Home

Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Geldmarktfondsen (Money market funds — MMF's) verstrekken financiering op korte termijn aan financiële instellingen, ondernemingen en overheden. Door die entiteiten financiering te verschaffen, dragen MMF's bij aan de financiering van de economie van de Unie. Die entiteiten gebruiken hun beleggingen in MMF's als een doeltreffende manier om hun kredietrisico en blootstelling te spreiden, in plaats van uitsluitend op bankdeposito's te vertrouwen.

  2. Aan de vraagzijde zijn MMF's instrumenten voor beheer op korte termijn van kasmiddelen waarmee een hoge graad van liquiditeit, diversificatie en stabiliteit van waarde van het belegde kapitaal gecombineerd met marktopbrengsten wordt geboden. MMF's worden hoofdzakelijk gebruikt door ondernemingen die hun overschot aan kasmiddelen wensen te beleggen voor een korte termijn. MMF's vormen derhalve een cruciale verbinding waarin vraag en aanbod van kortetermijngeldmiddelen samenkomen.

  3. Uit de gebeurtenissen die tijdens de financiële crisis plaatsvonden, is gebleken dat MMF's een aantal kenmerken bezitten die hen kwetsbaar maken wanneer de financiële markten in moeilijkheden zijn, in welk geval MMF's de risico's in het financiële stelsel kunnen verspreiden of versterken. Wanneer de prijzen van de activa waarin een MMF heeft belegd een neerwaartse trend vertonen, vooral in onzekere marktsituaties, kan het MMF niet altijd zijn verbintenis nakomen om onmiddellijk terug te betalen en om de waarde van het door het MMF aan de belegger afgegeven aandeel of recht van deelneming te waarborgen. Deze situatie, die volgens de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (IOSCO) zeer ernstig kan zijn voor MMF's met een constante of stabiele intrinsieke waarde, kan substantiële en plotselinge verzoeken om terugbetaling op gang brengen, hetgeen in potentieel bredere macro-economische gevolgen kan resulteren.

  4. Massale terugbetalingsverzoeken kunnen MMF's dwingen een deel van hun beleggingsactiva te verkopen op een krimpende markt, waardoor mogelijk een liquiditeitscrisis wordt aangezwengeld. In die omstandigheden kunnen instanties op de geldmarkt zware financieringsmoeilijkheden ondervinden indien de markten van commercial paper en andere geldmarktinstrumenten opdrogen. Dit kan leiden tot besmetting van de markt voor kortetermijnfinanciering en resulteren in rechtstreekse en aanzienlijke moeilijkheden bij de financiering van financiële instellingen, ondernemingen en overheden, en dus van de economie.

  5. Vermogensbeheerders, die daarbij door sponsors worden gesteund, kunnen besluiten discretionaire steun te verlenen om de liquiditeit en de stabiliteit van hun MMF's te vrijwaren. Sponsors zien zich vaak gedwongen hun gesponsorde MMF's te ondersteunen die waarde verliezen ten gevolge van reputatierisico en de angst dat de paniek zich over de andere activiteiten van de sponsor zou kunnen verspreiden. Naargelang de omvang van het MMF en de intensiteit van de terugbetalingsdruk kan de sponsorsteun afmetingen aannemen die hun onmiddellijk beschikbare reserves te boven gaan. Om die reden mag een MMF geen externe steun ontvangen.

  6. Om de integriteit en stabiliteit van de interne markt te bewaren, moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de werking van MMF's en met name de samenstelling van de portefeuille van MMF's. Met deze regels wordt beoogd de veerkracht van MMF's te vergroten en besmettingskanalen af te sluiten. Er zijn in heel de Unie eenvormige regels noodzakelijk die ervoor moeten zorgen dat MMF's vooral in onzekere marktsituaties kunnen voldoen aan terugbetalingsverzoeken van beleggers. Er zijn ook eenvormige regels inzake de portefeuille van een MMF nodig om ervoor te zorgen dat MMF's het hoofd kunnen bieden aan substantiële en plotselinge terugbetalingsverzoeken van een grote groep beleggers.

