Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
De prijsstelling van veel financiële instrumenten en financiële overeenkomsten is afhankelijk van de nauwkeurigheid en integriteit van benchmarks. Ernstige gevallen van manipulatie van rentevoetbenchmarks, zoals Libor en Euribor, evenals beschuldigingen dat energie-, olie- en valutawisselingsbenchmarks zijn gemanipuleerd, tonen aan dat benchmarks kunnen blootstaan aan belangenconflicten. Het gebruik van discretionaire en zwakke governanceregelingen verhogen de vatbaarheid van benchmarks voor manipulatie. Tekortkomingen in of twijfels over de nauwkeurigheid en integriteit van als benchmarks gebruikte indices kunnen het vertrouwen in de markt ondermijnen, kunnen leiden tot verliezen bij consumenten en beleggers en kunnen de reële economie verstoren. Om die reden is het noodzakelijk om de nauwkeurigheid, degelijkheid en integriteit van benchmarks en het benchmarkvaststellingsproces te waarborgen.
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(4) bevat bepaalde vereisten met betrekking tot de betrouwbaarheid van benchmarks die worden gebruikt voor de prijsstelling van een genoteerd financieel instrument. Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad(5) bevat bepaalde vereisten voor benchmarks die worden gebruikt door uitgevende instellingen. Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad(6) bevat bepaalde vereisten voor het gebruik van benchmarks door instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's). Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad(7) bevat een aantal bepalingen die manipulatie verbieden van benchmarks die worden gebruikt voor energieproducten in de groothandel. Die wetgevende handelingen hebben echter slechts betrekking op bepaalde aspecten van bepaalde benchmarks en pakken niet alle zwakke punten aan in het vaststellingsproces van alle benchmarks, noch hebben zij betrekking op alle wijzen van gebruik van financiële benchmarks in de financiële sector.
Benchmarks zijn van cruciaal belang voor de prijsstelling van grensoverschrijdende transacties en bevorderen zo de goede werking van de interne markt voor een veelheid aan financiële instrumenten en diensten. Veel benchmarks die als referentie worden gebruikt in financiële overeenkomsten, in het bijzonder hypotheken, worden aangeboden in één lidstaat, maar gebruikt door kredietinstellingen en consumenten in andere lidstaten. Daarnaast dekken die kredietinstellingen hun risico's vaak af of verkrijgen zij financiering voor de gunning van die financiële overeenkomsten op de grensoverschrijdende interbancaire markt. Slechts enkele lidstaten hebben nationale regels vastgesteld over benchmarks, maar hun respectieve rechtskaders over benchmarks laten reeds verschillen zien wat bepaalde aspecten betreft, zoals het toepassingsgebied. Bovendien heeft de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) op 17 juli 2013 overeenstemming bereikt over beginselen inzake financiële benchmarks („IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks”) en op 5 oktober 2012 over beginselen voor bureaus voor olieprijsnoteringen („IOSCO-beginselen voor PRA's”) (tezamen: „de IOSCO-beginselen”), en aangezien die beginselen een bepaalde flexibiliteit toestaan wat betreft het precieze toepassingsgebied en de wijze van uitvoering, zullen de lidstaten geneigd zijn nationale regels vast te stellen waarin deze beginselen op uiteenlopende wijze ten uitvoer worden gelegd.
Die uiteenlopende benaderingen zouden leiden tot versnippering van de interne markt, aangezien beheerders en gebruikers van benchmarks in verschillende lidstaten aan verschillende regels zouden worden onderworpen. Bijgevolg zouden benchmarks die in één lidstaat worden aangeboden, mogelijk niet kunnen worden gebruikt in andere lidstaten. Bij gebrek aan een geharmoniseerd kader om de nauwkeurigheid en integriteit van benchmarks die worden gebruikt in financiële instrumenten en financiële overeenkomsten in de Unie, te waarborgen, of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, is het derhalve waarschijnlijk dat verschillen tussen de regelingen van de lidstaten belemmeringen zullen vormen voor de goede werking van de interne markt wat het aanbieden van benchmarks betreft.
De Unieregels over consumentenbescherming bestrijken niet de specifieke kwestie van adequate informatie over benchmarks in financiële overeenkomsten. Als gevolg van klachten en geschillen van consumenten over het gebruik van benchmarks in verschillende lidstaten, is het waarschijnlijk dat op nationaal niveau uiteenlopende voorschriften worden vastgesteld, die ingegeven zijn door legitieme overwegingen van consumentenbescherming, hetgeen kan leiden tot versnippering van de interne markt als gevolg van uiteenlopende mededingingsvoorwaarden die verbonden zijn met verschillende niveaus van consumentenbescherming.
Om de juiste werking van de interne markt te garanderen en de omstandigheden van die werking te verbeteren, in het bijzonder met betrekking tot financiële markten, en om een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming te waarborgen, is het dan ook passend om op Unieniveau een regelgevend kader vast te stellen voor benchmarks.
Het is passend en noodzakelijk dat dat kader de vorm heeft van een verordening, om ervoor te zorgen dat de bepalingen die directe verplichtingen opleggen aan personen die betrokken zijn bij het aanbieden van, gegevens aanleveren voor en gebruiken van benchmarks, op uniforme wijze in de gehele Unie worden toegepast. Aangezien een rechtskader voor het aanbieden van benchmarks noodzakelijkerwijs maatregelen impliceert die nauwkeurige vereisten bevatten met betrekking tot de aspecten die met het aanbieden van benchmarks samenhangen, kunnen zelfs kleine verschillen in de benadering van een van die aspecten leiden tot aanzienlijke belemmeringen voor het grensoverschrijdend aanbieden van benchmarks. Daarom zou het gebruik van een verordening, die rechtstreeks toepasselijk is, de bevoegde autoriteiten op nationaal niveau minder mogelijkheden mogen bieden om uiteenlopende maatregelen te nemen, te zorgen voor een consistente aanpak en voor meer rechtszekerheid, en aanzienlijke belemmeringen voor het grensoverschrijdend aanbieden van benchmarks te voorkomen.
Het toepassingsgebied van deze verordening moet zo breed zijn als nodig is om een preventief regelgevend kader te vormen. Het aanbieden van benchmarks impliceert keuzevrijheid bij de vaststelling ervan en is inherent blootgesteld aan bepaalde soorten belangenconflicten, hetgeen betekent dat er mogelijkheden en stimulansen zijn om benchmarks te manipuleren. Alle benchmarks hebben die risicofactoren gemeen en moeten worden onderworpen aan adequate voorschriften inzake governance en controle. De omvang van de risico's varieert echter, waardoor steeds voor een op de specifieke situatie toegesneden benadering moet worden gekozen. Aangezien de vatbaarheid en het belang van een benchmark variëren in de tijd, zou een beperking van het toepassingsgebied tot indices die thans belangrijk of vatbaar zijn, geen oplossing bieden voor de risico's die benchmarks in de toekomst kunnen vormen. Meer bepaald kunnen benchmarks die momenteel niet op grote schaal worden gebruikt, in de toekomst meer worden gebruikt zodat zelfs een kleine manipulatie ervan grote gevolgen kan hebben.
Het cruciale element om het toepassingsgebied van deze verordening te bepalen, is de vraag of de outputwaarde van de benchmark de waarde van een financieel instrument of van een financiële overeenkomst bepaalt of de prestatie van een beleggingsfonds meet. Derhalve mag het toepassingsgebied niet afhangen van de aard van de inputgegevens. Benchmarks die worden berekend aan de hand van economische inputgegevens, zoals de aandelenkoersen en niet-economische cijfers of waarden zoals meteorologische parameters, moeten er dus onder vallen. Het kader waarin deze verordening voorziet, moet tevens een groot aantal benchmarks erkennen en de verschillende effecten die zij hebben op de financiële stabiliteit en de reële economie. Deze verordening moet ook een evenredig antwoord bieden op de risico's die andere benchmarks vormen. Deze verordening moet derhalve van toepassing zijn op benchmarks die worden gebruikt voor de prijsstelling van op gereglementeerde markten genoteerde of verhandelde financiële instrumenten.
Een groot aantal consumenten is partij bij financiële overeenkomsten, in het bijzonder overeenkomsten voor consumentenkrediet met een hypothecaire zekerstelling, waarin wordt verwezen naar benchmarks die onderworpen zijn aan dezelfde risico's. Deze verordening moet om die reden van toepassing zijn op kredietovereenkomsten zoals omschreven in Richtlijnen 2008/48/EG(8) en 2014/17/EU(9) van het Europees Parlement en de Raad.
Veel beleggingsindices brengen aanzienlijke belangenconflicten met zich en worden gebruikt voor de meting van de prestaties van een fonds zoals een icbe-fonds. Sommige van die benchmarks worden bekendgemaakt en andere worden, gratis of tegen betaling, ter beschikking gesteld van het publiek of een deel van het publiek en de manipulatie ervan kan negatieve gevolgen hebben voor beleggers. Deze verordening moet derhalve betrekking hebben op de indices of referentiepercentages die worden gebruikt om de prestaties van een beleggingsfonds te meten.
Alle contribuanten van inputgegevens voor benchmarks kunnen keuzevrijheid uitoefenen en kunnen zich potentieel in een situatie van belangenconflict bevinden en dus een bron van manipulatie zijn. Gegevens aanleveren voor een benchmark is een vrijwillige activiteit. Indien een initiatief van contribuanten een significante wijziging in hun bedrijfsmodellen vereist, kunnen zij ophouden gegevens aan te leveren. Voor entiteiten die reeds aan reglementering en toezicht zijn onderworpen, zal het opleggen van behoorlijke governance en controlesystemen echter naar verwachting niet leiden tot aanzienlijke kosten of onevenredige administratieve lasten. Daarom worden bij deze verordening bepaalde verplichtingen opgelegd aan onder toezicht staande contribuanten. Wanneer een benchmark wordt vastgesteld op basis van onmiddellijk beschikbare gegevens, mag de bron van de gegevens niet als contribuant worden beschouwd.
