing van ontbrekende informatie over betaler of begunstigde

Artikel 12 Geldovermakingen met ontbrekende informatie over betaler of begunstigde

Artikel 13 Beoordeling en melding

HOOFDSTUK III INFORMATIE, GEGEVENSBESCHERMING EN BEWAREN VAN INFORMATIE

Artikel 14 Informatieverstrekking

Artikel 15 Gegevensbescherming

Artikel 16 Bewaren van informatie

HOOFDSTUK IV SANCTIES EN TOEZICHT

Artikel 17 Administratieve sancties en maatregelen

Artikel 18 Specifieke bepalingen

Artikel 19 Bekendmaking van sancties

Artikel 20 Toepassing van sancties en maatregelen door bevoegde autoriteiten

Artikel 21 Melding van inbreuken

Artikel 22 Toezicht

HOOFDSTUK V UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN

Artikel 23 Comitéprocedure

HOOFDSTUK VI AFWIJKINGEN

Artikel 24 Overeenkomsten met landen en gebieden die niet tot het grondgebied van de Unie behoren

Artikel 25 Richtsnoeren voor de uitvoering

HOOFDSTUK VII SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006

Artikel 27 Inwerkingtreding

BIJLAGE