  7. Voorts zijn eenvormige regels inzake MMF's noodzakelijk om te zorgen voor de vlotte werking van de markt voor kortetermijnfinanciering van financiële instellingen, ondernemingen die kortlopende schuldpapieren uitgeven, en overheden. Dergelijke regels zijn ook noodzakelijk om beleggers in een MMF gelijke behandeling te geven en om te vermijden dat late terugkopers worden benadeeld indien de terugbetalingen tijdelijk opgeschort zijn of indien een MMF wordt geliquideerd.

  8. Er moet worden gezorgd voor de harmonisering van de prudentiële vereisten met betrekking tot MMF's door te voorzien in duidelijke voorschriften die MMF's en MMF-beheerders in de hele Unie directe verplichtingen opleggen. Hiermee wordt een stimulans gegeven aan MMF's als bron van kortetermijnfinanciering voor overheden en ondernemingen in de hele Unie. Ook zorgt dat ervoor dat MMF's voor de ondernemingen van de Unie die behoefte hebben aan kasbeheer, een betrouwbaar instrument blijven.

  9. De richtsnoeren over een gemeenschappelijke definitie van Europese geldmarktfondsen die op 19 mei 2010 door het Comité van Europese effectenregelgevers waren aangenomen om een minimum aan gelijke concurrentievoorwaarden voor MMF's in de Unie tot stand te brengen, waren één jaar na hun inwerkingtreding slechts door twaalf lidstaten ten uitvoer gelegd, wat erop wijst dat de diverse nationale regels hardnekkig blijven bestaan. Met onderling verschillende nationale regelingen is het niet mogelijk de kwetsbare punten van de geldmarkten van de Unie aan te pakken en de risico's voor besmetting te beperken, hetgeen de werking en de stabiliteit van de interne markt in gevaar brengt, zoals tijdens de financiële crisis is gebleken. De gemeenschappelijke regels inzake MMF's zoals bedoeld in deze verordening moeten beleggers daarom een hoog beschermingsniveau bieden en moeten elk potentieel gevaar voor besmetting ten gevolge van een mogelijke „run” van beleggers op MMF's voorkomen en beperken.

  10. Indien er geen verordening met regels voor MMF's zou bestaan, zouden op nationaal vlak verder nog uiteenlopende regelingen kunnen worden vastgesteld. Dergelijke maatregelen zouden de concurrentie aanzienlijk blijven verstoren door grote verschillen in de basisbescherming voor beleggers. Uiteenlopende voorschriften inzake samenstelling van de portefeuille, in aanmerking komende activa, looptijden, liquiditeit en diversificatie, alsmede inzake kredietwaardigheid van uitgevende instanties en van geldmarktinstrumenten leiden tot verschillende niveaus van bescherming voor de belegger omdat er verschillen bestaan in het risiconiveau dat aan het op het MMF gebaseerde beleggingsvoorstel is verbonden. Om die reden is het belangrijk een eenvormige reeks regels vast te stellen om besmetting op de markt van kortlopende financieringen te voorkomen, hetgeen de stabiliteit van de financiële markt van de Unie in gevaar zou brengen. Om systeemrisico te reduceren, mogen MMF's met een constante intrinsieke waarde (CNAV MMF's) uitsluitend in de Unie opereren als overheidsschuld-CNAV MMF's.

  11. De nieuwe regels voor MMF's bouwen voort op Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad(4), die het wettelijke kader vormt voor de oprichting, het beheer en de verhandeling van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) in de Unie, alsook op Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad(5), die het wettelijke kader vormt voor de oprichting, het beheer en de verhandeling van alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) in de Unie.