Financiële benchmarks worden niet enkel gebruikt bij de afgifte en vervaardiging van financiële instrumenten en overeenkomsten. De financiële industrie vertrouwt eveneens op benchmarks om de prestaties van beleggingsfondsen te meten, teneinde het rendement te monitoren, de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen. Een bepaalde benchmark kan direct worden gebruikt als referentie in financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, dan wel indirect binnen een combinatie van benchmarks. In het laatste geval komt de vaststelling en evaluatie van het gewicht dat aan de diverse indices binnen een combinatie wordt toegekend voor het bepalen van de uitbetaling of de waarde van een financieel instrument of een financiële overeenkomst, of voor het meten van de prestaties van een beleggingsfonds, neer op gebruik, aangezien een dergelijke activiteit, in tegenstelling tot de activiteit van het aanbieden van benchmarks, geen keuzevrijheid inhoudt. Het bezit van financiële instrumenten die naar een bepaalde benchmark verwijzen, wordt niet als gebruik van de benchmark beschouwd.
Centrale banken voldoen reeds aan beginselen, normen en procedures die waarborgen dat zij hun activiteiten integer en op onafhankelijke wijze uitoefenen. Daarom is het niet nodig centrale banken aan deze verordening te onderwerpen. Indien centrale banken benchmarks aanbieden, met name wanneer die benchmarks bedoeld zijn voor transactiedoeleinden, is het hun verantwoordelijkheid om passende interne procedures in te stellen om de nauwkeurigheid, integriteit, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van die benchmarks te waarborgen, in het bijzonder met betrekking tot transparantie van governance en berekeningsmethode.
Voorts dienen overheidsinstanties, waaronder nationale statistische diensten, niet onder deze verordening te vallen voor zover zij gegevens voor benchmarks aanleveren, benchmarks aanbieden of controle hebben over het aanbieden van benchmarks voor overheidsbeleid, met inbegrip van maatregelen voor werkgelegenheid, economische activiteit en inflatie.
Een beheerder is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de controle heeft over het aanbieden van een benchmark en met name de regelingen voor het vaststellen van de benchmark beheert, de inputgegevens verzamelt en analyseert, de benchmark vaststelt en deze publiceert. Een beheerder moet een of meer van die taken, waaronder de berekening of publicatie van de benchmark, of andere relevante diensten en activiteiten bij het aanbieden van benchmarks kunnen uitbesteden aan een derde. Degene die slechts een benchmark publiceert of ernaar verwijst in het kader van zijn journalistieke activiteiten, maar geen controle heeft over de aanbieding van die benchmark, mag echter niet worden onderworpen aan de vereisten die deze verordening aan beheerders oplegt.
Een index wordt berekend aan de hand van een formule of een andere soort methodologie op basis van onderliggende waarden. Bij het opstellen van deze formule, de uitvoering van de berekening en de bepaling van de inputgegevens bestaat een keuzevrijheid die een risico op manipulatie meebrengt. Om die reden moeten alle benchmarks die deze keuzevrijheid in zich dragen, binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
Wanneer echter een enkele prijs of waarde wordt gebruikt als referentie voor een financieel instrument, bijvoorbeeld wanneer de prijs van één effect de referentieprijs is voor een optie of future, is er geen sprake van berekening, inputgegevens of keuzevrijheid. Daarom dienen referentieprijzen met een enkele prijs of een enkele waarde voor de toepassing van deze verordening niet als benchmarks te worden beschouwd.
Referentieprijzen of vereffeningsprijzen die worden samengesteld door centrale tegenpartijen (CTP's) mogen niet worden beschouwd als benchmarks omdat zij worden gebruikt voor de bepaling van vereffening, winsten en risicobeheer en dus niet worden gebruikt om het overeenkomstig een financieel instrument te betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument te bepalen.
De aanbieding van debetrentevoeten dient voor de toepassing van deze verordening niet te worden beschouwd als de aanbieding van benchmarks. Een door een kredietgever aangeboden debetrentevoet wordt ofwel vastgesteld bij intern besluit ofwel berekend als een spread of mark-up op een index (bijvoorbeeld Euribor). In het eerste geval is de kredietgever voor activiteiten met betrekking tot financiële overeenkomsten die de kredietgever met zijn eigen klanten heeft gesloten, van deze verordening vrijgesteld, terwijl in het laatste geval de kredietgever enkel een gebruiker is van een benchmark.
Om de integriteit van benchmarks te waarborgen, moeten benchmarkbeheerders verplicht worden om passende governanceregelingen te treffen om belangenconflicten te beheersen en om het vertrouwen in de integriteit van benchmarks te beschermen. Zelfs wanneer zij doeltreffend worden beheerst, hebben de meeste beheerders te maken met een vorm van belangenconflicten en zou het kunnen dat zij oordelen moeten vormen en besluiten nemen die van invloed zijn op een diverse groep belanghebbenden. Daarom is het belangrijk dat beheerders een integer werkende functie hebben om toe te zien op de tenuitvoerlegging en doeltreffendheid van de governanceregelingen die in effectief toezicht voorzien.
De manipulatie of onbetrouwbaarheid van benchmarks kan beleggers en consumenten schade berokkenen. Deze verordening moet dan ook een kader opzetten voor het bewaren van gegevens door beheerders en contribuanten en voor het bieden van transparantie over het doel van een benchmark en methodologie, hetgeen bevorderlijk is voor een efficiëntere en eerlijkere oplossing van eventuele claims overeenkomstig het nationaal recht of het recht van de Unie.
Voor controle en de doeltreffende handhaving van deze verordening zijn ex-postanalyse en onderbouwing noodzakelijk. Deze verordening moet dan ook voorschriften vaststellen voor het passend bijhouden van registers door benchmarkbeheerders met betrekking tot het opstellen van de benchmark voor een voldoende lange tijdsperiode. De realiteit die een benchmark beoogt te meten en de omgeving waarin deze wordt gemeten, zullen in de loop der tijd waarschijnlijk veranderen. Daarom is het noodzakelijk dat het proces en de methodologie van het aanbieden van benchmarks periodiek worden geëvalueerd om tekortkomingen en eventuele verbeteringen vast te stellen. Gebreken bij het aanbieden van benchmarks kunnen invloed hebben op veel belanghebbenden en zij kunnen helpen bij het vaststellen van deze tekortkomingen. Daarom moet deze verordening een kader omvatten voor de invoering door benchmarkbeheerders van een onafhankelijke klachtenprocedure, teneinde belanghebbenden in staat te stellen klachten bij de benchmarkbeheerder te melden en ervoor te zorgen dat de benchmarkbeheerder de gronden van een klacht op objectieve wijze beoordeelt.
Voor de aanbieding van benchmarks worden belangrijke taken vaak uitbesteed, zoals de berekening van de benchmark, de verzameling van inputgegevens en de verspreiding van de benchmark. Om de doeltreffendheid van de governanceregelingen te waarborgen, moet ervoor worden gezorgd dat die uitbesteding benchmarkbeheerders niet van hun verplichtingen en verantwoordelijkheden ontheft en zodanig wordt uitgevoerd dat er geen invloed wordt uitgeoefend op het vermogen van beheerders om te voldoen aan hun verplichtingen of verantwoordelijkheden, noch op de bekwaamheid van de relevante bevoegde autoriteit om daarop toezicht te houden.
De benchmarkbeheerder is de centrale ontvanger van inputgegevens en is in staat om de integriteit en nauwkeurigheid van inputgegevens op consistente wijze te beoordelen. Daarom moet deze verordening van beheerders eisen dat zij bepaalde maatregelen, waaronder maatregelen tot wijziging van de inputgegevens, de contribuanten of de methodologie dan wel tot stopzetting van de aanbieding van die benchmark, nemen wanneer een beheerder van mening is dat inputgegevens niet representatief zijn voor de markt of de economische realiteit die een benchmark beoogt te meten. Voorts moet een beheerder, als onderdeel van zijn toezichtkader, maatregelen nemen, in voorkomend geval met inbegrip van historische vergelijking, om indien mogelijk inputgegevens voor de publicatie van de benchmark te monitoren en na de publicatie te valideren.
Eventuele keuzevrijheid die kan worden uitgeoefend bij het aanleveren van inputgegevens, creëert de mogelijkheid om een benchmark te manipuleren. Wanneer de inputgegevens bestaan uit op transacties gebaseerde gegevens, is er minder keuzevrijheid en wordt derhalve de mogelijkheid tot manipulatie van de gegevens verminderd. Als algemene regel moeten benchmarkbeheerders daarom, waar mogelijk, gebruikmaken van werkelijke transactiegebaseerde inputgegevens, terwijl andere gegevens kunnen worden gebruikt indien de transactiegegevens niet volstaan of ongeschikt zijn om de integriteit en nauwkeurigheid van de benchmark te waarborgen.
De nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van een benchmark bij het meten van de economische realiteit die deze zou moeten bijhouden, zijn afhankelijk van de gebruikte methodologie en inputgegevens. Daarom is het noodzakelijk om een transparante methodologie vast te stellen die de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de benchmark waarborgt. Die transparantie houdt niet in dat de formule die toegepast wordt voor de vaststelling van een bepaalde benchmark moet worden gepubliceerd, maar veeleer dat die elementen worden bekendgemaakt op grond waarvan belanghebbenden kunnen begrijpen waaruit de benchmark is afgeleid en de representativiteit, relevantie en geschiktheid daarvan voor het bestemde gebruik kunnen beoordelen.