  12. In de Unie kunnen instellingen voor collectieve belegging worden geëxploiteerd als icbe's onder het beheer van icbe-beheermaatschappijen of icbe-beleggingsmaatschappijen die krachtens Richtlijn 2009/65/EG een vergunning daartoe hebben gekregen, of als abi's, die onder het beheer staan van beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen („abi-beheerders”) die krachtens Richtlijn 2011/61/EU een vergunning of een inschrijving daarvoor hebben gekregen. De nieuwe regels voor MMF's bouwen voort op het bij die richtlijnen vastgestelde rechtskader, met inbegrip van de ter uitvoering daarvan vastgestelde handelingen, en zijn bijgevolg van toepassing naast die richtlijnen. Voorts moeten de in het bestaande rechtskader geldende regels inzake beheer en verhandeling van toepassing zijn op MMF's en daarbij rekening houden met hun aard als icbe of abi. Op dezelfde manier moeten de in Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU neergelegde regels inzake grensoverschrijdende verlening van diensten en vrijheid van vestiging dienovereenkomstig van toepassing zijn op de grensoverschrijdende activiteiten van MMF's. Tegelijkertijd moet een aantal regels, betreffende het in hoofdstuk VII van Richtlijn 2009/65/EG vastgelegde beleggingsbeleid van icbe's, uitdrukkelijk buiten toepassing worden gelaten.

  13. Op instellingen voor collectieve belegging waarvan de kenmerken overeenstemmen met die van een MMF, moeten geharmoniseerde regels van toepassing zijn. Icbe's en abi's die beogen een rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te genereren, of de waarde van de belegging willen vrijwaren, en die deze doelstellingen willen verwezenlijken door in kortlopende activa zoals geldmarktinstrumenten of deposito's te beleggen, of omgekeerde retrocessieovereenkomsten of bepaalde derivatenovereenkomsten aan te gaan met als enig doel risico's met betrekking tot andere beleggingen van het fonds af te dekken, zijn verplicht de nieuwe regels voor MMF's in acht te nemen.

  14. Het specifieke karakter van MMF's vloeit voort uit de combinatie van de activa waarin wordt belegd en de doelstellingen die hiermee worden nagestreefd. De doelstelling om rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden en de doelstelling om de waarde van een belegging te vrijwaren, hoeven elkaar niet uit te sluiten. Een MMF kan één van die doelstellingen dan wel beide doelstellingen samen nastreven.

  15. De doelstelling om rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden, dient in ruime zin te worden begrepen. De rendementsverwachting hoeft niet perfect overeen te stemmen met EONIA, Libor, Eurobor of andere relevante geldmarkttarieven. Wanneer als doelstelling geldt het geldmarkttarief met een kleine marge te willen overtreffen, mag daarbij niet worden aangenomen dat de icbe of de abi aan de toepassing van de in deze verordening vervatte nieuwe eenvormige regels wordt onttrokken.

  16. De doelstelling van vrijwaring van de waarde van de belegging mag niet worden begrepen als een kapitaalgarantie waartoe een MFF zich zou verbinden. Het dient te worden begrepen als een oogmerk dat een icbe of abi wenst na te streven. Een daling in waarde van de beleggingen betekent niet dat de instelling voor collectieve belegging de doelstelling inzake vrijwaring van de waarde van een belegging heeft veranderd.

  17. Het is belangrijk dat icbe's en abi's met de kenmerken van MMF's als MMF worden aangemerkt en dat uitdrukkelijk wordt gecontroleerd of zij in staat zijn de nieuwe eenvormige regels permanent na te leven. Daartoe moeten vergunningen aan MMF's door bevoegde autoriteiten worden verleend. Voor icbe's moet de vergunning als MMF onderdeel uitmaken van de vergunning als icbe in overeenstemming met de geharmoniseerde procedures uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG. Voor abi's, die niet aan geharmoniseerde procedures voor vergunningverlening en toezicht uit hoofde van Richtlijn 2011/61/EU zijn onderworpen, moet worden gezorgd voor gemeenschappelijke basisregels inzake vergunningverlening die nauw corresponderen met de bestaande geharmoniseerde regels voor icbe's. Dergelijke procedures moeten ervoor zorgen dat de beheerder van een abi met een vergunning als MMF een overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU vergunninghoudende abi-beheerder is.

  18. Om te verzekeren dat alle instellingen voor collectieve belegging die de kenmerken van een MMF vertonen, aan de nieuwe gemeenschappelijke regels inzake MMF's zijn onderworpen, moet het gebruik van de benaming „MMF” of van elke andere term die suggereert dat een instelling voor collectieve belegging de kenmerken van een MMF zou bezitten, worden verboden tenzij aan deze verordening is voldaan. Om te voorkomen dat de regels van deze verordening worden omzeild, moeten de bevoegde autoriteiten toezicht houden op de marktpraktijken van instellingen voor collectieve belegging die in hun rechtsgebied zijn gevestigd of daar worden verhandeld, om na te gaan of zij de MMF-benaming niet misbruiken of de indruk wekken een MMF te zijn zonder dat zij aan het nieuwe rechtskader voldoen.

  19. Aangezien icbe's en abi's verschillende rechtsvormen kunnen aannemen zonder dat zij hiermee rechtspersoonlijkheid verkrijgen, moeten de bepalingen van deze verordening die MMF's verplichte handelingen opleggen, worden geacht betrekking te hebben op de MMF-beheerder in gevallen waarin het MMF is opgericht als een icbe of een abi die niet in staat is zelf te handelen omdat zij zelf geen rechtspersoonlijkheid heeft.

  20. In de regels over de portefeuille van MMF's moet duidelijk worden bepaald welke categorieën van activa voor belegging door MMF's in aanmerking kunnen komen en onder welke voorwaarden deze in aanmerking komen. Om de integriteit van MMF's te verzekeren, is het ook wenselijk een MMF te verbieden bepaalde financiële transacties aan te gaan die zijn beleggingsstrategie en -doelstellingen in gevaar zouden brengen.

  21. Geldmarktinstrumenten zijn verhandelbare instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistbiljetten, kortlopend papier van lokale overheden, depositocertificaten, commercial paper, en bankaccepten of verhandelbaar papier over middellange of korte termijn. Geldmarktinstrumenten kunnen alleen voor belegging door MMF's in aanmerking komen indien zij voldoen aan beperkingen inzake looptijd en door het MMF worden beschouwd als activa met een hoge kredietwaardigheid.

  22. Afgezien van het geval waarin een MMF overeenkomstig zijn fondsreglement of statuten in bankdeposito's belegt, moet het mogelijk zijn om MMF's toe te staan accessoir ook liquide middelen, zoals onmiddellijk opvraagbare bankdeposito's, te houden. Het accessoir houden van dergelijke liquide middelen kan onder meer gerechtvaardigd zijn om lopende of onvoorziene betalingen te kunnen uitvoeren, en in het geval van verkopen, gedurende de periode die nodig is om opnieuw te beleggen in in aanmerking komende activa.

  23. Securitisaties en door activa gedekt commercial paper (ABCP's) moeten worden geacht in aanmerking te komen voor zover zij voldoen aan bepaalde vereisten. Omdat bepaalde securitisaties tijdens de crisis bijzonder onstabiel waren, moeten aan securitisaties en ABCP's bepaalde kwaliteitscriteria worden opgelegd, teneinde ervoor te zorgen dat alleen goed presterende securitisaties en ABCP's in aanmerking komen. Tot het moment dat de voorgestelde verordening van het Europees Parlement en de Raad voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised — STS) securitisaties (de voorgestelde verordening inzake STS-securitisaties) is vastgesteld en op deze verordening van toepassing wordt, moet het MMF's toegestaan zijn maximaal 15 % van hun activa in securitisaties en ABCP's te beleggen. De Commissie moet een gedelegeerde handeling vaststellen, teneinde te waarborgen dat de criteria voor de identificatie van STS-securitisaties ook gelden voor de toepassing van deze verordening. Zodra die gedelegeerde handeling toepasselijk wordt, moet het MMF's toegestaan zijn maximaal 20 % van hun activa in securitisaties en ABCP's te beleggen, en maximaal 15 % van hun activa in andere dan eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties en ABCP's.