Het kan noodzakelijk worden om de methodologie te wijzigen om ervoor te zorgen dat de benchmark nauwkeurig blijft, maar eventuele veranderingen in de methodologie hebben gevolgen voor gebruikers en belanghebbenden van de benchmark. Daarom moet worden aangegeven welke procedures moeten worden gevolgd bij de wijziging van de benchmarkmethodologie, met inbegrip van de noodzaak tot raadpleging, zodat gebruikers en belanghebbenden in het licht van die wijzigingen de benodigde maatregelen kunnen nemen of de beheerder op de hoogte kunnen brengen van eventuele bezorgdheid over die wijzigingen.
Werknemers van de beheerder kunnen mogelijke inbreuken op deze verordening of mogelijke zwakke punten vaststellen die kunnen leiden tot manipulatie of pogingen tot manipulatie. Daarom moet deze verordening een kader bieden om werknemers in staat te stellen op vertrouwelijke wijze beheerders in te lichten over mogelijke inbreuken op deze verordening.
De integriteit en nauwkeurigheid van benchmarks is afhankelijk van de integriteit en nauwkeurigheid van de inputgegevens die door contribuanten worden aangeleverd. Het is van essentieel belang dat de verplichtingen van contribuanten met betrekking tot die inputgegevens duidelijk zijn gespecificeerd, dat kan worden uitgegaan van naleving van die verplichtingen en dat de verplichtingen stroken met de controles en methodologie van de benchmarkbeheerder. Daarom is het noodzakelijk dat de benchmarkbeheerder een gedragscode opstelt waarin die verplichtingen en de verantwoordelijkheden van de contribuanten ten aanzien van het aanleveren van inputgegevens zijn opgenomen. De beheerder moet zich ervan vergewissen dat contribuanten de gedragscode naleven. In geval van in derde landen gevestigde contribuanten dient de beheerder hiervoor zo veel mogelijk te zorgen.
Contribuanten kunnen worden geconfronteerd met belangenconflicten en kunnen keuzevrijheid uitoefenen bij de vaststelling van inputgegevens. Daarom is het van belang dat contribuanten onderworpen zijn aan governanceregelingen om te waarborgen dat die belangenconflicten worden beheerst en dat de inputgegevens nauwkeurig zijn, stroken met de vereisten van de beheerder en kunnen worden gevalideerd.
Veel benchmarks worden vastgesteld met behulp van een formule die gebruikmaakt van inputgegevens die afkomstig zijn van de volgende entiteiten: handelsplatformen, goedgekeurde publicatieregelingen, verstrekkers van een „consolidated tape”, erkende rapporteringsmechanismen, energiebeurzen of veilingplatformen voor emissierechten. In bepaalde gevallen is de verzameling van gegevens uitbesteed aan een dienstverlener die de gegevens volledig en direct ontvangt van die entiteiten. In die gevallen waarborgen bestaande reglementering en toezicht de integriteit en transparantie van de inputgegevens en voorzien zij in governancevereisten en procedures voor de melding van inbreuken. Daarom zijn die benchmarks minder vatbaar voor manipulatie, zijn zij onderworpen aan onafhankelijke controles en worden de betrokken beheerders dienovereenkomstig vrijgesteld van bepaalde in deze verordening neergelegde verplichtingen.
Verschillende typen benchmarks en verschillende benchmarksectoren hebben verschillende kenmerken, zwakke punten en risico's. De bepalingen van deze verordening moeten nader worden gespecificeerd voor specifieke benchmarksectoren en -typen. Rentevoetbenchmarks zijn benchmarks die een belangrijke rol spelen bij de overdracht van monetair beleid, zodat het noodzakelijk is om in deze verordening specifieke bepalingen op te nemen voor die benchmarks.
Fysieke grondstoffenmarkten hebben unieke kenmerken waarmee rekening moet worden gehouden. Grondstoffenbenchmarks worden vaak gebruikt en kunnen sectorspecifieke eigenschappen vertonen, zodat het noodzakelijk is om in deze verordening specifieke bepalingen op te nemen voor die benchmarks. Bepaalde grondstoffenbenchmarks zijn vrijgesteld van deze verordening, maar dienen toch te voldoen aan de toepasselijke IOSCO-beginselen. Grondstoffenbenchmarks kunnen cruciaal worden aangezien de regeling niet beperkt is tot benchmarks die gebaseerd zijn op indieningen van contribuanten die voor het merendeel onder toezicht staande entiteiten zijn. De voorschriften van deze verordening betreffende verplicht aanleveren en colleges zijn niet van toepassing op cruciale grondstoffenbenchmarks die onder bijlage II vallen.
Het falen van cruciale benchmarks kan gevolgen hebben voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en bedrijven in de lidstaten. Die potentieel destabiliserende effecten van het onjuist functioneren van cruciale benchmarks kunnen zich in een of meer lidstaten doen gevoelen. Het is dan ook noodzakelijk dat deze verordening zorgt voor een procedure voor het vaststellen van die benchmarks die als cruciaal moeten worden beschouwd en dat aanvullende vereisten van toepassing zijn om de integriteit en degelijkheid van dergelijke benchmarks te waarborgen.
Het cruciale karakter van een benchmark kan worden vastgesteld met gebruikmaking van een kwantitatief criterium of een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve criteria. Voorts, ingeval een benchmark niet voldoet aan de betreffende kwantitatieve drempel, kan deze benchmark niettemin als cruciaal worden erkend indien er geen of zeer weinig marktgestuurde vervangers voor zijn en het bestaan en de nauwkeurigheid ervan van belang zijn voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit of de consumentenbescherming in een of meer lidstaten, en indien alle relevante bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een dergelijke benchmark moet worden erkend als cruciaal. Indien de relevante bevoegde autoriteiten niet tot overeenstemming komen, is de beslissing van de bevoegde autoriteit van de beheerder over het al dan niet als cruciaal erkennen van een dergelijke benchmark, doorslaggevend. In dat geval moet de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(10), een advies kunnen publiceren met betrekking tot de beoordeling van de bevoegde autoriteit van de beheerder. Voorts kan een bevoegde autoriteit op basis van bepaalde kwalitatieve criteria een benchmark als cruciaal aanwijzen indien de beheerder en het merendeel van de contribuanten aan de benchmark in haar lidstaat zijn gevestigd. Alle cruciale benchmarks moeten worden opgenomen in een bij uitvoeringshandeling van de Commissie vastgestelde lijst, die stelselmatig wordt geëvalueerd en bijgewerkt.
De stopzetting door een beheerder van het beheer van een cruciale benchmark kan de ongeldigheid van financiële overeenkomsten of financiële instrumenten tot gevolg hebben, tot verliezen leiden voor consumenten en beleggers en invloed hebben op de financiële stabiliteit. Om het bestaan van de betrokken benchmark te waarborgen, is het daarom noodzakelijk een bevoegdheid op te nemen voor de relevante bevoegde autoriteit om het beheer van cruciale benchmarks op te leggen. Ingeval een beheerder van cruciale benchmarks in een insolventieprocedure is verwikkeld, moet de bevoegde autoriteit voor de bevoegde rechterlijke instantie een beoordeling verrichten van de vraag of en hoe de cruciale benchmark op ordelijke wijze kan overgaan naar een nieuwe beheerder dan wel niet langer kan worden aangeboden.
Onverminderd de toepassing van het mededingingsrecht van de Unie en de mogelijkheid voor de lidstaten om maatregelen te treffen die naleving vereenvoudigen, is het noodzakelijk om beheerders van cruciale benchmarks, waaronder cruciale grondstoffenbenchmarks, te verplichten de nodige stappen te zetten om ervoor te zorgen dat licenties voor en informatie betreffende de benchmarks aan alle gebruikers op een eerlijke, redelijke, transparante en niet-discriminerende wijze worden geleverd.
Contribuanten die het aanleveren van inputgegevens voor cruciale benchmarks staken, kunnen de geloofwaardigheid van die benchmarks ondermijnen, aangezien het vermogen van die benchmarks om de onderliggende markt of de economische realiteit te meten daardoor zou worden aangetast. Bijgevolg moet worden voorzien in een bevoegdheid voor de relevante bevoegde autoriteit om onder toezicht staande entiteiten het aanleveren van gegevens op te leggen, teneinde de geloofwaardigheid van de betrokken benchmarks te waarborgen. Het verplicht aanleveren van inputgegevens is niet bedoeld om onder toezicht staande entiteiten te verplichten tot deelname aan, of tot toezegging tot deelname aan, transacties.
Gezien het bestaan van een grote verscheidenheid aan typen en omvang van benchmarks is het van belang om evenredigheid in deze verordening op te nemen en buitensporige administratieve lasten te voorkomen voor beheerders van benchmarks waarvan de stopzetting een mindere bedreiging vormt voor het bredere financiële stelsel. Derhalve moeten, naast de regeling voor cruciale benchmarks, twee verschillende regelingen worden ingevoerd: een regeling voor significante benchmarks en een regeling voor niet-significante benchmarks.
Beheerders van significante benchmarks zouden moeten kunnen kiezen om een beperkt aantal gedetailleerde voorschriften van deze verordening niet toe te passen. Bevoegde autoriteiten dienen echter het recht te behouden om de toepassing van die voorschriften te eisen, in overeenstemming met in deze verordening opgenomen criteria. Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die van toepassing zijn op beheerders van significante benchmarks, moeten naar behoren rekening houden met het evenredigheidsbeginsel en erop gericht zijn, waar mogelijk, de administratieve lasten te voorkomen.
Beheerders van niet-significante benchmarks vallen onder een minder gedetailleerde regeling op grond waarvan zij moeten kunnen kiezen om sommige voorschriften van deze verordening niet toe te passen. In dat geval moet de betrokken beheerder in een te publiceren en aan de bevoegde autoriteiten van de beheerder te verstrekken nalevingsverklaring toelichten waarom het passend is deze voorschriften niet toe te passen. Die bevoegde autoriteit moet de nalevingsverklaring evalueren en moet om aanvullende informatie kunnen verzoeken of wijzigingen kunnen vereisen teneinde naleving van deze verordening te waarborgen. Niet-significante benchmarks zouden weliswaar nog steeds vatbaar voor manipulatie kunnen zijn, maar ze zijn gemakkelijker te vervangen; transparantie moet dan ook het belangrijkste hulpmiddel zijn voor marktdeelnemers om geïnformeerde keuzes te maken tussen te gebruiken benchmarks. Om die reden mogen de gedelegeerde handelingen in titel II niet van toepassing zijn op beheerders van niet-significante benchmarks.
Om benchmarkgebruikers in staat te stellen passend te kiezen tussen de benchmarks, en de risico's van benchmarks te begrijpen, moeten zij op de hoogte zijn van wat de benchmark beoogt te meten en van de vatbaarheid ervan voor manipulatie. Derhalve moet de benchmarkbeheerder een benchmarkverklaring bekendmaken waarin die elementen worden vermeld. Om uniforme toepassing te waarborgen en te zorgen voor een redelijke lengte van benchmarkverklaringen die tegelijkertijd gericht zijn op het verstrekken van belangrijke, voor gebruikers gemakkelijk toegankelijke informatie, moet ESMA nader specificeren waaraan de inhoud van de benchmarkverklaringen moet voldoen, met een gepast onderscheid tussen de verschillende soorten en kenmerken van de benchmarks en de beheerders daarvan.
Deze verordening moet rekening houden met de IOSCO-beginselen die fungeren als wereldwijde normen voor regelgevingsvereisten voor benchmarks. Om de bescherming van beleggers te waarborgen, moet als overkoepelend beginsel gelden dat toezicht en regulering in een derde land gelijk moeten staan aan toezicht en regulering van benchmarks in de Unie. Daarom kunnen uit dat derde land afkomstige benchmarks door onder toezicht staande entiteiten in de Unie worden gebruikt wanneer de Commissie bij besluit heeft vastgesteld dat de regeling in het derde land gelijkwaardig is. Bevoegde autoriteiten moeten in dergelijke omstandigheden een samenwerkingsregeling sluiten met toezichthoudende instanties in derde landen. ESMA moet de ontwikkeling coördineren van dergelijke samenwerkingsregelingen evenals de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van informatie die afkomstig is uit derde landen. Om negatieve gevolgen van een mogelijke abrupte stopzetting van het gebruik van benchmarks in de Unie te voorkomen, stelt deze verordening echter enkele andere mechanismen vast (met name erkenning en bekrachtiging), op grond waarvan uit derde landen afkomstige benchmarks kunnen worden gebruikt door onder toezicht staande entiteiten in de Unie.
Deze verordening voert ook een procedure in voor de erkenning van in een derde land gevestigde beheerders door de bevoegde autoriteit van de referentielidstaat. Erkenning moet worden verleend aan beheerders die aan de voorschriften van deze verordening voldoen. Gezien de erkende rol van de IOSCO-beginselen als een wereldwijde norm voor het aanbieden van benchmarks, moet de bevoegde autoriteit van de referentielidstaat een erkenning kunnen verlenen aan beheerders die de IOSCO-beginselen toepassen. Hiertoe moet de bevoegde autoriteit een beoordeling verrichten van de toepassing van de IOSCO-beginselen door een specifieke beheerder en bepalen of deze toepassing voor de betrokken beheerder gelijkstaat met de naleving van de verschillende voorschriften van deze verordening, en houdt daarbij rekening met de bijzondere kenmerken van de erkenningsregeling in vergelijking met de gelijkwaardigheidsregeling.
Deze verordening voert ook een bekrachtigingsregeling in die het in de Unie gevestigde beheerders of onder toezicht staande entiteiten onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt om uit een derde land afkomstige benchmarks te bekrachtigen en in de Unie te gebruiken. Hiertoe moet de bevoegde autoriteit rekening houden met het feit of in het geval van de te bekrachtigen benchmark de naleving van de IOSCO-beginselen gelijkstaat met naleving van deze verordening, waarbij wordt gelet op de bijzondere kenmerken van de bekrachtigingsregeling in vergelijking met de gelijkwaardigheidsregeling. Een beheerder of een onder toezicht staande entiteit die een uit een derde land afkomstige benchmark heeft bekrachtigd, moet de volledige verantwoordelijkheid dragen voor dergelijke bekrachtigde benchmarks en voor de naleving van de desbetreffende voorwaarden in deze verordening.
Alle benchmarkbeheerders kunnen keuzevrijheid uitoefenen, kunnen zich in een situatie van belangenconflict bevinden en kunnen over inadequate governance- en controlesystemen beschikken. Aangezien beheerders de controle uitoefenen over het benchmarkvaststellingsproces, is het opleggen van een vergunning of registratie voor en toezicht op beheerders de doeltreffendste manier om de integriteit van benchmarks te waarborgen.
Bepaalde beheerders moeten een vergunning krijgen bij en onder het toezicht staan van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de betrokken beheerder is gevestigd. Reeds onder toezicht staande entiteiten die andere financiële benchmarks dan cruciale benchmarks aanbieden, moeten voor de toepassing van deze verordening worden geregistreerd door en onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit. Entiteiten die enkel indices aanbieden die niet-significante benchmarks uitmaken, moeten ook door de relevante bevoegde autoriteit worden geregistreerd. Vergunningverlening en registratie moeten verschillende procedures zijn waarbij de vergunningverlening een meer uitgebreide beoordeling vereist van de aanvraag van de beheerder. Of een beheerder al dan niet over een vergunning beschikt of geregistreerd is, mag geen gevolgen hebben voor het toezicht dat de relevante bevoegde autoriteiten over die beheerder uitoefenen. Voorts moet worden voorzien in een overgangsregeling op grond waarvan personen geregistreerd kunnen worden die niet-cruciale en niet op grote schaal in een of meer lidstaten gebruikte benchmarks aanbieden, teneinde de eerste fase van de uitvoering van deze verordening te faciliteren. ESMA moet op Unieniveau een register van beheerders bijhouden dat informatie bevat over vergunde of geregistreerde beheerders, over benchmarks en de beheerders die deze benchmarks krachtens een positief besluit onder de gelijkwaardigheidsregeling dan wel onder de bekrachtigingsregeling aanbieden, over in de Unie gevestigde beheerders of onder toezicht staande entiteiten die benchmarks van een derde land hebben bekrachtigd, en over dergelijke bekrachtigde benchmarks en hun in een derde land gevestigde beheerders.
In sommige omstandigheden biedt iemand een index aan, maar is hij zich er niet van bewust dat de betrokken index wordt gebruikt als referentie voor een financieel instrument, een financiële overeenkomst of een beleggingsfonds. Dat is met name het geval wanneer de gebruikers en de benchmarkbeheerder in verschillende lidstaten gevestigd zijn. Daarom is het noodzakelijk om meer transparantie te bieden over welke benchmark wordt gebruikt. Die transparantie kan worden bereikt door de inhoud van de prospectussen of de essentiële informatiedocumenten die Unierechtelijk zijn vereist en de inhoud van de kennisgevingen die op grond van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad(11) zijn vereist, te verbeteren.
Een pakket doeltreffende hulpmiddelen, bevoegdheden en middelen voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarborgt de doeltreffendheid van toezicht. Daarom moet deze verordening in het bijzonder voorzien in een pakket aan minimale toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden die overeenkomstig het nationale recht aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten worden toegekend. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van deze verordening handelen de bevoegde autoriteiten en ESMA op objectieve en onpartijdige wijze en blijven zij autonoom bij het nemen van een beslissing.
Om inbreuken op deze verordening te kunnen vaststellen, moeten de bevoegde autoriteiten naar nationaal recht de toegang kunnen hebben tot de gebouwen van rechtspersonen om documenten in beslag te nemen. De toegang tot dergelijke gebouwen is noodzakelijk wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat documenten en andere gegevens die verband houden met het onderwerp van de inspectie of het onderzoek, bestaan en relevant kunnen zijn om een inbreuk op deze verordening te bewijzen. Daarnaast is toegang tot dergelijke gebouwen noodzakelijk wanneer de persoon die reeds een verzoek tot informatie heeft ontvangen, hieraan niet voldoet, of wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat mocht een verzoek worden gedaan, dat hieraan niet zou worden meegewerkt of dat de documenten of informatie waarop het verzoek betrekking heeft, zouden worden verwijderd, aangepast of vernietigd. Indien naar nationaal recht voorafgaande toestemming van de rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat is vereist, moet toegang tot de gebouwen plaatsvinden na het verkrijgen van die voorafgaande rechterlijke toestemming.
Bestaande opnamen van telefoongesprekken en registers van gegevensverkeer van onder toezicht staande entiteiten kunnen cruciaal en soms het enige bewijs vormen om het bestaan van inbreuken op deze verordening, en met name de naleving van de vereisten inzake governance en controle, op te sporen en te bewijzen. Dergelijke registers en opnamen kunnen helpen de identiteit te controleren van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van inputgegevens, van degenen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van goedkeuring, en om na te gaan of de organisatorische scheiding van werknemers wordt gehandhaafd. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bestaande opnamen van telefoongesprekken, elektronische communicatie en registers van gegevensverkeer kunnen verkrijgen die in het bezit zijn van onder toezicht staande entiteiten, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat die opnamen of registers die betrekking hebben op het voorwerp van het onderzoek of de opsporing, relevant kunnen zijn om inbreuken op deze verordening aan te tonen.
In deze verordening worden de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten en beginselen in acht genomen, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op consumentenbescherming, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht van verdediging. Derhalve dient deze verordening in het licht van deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.