  24. Een MMF mag alleen in deposito's beleggen voor zover het fonds in staat is het geld te allen tijde terug te trekken. De daadwerkelijke mogelijkheid tot terugtrekking zou worden belemmerd indien de aan vroegtijdige terugtrekking verbonden boetes zo hoog zijn dat zij meer bedragen dan de vóór de intrekking opgelopen rente. Om die reden moet een MMF zich ervoor hoeden geen deposito's te beleggen bij een kredietinstelling die een hoger dan gemiddelde boete oplegt, of te langdurige deposito's aan te gaan die tot te hoge boetes zouden leiden.

  25. Om met de verschillen tussen de bankstructuren in de Unie, en met name de verschillen in de kleine lidstaten of de lidstaten met een sterk geconcentreerde bankensector, rekening te houden, en in situaties waar het voor MMF's financieel gezien geen zin heeft gebruik te maken van de diensten van een kredietinstelling in een andere lidstaat, bijvoorbeeld wanneer daarbij een valutatransactie met alle daaraan verbonden kosten en risico's nodig is, moet een bepaalde mate van flexibiliteit worden toegestaan in de zin van de diversificatieverplichting voor deposito's bij dezelfde kredietinstelling.

  26. Voor belegging door MMF's in aanmerking komende derivaten mogen alleen dienen om rentevoetrisico's en valutarisico's af te dekken en mogen als onderliggend instrument alleen gebruikmaken van rentetarieven, wisselkoersen, valuta's of indexen die die categorieën vertegenwoordigen. Elk gebruik van derivaten voor andere doeleinden of op basis van andere onderliggende instrumenten moet worden verboden. Derivaten mogen alleen worden gebruikt als aanvulling van de strategie van een MFF en niet als belangrijkste instrument om de doelstellingen van het MFF te bereiken. Indien een MMF zou beleggen in activa die in een andere munteenheid dan de munteenheid van het fonds zijn uitgedrukt, wordt verwacht dat de MMF-beheerder de blootstelling aan het valutarisico volledig afdekt, onder meer via derivaten. MMF's moeten kunnen beleggen in financiële derivaten, voor zover deze worden verhandeld op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder a), b) of c), van Richtlijn 2009/65/EG, of „over-the- counter” (otc) worden verhandeld, op voorwaarde dat aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

  27. Omgekeerde retrocessieovereenkomsten kunnen door een MMF worden gebruikt als een manier om overtollige kasmiddelen op zeer korte termijn te lenen, op voorwaarde dat de positie volledig met onderpand is gedekt. Om de belangen van de beleggers te beschermen, moet ervoor worden gezorgd dat het in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst verleende onderpand van hoge kwaliteit is en geen hoge correlatie vertoont met de prestatie van de tegenpartij, teneinde een negatieve impact te vermijden in het geval een tegenpartij in gebreke blijft. Daarnaast moet het MMF's zijn toegestaan maximaal 10 % van hun activa in retrocessieovereenkomsten te beleggen. Andere efficiënte technieken voor portefeuillebeheer, met inbegrip van het opnemen en verstrekken van effectenleningen, mogen door een MMF niet worden gebruikt omdat zij afbreuk zouden kunnen doen aan de beleggingsdoelstellingen van het MMF.

  28. Om het nemen van risico's door MMF's in te dijken, moet het tegenpartijrisico worden beperkt door MMF's duidelijke verplichtingen op te leggen met betrekking tot de diversificatie van hun portefeuille. Hiertoe is het dan ook noodzakelijk dat omgekeerde retrocessieovereenkomsten volledig door onderpand worden gedekt en dat ter beperking van het operationele risico één tegenpartij van een omgekeerde retrocessieovereenkomst niet meer dan 15 % van de activa van het MMF mag vertegenwoordigen. Alle otc-derivaten moeten onderworpen zijn aan Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(6).