Het recht van verdediging van de betrokkenen moet ten volle worden geëerbiedigd. Meer bepaald moet personen die het voorwerp vormen van een procedure inzage worden verleend in de bevindingen waarop de bevoegde autoriteiten hun beslissing hebben gebaseerd en het recht worden verleend om te worden gehoord.
Transparantie met betrekking tot benchmarks is noodzakelijk voor de stabiliteit van de financiële markten en de bescherming van beleggers. Uitwisseling of doorgifte van informatie door de bevoegde autoriteiten dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(12). Uitwisseling of doorgifte van informatie door ESMA dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(13).
Rekening houdend met de beginselen die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 inzake het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector, en de rechtshandelingen van de Unie die als gevolg van die mededeling zijn aangenomen, moeten lidstaten ter waarborging van een gemeenschappelijke benadering en een afschrikkend effect regels vaststellen over administratieve sancties en andere administratieve maatregelen, waaronder geldboeten, die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en ervoor zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. Die administratieve sancties en andere administratieve maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die in specifieke gevallen worden toegepast, moeten worden vastgesteld met inachtneming, waar passend, van factoren zoals de terugbetaling van vastgestelde financiële voordelen, de ernst en de duur van de inbreuk, eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden, de noodzaak van een afschrikkend effect van administratieve geldboeten en, waar passend, een vermindering voor samenwerking met de bevoegde autoriteit. In het bijzonder moet het werkelijke bedrag van de administratieve geldboeten die in een specifiek geval worden opgelegd, de maximale hoogte kunnen bereiken zoals voorzien in deze verordening, of het hogere bedrag zoals voorzien in het nationale recht, voor zeer ernstige inbreuken, terwijl administratieve geldboeten die aanzienlijk lager zijn dan de maximale hoogte, moeten kunnen worden toegepast op lichte inbreuken of in het geval van een schikking. De bevoegde autoriteit moet over de mogelijkheid beschikken om een tijdelijk verbod op te leggen om leidinggevende functies uit te oefenen bij benchmarkbeheerders of contribuanten.
Deze verordening mag de lidstaten niet beperken in hun mogelijkheden om hogere administratieve sancties vast te leggen en dient alle in de wetgeving van de lidstaten voorkomende bepalingen met betrekking tot strafrechtelijke sancties onverlet te laten.
Hoewel niets de lidstaten belet regels voor zowel administratieve als strafrechtelijke sancties voor dezelfde inbreuken vast te stellen, mag van de lidstaten niet worden verlangd dat zij regels voor administratieve sancties vaststellen voor overtredingen van deze verordening die onder hun nationale strafrecht vallen. Overeenkomstig hun nationale recht zijn de lidstaten niet verplicht zowel administratieve als strafrechtelijke sancties voor dezelfde inbreuk op te leggen, maar zij moeten dit wel kunnen doen indien hun nationaal recht zulks toestaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van administratieve sancties voor overtredingen van deze verordening mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze verordening tijdig met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de betreffende inbreuken naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.
Het is noodzakelijk om de bepalingen betreffende de gegevensuitwisseling tussen bevoegde autoriteiten aan te scherpen en de verplichtingen inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen deze autoriteiten te versterken. Wegens toenemende grensoverschrijdende activiteiten dienen de bevoegde autoriteiten elkaar alle informatie te verstrekken die van belang is voor de uitoefening van hun taken, teneinde een doeltreffende handhaving van deze verordening te garanderen, ook in situaties waarin een inbreuk of een vermoedelijke inbreuk de autoriteiten in twee of meer lidstaten aangaat. Bij de uitwisseling van gegevens is een strikte inachtneming van het beroepsgeheim onontbeerlijk om een vlotte uitwisseling van deze informatie en de eerbiediging van de rechten van de betrokken personen te waarborgen.
Om ervoor te zorgen dat door de bevoegde autoriteiten genomen beslissingen om een administratieve sanctie of een andere administratieve maatregel op te leggen een afschrikwekkend effect hebben op het grote publiek, moeten zij worden gepubliceerd. De publicatie van beslissingen om een administratieve sanctie of een andere administratieve maatregel op te leggen, is ook een belangrijk hulpmiddel voor de bevoegde autoriteiten om marktdeelnemers te informeren over het type gedrag wordt geacht een inbreuk op deze verordening te vormen en op bredere schaal goed gedrag te stimuleren onder marktdeelnemers. Indien een dergelijke publicatie onevenredige schade dreigt toe te brengen aan de betrokkenen of afbreuk doet aan de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek, publiceert de bevoegde autoriteit de administratieve sanctie of andere administratieve maatregelen geanonimiseerd of wordt de publicatie ervan uitgesteld. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid hebben een beslissing tot oplegging van een administratieve sanctie of een andere administratieve maatregel niet te publiceren wanneer geanonimiseerde of uitgestelde publicatie wordt geacht niet te volstaan ter voorkoming van afbreuken aan de stabiliteit van de financiële markten. De bevoegde autoriteiten zijn evenmin verplicht administratieve sancties of andere administratieve maatregelen te publiceren die van geringe aard worden beschouwd, indien de publicatie onevenredig zou zijn.
Bij cruciale benchmarks kunnen contribuanten, beheerders en gebruikers in meer dan één lidstaat betrokken zijn. De stopzetting van de aanbieding van een dergelijke benchmark of elke gebeurtenis die de integriteit daarvan aanzienlijk kan aantasten, kan dan ook gevolgen hebben in meer dan één lidstaat, waardoor het toezicht op een dergelijke benchmark door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de benchmarkbeheerder is gevestigd, alleen niet doeltreffend en efficiënt is qua aanpak van de risico's die de cruciale benchmark vormt. In een dergelijk geval, teneinde de doeltreffende uitwisseling van toezichtinformatie onder bevoegde autoriteiten en de coördinatie van hun activiteiten en toezichtmaatregelen te waarborgen, moeten colleges, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en ESMA, worden ingesteld. De activiteiten van de colleges moeten bijdragen aan een geharmoniseerde toepassing van de regels volgens deze verordening en aan de convergentie van de toezichtpraktijken. De bevoegde autoriteit van de beheerder moet schriftelijke regelingen opstellen voor informatie-uitwisseling, voor het besluitvormingsproces, waaronder eventueel regels betreffende stemprocedures, voor samenwerking met het oog op de toepassing van maatregelen voor verplicht aanleveren en voor de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten elkaar moeten raadplegen. De juridisch bindende bemiddelingsrol van ESMA is een sleutelelement voor de totstandbrenging van coördinatie, consistent toezicht en de convergentie van toezichtpraktijken.
Benchmarks kunnen referenties zijn voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten die een lange looptijd hebben. In bepaalde gevallen kunnen dergelijke benchmarks niet langer zijn toegestaan zodra deze verordening in werking treedt, omdat zij kenmerken vertonen die niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de voorschriften van deze verordening. Tegelijk kan een verbod om dergelijke benchmarks te blijven aanbieden, leiden tot de beëindiging of frustratie van de financiële instrumenten of financiële overeenkomsten en op die manier beleggers schaden. Daarom is het noodzakelijk om te voorzien in een overgangsperiode waarin dergelijke benchmarks nog kunnen worden aangeboden.
Ingeval deze verordening geldt of mogelijk geldt voor onder toezicht staande entiteiten en markten die onder Verordening (EU) nr. 1227/2011 vallen, kan ESMA het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) moeten raadplegen om profijt te kunnen trekken van de deskundigheid van ACER inzake energiemarkten, alsook om iedere vorm van dubbele regulering te beperken.
Teneinde de technische aspecten van deze verordening nader te specificeren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de specificatie van technische elementen van definities en de berekening van de nominale waarde van financiële instrumenten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen die verwijzen naar een benchmark om vast te stellen of een dergelijke benchmark cruciaal is, ten aanzien van de evaluatie van de berekeningsmethode die wordt gebruikt om de drempel te bepalen voor de vaststelling van cruciale of significante benchmarks, de vaststelling van de objectieve gronden om een benchmark of benchmarkgroep die in een derde land wordt aangeboden, te bekrachtigen, de vaststelling van de elementen voor de beoordeling of de stopzetting of de wijziging van een bestaande benchmark redelijkerwijze kan leiden tot een geval van overmacht of de voorwaarden van een financiële overeenkomst of een financieel instrument dan wel de regels van een beleggingsfonds, welke die benchmark als referentie gebruiken, zou bemoeilijken of anderszins schenden, en ten aanzien van de verlenging van de periode van 24 maanden voor de registratie van in plaats van vergunningverlening aan bepaalde beheerders. Bij de opstelling van voorstellen voor deze handelingen houdt de Commissie rekening met de technologische of marktontwikkelingen en de internationale convergentie van de toezichtpraktijk met betrekking tot benchmarks, en met name met de resultaten van de werkzaamheden van de IOSCO. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven(14) van 13 april 2016. In het bijzonder, om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
Technische normen moeten zorgen voor een consistente harmonisatie van de vereisten inzake het aanbieden of aanleveren van voor benchmarks gebruikte indices en een afdoende consumentenbescherming in de hele Unie. Het is efficiënt en passend om ESMA, als orgaan met hooggespecialiseerde expertise, te belasten met de uitwerking van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische reguleringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden. De Commissie moet door ESMA ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen door middel van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, ten aanzien van de procedures en de kenmerken van de toezichtfunctie, om ervoor te zorgen dat de inputgegevens passend en verifieerbaar zijn alsmede de interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant, de door de beheerder te verstrekken informatie over de benchmarkgegevens en -methodologie, de elementen van de gedragscode, de vereisten inzake systemen en controles, de criteria die de bevoegde autoriteit in aanmerking moet nemen bij zijn besluit om al dan niet bepaalde aanvullende eisen te stellen, de inhoud van de benchmarkverklaring en de gevallen waarin een dergelijke verklaring moet worden geactualiseerd, de minimale inhoud van de samenwerkingsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten en ESMA, de vorm en inhoud van de aanvraag tot erkenning van een beheerder uit een derde land en de presentatie van de informatie die bij een dergelijke aanvraag verstrekt moet worden, en de bij de vergunning- of registratieaanvraag te verstrekken informatie.
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend teneinde een lijst van overheidsinstanties in de Unie op te stellen en te evalueren, een lijst van cruciale benchmarks op te stellen en te evalueren en de gelijkwaardigheid vast te stellen van het rechtskader waaraan aanbieders van benchmarks van derde landen onderworpen zijn met het oog op volledige of gedeeltelijke gelijkwaardigheid. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(15).
De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om door ESMA ontwikkelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, modellen voor nalevingsverklaringen, procedures en formulieren voor de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten vast te stellen, door middel van uitvoeringshandelingen uit hoofde van artikel 291 VWEU en in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Daar de doelstellingen van deze verordening, met name een consistent en doeltreffend stelsel vaststellen voor de aanpak van de zwakke punten van benchmarks, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het feit dat de totale impact van de problemen die met benchmarks verband houden alleen in de context van de Unie ten volle kunnen worden ingeschat, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
Gezien de dringende noodzaak om het vertrouwen in benchmarks te herstellen en eerlijke en transparante financiële markten te bevorderen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.
Consumenten kunnen financiële overeenkomsten sluiten, in het bijzonder hypotheken en consumentenkredietovereenkomsten die verwijzen naar een benchmark, maar ongelijke onderhandelingsmogelijkheden en het gebruik van standaardvoorwaarden impliceren dat zij een beperkte keuze hebben wat de gebruikte benchmark betreft. Daarom is het noodzakelijk dat ten minste wordt gewaarborgd dat kredietgevers en kredietbemiddelaars adequate informatie aan consumenten verstrekken. Daartoe moeten Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Verordening (EU) nr. 596/2014 vereist van personen met leidinggevende verantwoordelijkheid en van nauw met hen verbonden personen dat zij de uitgevende instelling en de bevoegde autoriteit op de hoogte stellen van alle transacties voor hun eigen rekening met betrekking tot financiële instrumenten die zelf gekoppeld zijn aan aandelen en schuldinstrumenten van hun uitgevende instelling. Niettemin bestaat er een veelheid aan financiële instrumenten die gekoppeld zijn aan aandelen of schuldinstrumenten van uitgevende instellingen. Dergelijke financiële instrumenten bevatten rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, gestructureerde producten of financiële instrumenten die een derivaat behelzen, die afhankelijk is van de prestaties van aandelen of schuldinstrumenten van de uitgevende instelling. Iedere transactie binnen dergelijke financiële instrumenten die de de-minimisdrempelwaarde overschrijdt, moet bij de bevoegde autoriteit worden gemeld. Een uitzondering moet worden gemaakt wanneer het gekoppelde financiële instrument zorgt voor een blootstelling van niet meer dan 20 % aan de aandelen of schuldinstrumenten van de uitgevende instelling of wanneer de persoon met leidinggevende verantwoordelijkheid of een persoon die nauw met hem is verbonden, niet op de hoogte was en kon zijn van de beleggingssamenstelling van het gekoppelde financiële instrument. Om die reden moet Verordening (EU) nr. 596/2014 worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld om in de Unie de nauwkeurigheid en integriteit te waarborgen van indices die worden gebruikt als benchmarks in financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten. Zo draagt deze verordening bij tot de goede werking van de interne markt en wordt tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming bewerkstelligd.
Deze verordening is van toepassing op het aanbieden van benchmarks, het inbrengen van inputgegevens voor een benchmark en het gebruik van een benchmark in de Unie.
Deze verordening is niet van toepassing op:
een centrale bank;
een overheidsinstantie, voor zover zij gegevens voor benchmarks aanlevert, benchmarks aanbiedt of controle heeft over het aanbieden van benchmarks die in dienst staan van het overheidsbeleid, met inbegrip van maatregelen voor werkgelegenheid, economische activiteit en inflatie;
een centrale tegenpartij (CTP), voor zover zij referentieprijzen of vereffeningsprijzen aanbiedt voor CTP-doeleinden van risicobeheer en vereffening;
het aanbieden van één enkele referentieprijs voor financiële instrumenten die zijn vermeld in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2014/65/EU;
de pers, andere media en journalisten, voor zover zij uitsluitend in het kader van hun journalistieke activiteiten een benchmark publiceren of ernaar verwijzen, zonder dat zij controle hebben over het aanbieden van die benchmark;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt, uitsluitend voor zover die persoon zijn eigen variabele of vaste debetrentevoeten publiceert of voor het publiek beschikbaar stelt, die bij intern besluit zijn vastgesteld en uitsluitend van toepassing zijn op financiële overeenkomsten die door deze persoon of door een bedrijf binnen dezelfde groep met hun respectieve klanten zijn afgesloten;
een grondstoffenbenchmark die is gebaseerd op indieningen van contribuanten die voor het merendeel geen onder toezicht staande entiteiten zijn en waarop de twee volgende voorwaarden van toepassing zijn:
de benchmark wordt als referentie gebruikt door financiële instrumenten waarvoor een verzoek om toelating tot slechts één handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU is ingediend of die worden verhandeld op slechts één dergelijk handelsplatform;
de totale notionele waarde van financiële instrumenten die naar de benchmark verwijzen, bedraagt niet meer dan 100 miljoen EUR;
een aanbieder van een index wat een door hem of haar aangeboden index betreft, wanneer die aanbieder zich niet bewust is en zich redelijkerwijs niet bewust kon zijn van het feit dat die index wordt gebruikt voor in artikel 3, lid 1, punt 3, vermelde doeleinden.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1)„index”:
elk cijfer
dat wordt gepubliceerd of beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek;
dat regelmatig:
geheel of gedeeltelijk wordt vastgesteld door toepassing van een formule of andere berekeningswijze, of door een evaluatie, en
waarbij deze vaststelling gebeurt op basis van de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen, met inbegrip van geraamde prijzen, feitelijke of geraamde rentevoeten, indicatieve bied- en laatkoersen, handelbare bied- en laatkoersen, of andere waarden, of taxaties;
- 2)„aanbieder van een index”:
- een natuurlijke of rechtspersoon die de controle heeft over het aanbieden van een index;
- 3)„benchmark”:
- een index op basis waarvan het uit hoofde van een financieel instrument of een financiële overeenkomst te betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument wordt vastgesteld, of een index die wordt gebruikt om de prestaties van een beleggingsfonds te meten teneinde het rendement van die index te monitoren of de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen;
- 4)„benchmarkgroep”:
- een groep benchmarks die door dezelfde beheerder wordt aangeboden en is vastgesteld op basis van vergelijkbare inputgegevens, en die specifieke maatstaven biedt voor dezelfde of een vergelijkbare markt of economische realiteit;
- 5)„aanbieden van een benchmark”:
beheren van de regelingen voor het vaststellen van een benchmark;
verzamelen, analyseren of verwerken van inputgegevens voor het vaststellen van een benchmark, en
vaststellen van een benchmark door toepassing van een formule of een andere berekeningswijze of door middel van een evaluatie van inputgegevens die daartoe zijn verstrekt;
- 6)„beheerder”:
- een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de controle heeft over het aanbieden van een benchmark;
- 7)„gebruik van een benchmark”:
uitgifte van een financieel instrument dat verwijst naar een index of een combinatie van indices;
bepaling van het uit hoofde van een financieel instrument of een financiële overeenkomst te betalen bedrag door te verwijzen naar een index of een combinatie van indices;
partij zijn bij een financiële overeenkomst die naar een index of een combinatie van indices verwijst;
aanbieding van een debetrentevoet in de zin van artikel 3, onder j), van Richtlijn 2008/48/EG, berekend als een spread of mark-up op een index of een combinatie van indices en die uitsluitend wordt gebruikt als een referentie in een financiële overeenkomst waarbij de kredietgever partij is;
meting van de prestatie van een beleggingsfonds aan de hand van een index of een combinatie van indices teneinde het rendement van een dergelijke index of combinatie van indices te monitoren, de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen;
- 8)„aanleveren van inputgegevens”:
- het verstrekken van niet onmiddellijk beschikbare inputgegevens aan een beheerder of aan een andere persoon zodat hij deze kan doorsturen naar de beheerder, die nodig zijn voor het vaststellen van een benchmark en daartoe worden verstrekt;
- 9)„contribuant”:
- een natuurlijke of rechtspersoon die inputgegevens aanlevert;
- 10)„onder toezicht staande contribuant”:
- een entiteit waarop toezicht wordt uitgeoefend en die inputgegevens aanlevert aan een beheerder in de Unie;
- 11)„indiener”:
- een natuurlijke persoon die door de contribuant is aangesteld om inputgegevens aan te leveren;
- 12)„beoordelaar”:
- een werknemer van een beheerder van een grondstoffenbenchmark of enige andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder de controle staan van de beheerder en die verantwoordelijk is voor de toepassing van een methodologie op of de beoordeling van inputgegevens en andere informatie om tot een sluitend oordeel te komen over de prijs van een bepaalde grondstof;
- 13)„deskundige beoordeling”:
- uitoefening van keuzevrijheid door een beheerder of contribuant bij het gebruik van gegevens voor de vaststelling van een benchmark, waaronder de extrapolatie van waarden uit eerdere of gerelateerde transacties die worden aangepast voor factoren die de kwaliteit van de gegevens zouden kunnen beïnvloeden, zoals marktgebeurtenissen of vermindering van de kredietwaardigheid van een koper of verkoper, en weging van vaste biedingen of offertes die hoger zijn dan een specifieke voltooide transactie;
- 14)„inputgegevens”:
- de gegevens met betrekking tot de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen, waaronder geraamde prijzen, indicatieve bied- en laatkoersen, handelbare bied- en laatkoersen of andere waarden die door een beheerder worden gebruikt voor het vaststellen van een benchmark;
- 15)„transactiegegevens”:
- waarneembare prijzen, percentages, indices of waarden die transacties tussen niet-gerelateerde tegenpartijen op een actieve markt met concurrerende krachten van vraag en aanbod vertegenwoordigen;
- 16)„financieel instrument”:
- een van de instrumenten zoals vermeld in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2014/65/EU waarvoor een verzoek om toelating tot een handelsplatform, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU is ingediend of die worden verhandeld op een handelsplatform, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU, of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 20, van die richtlijn;
- 17)„onder toezicht staande entiteit”:
een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(16);
een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;
een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(17);
een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;
een icbe in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG of, indien toepasselijk, een beheermaatschappij inzake icbe's in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van die richtlijn;
een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi) in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad(18);
een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, onder a), van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(19);
een kredietgever in de zin van artikel 3, onder b), van Richtlijn 2008/48/EG ten behoeve van kredietovereenkomsten in de zin van artikel 3, onder c), van die richtlijn;
een niet-kredietinstelling in de zin van artikel 4, punt 10, van Richtlijn 2014/17/EU ten behoeve van kredietovereenkomsten in de zin van artikel 4, punt 3, van die richtlijn;
een marktexploitant in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/65/EU;
een CTP in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(20);
een transactieregister in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012;
een beheerder;
- 18)„financiële overeenkomst”:
een kredietovereenkomst in de zin van artikel 3, onder c), van Richtlijn 2008/48/EG;
een kredietovereenkomst in de zin van artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2014/17/EU;
- 19)„beleggingsfonds”:
- een abi in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU of een icbe in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG;
- 20)„leidinggevend orgaan”:
- het (de) overeenkomstig het nationale recht aangewezen orgaan (organen) van een beheerder of een andere onder toezicht staande entiteit, dat (die) bevoegd is (zijn) om de strategie, doelstellingen en algemene leiding van de beheerder of andere onder toezicht staande entiteit te bepalen, fungeert (fungeren) als toezichthouder op en bewaker van de besluitvorming van het management en personen omvat (omvatten) die daadwerkelijk het beleid van de beheerder of andere onder toezicht staande entiteit bepalen;
- 21)„consument”:
- een natuurlijke persoon die, voor onder deze verordening vallende financiële overeenkomsten, handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;
- 22)„rentevoetbenchmark”:
- een benchmark die ten behoeve van punt 1, onder b), ii), van dit lid wordt vastgesteld op basis van het percentage op de geldmarkt waartegen banken kunnen uitlenen aan of lenen van andere banken, dan wel instellingen die geen bank zijn;
- 23)„grondstoffenbenchmark”:
- een benchmark waarvan de onderliggende activa ten behoeve van punt 1, onder b), ii), van dit lid een grondstof is in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(21), met uitzondering van emissierechten als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 24)„benchmark op basis van gereguleerde gegevens”:
een benchmark die vastgesteld wordt met behulp van een formule en aan de hand van:
inputgegevens die volledig en direct worden aangeleverd en afkomstig zijn van:
een handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU of een handelsplatform in een derde land ten aanzien waarvan de Commissie bij uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld dat het wettelijke en toezichtkader van dat land wordt geacht een gelijkwaardig effect in de zin van artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(22) te hebben, of een gereglementeerde markt die wordt geacht gelijkwaardig te zijn uit hoofde van artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012, maar in elk geval uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten;
een goedgekeurde publicatieregeling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 52, van Richtlijn 2014/65/EU of een verstrekker van een „consolidated tape” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 53, van Richtlijn 2014/65/EU, overeenkomstig de verplichte vereisten betreffende transparantie na de handel, maar uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld;
een goedgekeurd rapporteringsmechanisme in de zin van artikel 4, lid 1, punt 54, van Richtlijn 2014/65/EU, maar uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld en die overeenkomstig verplichte vereisten betreffende transparantie na de handel openbaar moeten worden gemaakt;
een elektriciteitsbeurs in de zin van artikel 37, lid 1, onder j), van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad(23);
een aardgasbeurs in de zin van artikel 41, lid 1, onder j), van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad(24);
een veilingplatform in de zin van artikel 26 of artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie(25);
een dienstverlener aan wie de benchmarkbeheerder het verzamelen van gegevens heeft uitbesteed overeenkomstig artikel 10, mits de dienstverlener de gegevens volledig en direct ontvangt van een entiteit als bedoeld in punten i) tot en met vi);
de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen;
- 25)„cruciale benchmark”:
- een benchmark die geen benchmark op basis van gereguleerde gegevens is, die aan een van de in artikel 20, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet en die op de uit hoofde van dat artikel door de Commissie vastgelegde lijst staat;
- 26)„significante benchmark”:
- een benchmark die aan de in artikel 24, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet;
- 27)„niet-significante benchmark”:
- een benchmark die niet aan de in de artikel 20, lid 1, en artikel 24, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet;
- 28)„gevestigd”:
- met betrekking tot een rechtspersoon, het land waar deze rechtspersoon zijn hoofdkantoor of een ander officieel adres heeft, en met betrekking tot een natuurlijke persoon, het land waar die persoon zijn fiscale woonplaats heeft;
- 29)„overheidsinstantie”:
een regeringsorgaan of ander overheidsorgaan, waaronder de entiteiten die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld;
een entiteit of persoon die krachtens het nationaal recht openbare diensttaken verricht, of die openbare verantwoordelijkheden heeft, openbare functies bekleedt of voorziet in openbare dienstverlening, met inbegrip van maatregelen voor werkgelegenheid, economische activiteit en inflatie, onder toezicht van een entiteit in de zin van punt a).
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen om nadere technische aspecten van de in lid 1 van onderhavig artikel vastgestelde definities te specificeren, in het bijzonder wat moet worden begrepen onder „beschikbaar voor het publiek” voor de toepassing van de definitie van een index.
In voorkomend geval houdt de Commissie rekening met de technologische of marktontwikkelingen en de internationale convergentie van de toezichtpraktijk met betrekking tot benchmarks.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast teneinde een lijst vast te stellen en te herzien van overheidsinstanties in de Unie die binnen de definitie van punt 29 van lid 1 van onderhavig artikel vallen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
In voorkomend geval houdt de Commissie rekening met de technologische of marktontwikkelingen en de internationale convergentie van de toezichtpraktijk met betrekking tot benchmarks.
Artikel 1 Onderwerp
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld om in de Unie de nauwkeurigheid en integriteit te waarborgen van indices die worden gebruikt als benchmarks in financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten. Zo draagt deze verordening bij tot de goede werking van de interne markt en wordt tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming bewerkstelligd.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op het aanbieden van benchmarks, het inbrengen van inputgegevens voor een benchmark en het gebruik van een benchmark in de Unie.
Deze verordening is niet van toepassing op:
een centrale bank;
een overheidsinstantie, voor zover zij gegevens voor benchmarks aanlevert, benchmarks aanbiedt of controle heeft over het aanbieden van benchmarks die in dienst staan van het overheidsbeleid, met inbegrip van maatregelen voor werkgelegenheid, economische activiteit en inflatie;
een centrale tegenpartij (CTP), voor zover zij referentieprijzen of vereffeningsprijzen aanbiedt voor CTP-doeleinden van risicobeheer en vereffening;
het aanbieden van één enkele referentieprijs voor financiële instrumenten die zijn vermeld in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2014/65/EU;
de pers, andere media en journalisten, voor zover zij uitsluitend in het kader van hun journalistieke activiteiten een benchmark publiceren of ernaar verwijzen, zonder dat zij controle hebben over het aanbieden van die benchmark;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt, uitsluitend voor zover die persoon zijn eigen variabele of vaste debetrentevoeten publiceert of voor het publiek beschikbaar stelt, die bij intern besluit zijn vastgesteld en uitsluitend van toepassing zijn op financiële overeenkomsten die door deze persoon of door een bedrijf binnen dezelfde groep met hun respectieve klanten zijn afgesloten;
een grondstoffenbenchmark die is gebaseerd op indieningen van contribuanten die voor het merendeel geen onder toezicht staande entiteiten zijn en waarop de twee volgende voorwaarden van toepassing zijn:
de benchmark wordt als referentie gebruikt door financiële instrumenten waarvoor een verzoek om toelating tot slechts één handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU is ingediend of die worden verhandeld op slechts één dergelijk handelsplatform;
de totale notionele waarde van financiële instrumenten die naar de benchmark verwijzen, bedraagt niet meer dan 100 miljoen EUR;
een aanbieder van een index wat een door hem of haar aangeboden index betreft, wanneer die aanbieder zich niet bewust is en zich redelijkerwijs niet bewust kon zijn van het feit dat die index wordt gebruikt voor in artikel 3, lid 1, punt 3, vermelde doeleinden.
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1)„index”:
elk cijfer
dat wordt gepubliceerd of beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek;
dat regelmatig:
geheel of gedeeltelijk wordt vastgesteld door toepassing van een formule of andere berekeningswijze, of door een evaluatie, en
waarbij deze vaststelling gebeurt op basis van de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen, met inbegrip van geraamde prijzen, feitelijke of geraamde rentevoeten, indicatieve bied- en laatkoersen, handelbare bied- en laatkoersen, of andere waarden, of taxaties;
- 2)„aanbieder van een index”:
- een natuurlijke of rechtspersoon die de controle heeft over het aanbieden van een index;
- 3)„benchmark”:
- een index op basis waarvan het uit hoofde van een financieel instrument of een financiële overeenkomst te betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument wordt vastgesteld, of een index die wordt gebruikt om de prestaties van een beleggingsfonds te meten teneinde het rendement van die index te monitoren of de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen;
- 4)„benchmarkgroep”:
- een groep benchmarks die door dezelfde beheerder wordt aangeboden en is vastgesteld op basis van vergelijkbare inputgegevens, en die specifieke maatstaven biedt voor dezelfde of een vergelijkbare markt of economische realiteit;
- 5)„aanbieden van een benchmark”:
beheren van de regelingen voor het vaststellen van een benchmark;
verzamelen, analyseren of verwerken van inputgegevens voor het vaststellen van een benchmark, en
vaststellen van een benchmark door toepassing van een formule of een andere berekeningswijze of door middel van een evaluatie van inputgegevens die daartoe zijn verstrekt;
- 6)„beheerder”:
- een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de controle heeft over het aanbieden van een benchmark;
- 7)„gebruik van een benchmark”:
uitgifte van een financieel instrument dat verwijst naar een index of een combinatie van indices;
bepaling van het uit hoofde van een financieel instrument of een financiële overeenkomst te betalen bedrag door te verwijzen naar een index of een combinatie van indices;
partij zijn bij een financiële overeenkomst die naar een index of een combinatie van indices verwijst;
aanbieding van een debetrentevoet in de zin van artikel 3, onder j), van Richtlijn 2008/48/EG, berekend als een spread of mark-up op een index of een combinatie van indices en die uitsluitend wordt gebruikt als een referentie in een financiële overeenkomst waarbij de kredietgever partij is;
meting van de prestatie van een beleggingsfonds aan de hand van een index of een combinatie van indices teneinde het rendement van een dergelijke index of combinatie van indices te monitoren, de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen;
- 8)„aanleveren van inputgegevens”:
- het verstrekken van niet onmiddellijk beschikbare inputgegevens aan een beheerder of aan een andere persoon zodat hij deze kan doorsturen naar de beheerder, die nodig zijn voor het vaststellen van een benchmark en daartoe worden verstrekt;
- 9)„contribuant”:
- een natuurlijke of rechtspersoon die inputgegevens aanlevert;
- 10)„onder toezicht staande contribuant”:
- een entiteit waarop toezicht wordt uitgeoefend en die inputgegevens aanlevert aan een beheerder in de Unie;
- 11)„indiener”:
- een natuurlijke persoon die door de contribuant is aangesteld om inputgegevens aan te leveren;
- 12)„beoordelaar”:
- een werknemer van een beheerder van een grondstoffenbenchmark of enige andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder de controle staan van de beheerder en die verantwoordelijk is voor de toepassing van een methodologie op of de beoordeling van inputgegevens en andere informatie om tot een sluitend oordeel te komen over de prijs van een bepaalde grondstof;
- 13)„deskundige beoordeling”:
- uitoefening van keuzevrijheid door een beheerder of contribuant bij het gebruik van gegevens voor de vaststelling van een benchmark, waaronder de extrapolatie van waarden uit eerdere of gerelateerde transacties die worden aangepast voor factoren die de kwaliteit van de gegevens zouden kunnen beïnvloeden, zoals marktgebeurtenissen of vermindering van de kredietwaardigheid van een koper of verkoper, en weging van vaste biedingen of offertes die hoger zijn dan een specifieke voltooide transactie;
- 14)„inputgegevens”:
- de gegevens met betrekking tot de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen, waaronder geraamde prijzen, indicatieve bied- en laatkoersen, handelbare bied- en laatkoersen of andere waarden die door een beheerder worden gebruikt voor het vaststellen van een benchmark;
- 15)„transactiegegevens”:
- waarneembare prijzen, percentages, indices of waarden die transacties tussen niet-gerelateerde tegenpartijen op een actieve markt met concurrerende krachten van vraag en aanbod vertegenwoordigen;
- 16)„financieel instrument”:
- een van de instrumenten zoals vermeld in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2014/65/EU waarvoor een verzoek om toelating tot een handelsplatform, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU is ingediend of die worden verhandeld op een handelsplatform, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU, of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, in de zin van artikel 4, lid 1, punt 20, van die richtlijn;
- 17)„onder toezicht staande entiteit”:
een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(16);
een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;
een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(17);
een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;
een icbe in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG of, indien toepasselijk, een beheermaatschappij inzake icbe's in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van die richtlijn;
een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi) in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad(18);
een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, onder a), van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(19);
een kredietgever in de zin van artikel 3, onder b), van Richtlijn 2008/48/EG ten behoeve van kredietovereenkomsten in de zin van artikel 3, onder c), van die richtlijn;
een niet-kredietinstelling in de zin van artikel 4, punt 10, van Richtlijn 2014/17/EU ten behoeve van kredietovereenkomsten in de zin van artikel 4, punt 3, van die richtlijn;
een marktexploitant in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/65/EU;
een CTP in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(20);
een transactieregister in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012;
een beheerder;
- 18)„financiële overeenkomst”:
een kredietovereenkomst in de zin van artikel 3, onder c), van Richtlijn 2008/48/EG;
een kredietovereenkomst in de zin van artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2014/17/EU;
- 19)„beleggingsfonds”:
- een abi in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU of een icbe in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG;
- 20)„leidinggevend orgaan”:
- het (de) overeenkomstig het nationale recht aangewezen orgaan (organen) van een beheerder of een andere onder toezicht staande entiteit, dat (die) bevoegd is (zijn) om de strategie, doelstellingen en algemene leiding van de beheerder of andere onder toezicht staande entiteit te bepalen, fungeert (fungeren) als toezichthouder op en bewaker van de besluitvorming van het management en personen omvat (omvatten) die daadwerkelijk het beleid van de beheerder of andere onder toezicht staande entiteit bepalen;
- 21)„consument”:
- een natuurlijke persoon die, voor onder deze verordening vallende financiële overeenkomsten, handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;
- 22)„rentevoetbenchmark”:
- een benchmark die ten behoeve van punt 1, onder b), ii), van dit lid wordt vastgesteld op basis van het percentage op de geldmarkt waartegen banken kunnen uitlenen aan of lenen van andere banken, dan wel instellingen die geen bank zijn;
- 23)„grondstoffenbenchmark”:
- een benchmark waarvan de onderliggende activa ten behoeve van punt 1, onder b), ii), van dit lid een grondstof is in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(21), met uitzondering van emissierechten als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 24)„benchmark op basis van gereguleerde gegevens”:
een benchmark die vastgesteld wordt met behulp van een formule en aan de hand van:
inputgegevens die volledig en direct worden aangeleverd en afkomstig zijn van:
een handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU of een handelsplatform in een derde land ten aanzien waarvan de Commissie bij uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld dat het wettelijke en toezichtkader van dat land wordt geacht een gelijkwaardig effect in de zin van artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(22) te hebben, of een gereglementeerde markt die wordt geacht gelijkwaardig te zijn uit hoofde van artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012, maar in elk geval uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten;
een goedgekeurde publicatieregeling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 52, van Richtlijn 2014/65/EU of een verstrekker van een „consolidated tape” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 53, van Richtlijn 2014/65/EU, overeenkomstig de verplichte vereisten betreffende transparantie na de handel, maar uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld;
een goedgekeurd rapporteringsmechanisme in de zin van artikel 4, lid 1, punt 54, van Richtlijn 2014/65/EU, maar uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld en die overeenkomstig verplichte vereisten betreffende transparantie na de handel openbaar moeten worden gemaakt;
een elektriciteitsbeurs in de zin van artikel 37, lid 1, onder j), van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad(23);
een aardgasbeurs in de zin van artikel 41, lid 1, onder j), van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad(24);
een veilingplatform in de zin van artikel 26 of artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie(25);
een dienstverlener aan wie de benchmarkbeheerder het verzamelen van gegevens heeft uitbesteed overeenkomstig artikel 10, mits de dienstverlener de gegevens volledig en direct ontvangt van een entiteit als bedoeld in punten i) tot en met vi);
de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen;
- 25)„cruciale benchmark”:
- een benchmark die geen benchmark op basis van gereguleerde gegevens is, die aan een van de in artikel 20, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet en die op de uit hoofde van dat artikel door de Commissie vastgelegde lijst staat;
- 26)„significante benchmark”:
- een benchmark die aan de in artikel 24, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet;
- 27)„niet-significante benchmark”:
- een benchmark die niet aan de in de artikel 20, lid 1, en artikel 24, lid 1, neergelegde voorwaarden voldoet;
- 28)„gevestigd”:
- met betrekking tot een rechtspersoon, het land waar deze rechtspersoon zijn hoofdkantoor of een ander officieel adres heeft, en met betrekking tot een natuurlijke persoon, het land waar die persoon zijn fiscale woonplaats heeft;
- 29)„overheidsinstantie”:
een regeringsorgaan of ander overheidsorgaan, waaronder de entiteiten die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld;
een entiteit of persoon die krachtens het nationaal recht openbare diensttaken verricht, of die openbare verantwoordelijkheden heeft, openbare functies bekleedt of voorziet in openbare dienstverlening, met inbegrip van maatregelen voor werkgelegenheid, economische activiteit en inflatie, onder toezicht van een entiteit in de zin van punt a).
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen om nadere technische aspecten van de in lid 1 van onderhavig artikel vastgestelde definities te specificeren, in het bijzonder wat moet worden begrepen onder „beschikbaar voor het publiek” voor de toepassing van de definitie van een index.
In voorkomend geval houdt de Commissie rekening met de technologische of marktontwikkelingen en de internationale convergentie van de toezichtpraktijk met betrekking tot benchmarks.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast teneinde een lijst vast te stellen en te herzien van overheidsinstanties in de Unie die binnen de definitie van punt 29 van lid 1 van onderhavig artikel vallen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
In voorkomend geval houdt de Commissie rekening met de technologische of marktontwikkelingen en de internationale convergentie van de toezichtpraktijk met betrekking tot benchmarks.