  29. Om prudentiële redenen en om te vermijden dat een MMF significante invloed kan uitoefenen op het beheer van een uitgevende instelling, moet een buitensporige concentratie van beleggingen van een MMF in één uitgevende instelling worden voorkomen.

  30. MMF's die uitsluitend als spaarregelingen voor werknemers werken, moet het zijn toegestaan om van bepaalde vereisten in verband met beleggingen in andere MMF's af te wijken, voor zover de deelnemers aan dergelijke regelingen, die natuurlijke personen zijn, onderworpen zijn aan restrictieve terugbetalingsvoorwaarden die niet aan marktontwikkelingen zijn gekoppeld, maar aan specifieke en van tevoren gedefinieerde levensgebeurtenissen, zoals pensionering, en aan andere speciale omstandigheden, met inbegrip van maar niet beperkt tot de verwerving van een huis, scheiding, ziekte of werkloosheid. Het is belangrijk dat het werknemers is toegestaan te beleggen in MMF's, die als een van de veiligste vormen van kortetermijnbeleggingen worden beschouwd. Een dergelijke afwijking brengt de verwezenlijking van de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van financiële stabiliteit, niet in gevaar, aangezien werknemers die via hun spaarregeling voor werknemers in MMF's beleggen, niet zomaar om terugbetaling van hun belegging kunnen vragen. Terugbetalingen zijn alleen mogelijk in het geval van bepaalde van tevoren gedefinieerde levensgebeurtenissen. Dit houdt derhalve in dat werknemers ook in onzekere marktomstandigheden niet kunnen eisen dat hun belegging in MMF's wordt terugbetaald.

  31. MMF's horen te beleggen in activa van hoge kwaliteit die daartoe in aanmerking komen. Daarom moet een MMF over een zorgvuldige procedure van interne kredietkwaliteitsbeoordeling beschikken om de kredietwaardigheid te bepalen van de geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's waarin het fonds voornemens is te beleggen. Overeenkomstig het Unierecht dat overmatig vertrouwen in kredietratings beperkt, is het belangrijk dat MMF's vermijden mechanisch en overmatig te vertrouwen op ratings van ratingbureaus. MMF's moeten in staat zijn ratings te gebruiken als een aanvulling op hun eigen beoordeling van de kwaliteit van de in aanmerking komende activa. MMF-beheerders moeten geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's telkens opnieuw beoordelen wanneer er sprake is van een significante verandering, en met name wanneer zij ervan op de hoogte worden gebracht dat een geldmarktinstrument, securitisatie of ABCP een rating krijgt die lager is dan de twee hoogste kortetermijnratings van enig ratingbureau waar Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad(7) op van toepassing is en waaraan overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend. Daartoe moeten MMF-beheerders een interne procedure kunnen vaststellen voor het selecteren van de ratingbureaus die aansluiten bij het specifieke beleggingsportfolio van het MMF en voor het bepalen van de frequentie waarmee het MMF de ratings van die bureaus moeten controleren. De selectie van de ratingbureaus moet consistent zijn in de tijd.

  32. Rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organen, zoals IOSCO en de FSB, en met het Unierecht, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 1060/2009 en Richtlijn 2013/14/EU van het Europees Parlement en de Raad(8), gericht op het reduceren van een overmatig vertrouwen in ratings, is het niet passend om te verbieden dat voor een product, waaronder MMF's, een externe rating wordt aangevraagd of gefinancierd.

  33. Om te voorkomen dat MMF-beheerders voor de evaluatie van de kredietkwaliteitsbeoordeling van een geldmarktinstrument, securitisatie of ABCP verschillende beoordelingscriteria gebruiken en derhalve verschillende risicokenmerken toeschrijven aan hetzelfde instrument, moet ervoor worden gezorgd dat beheerders op dezelfde criteria vertrouwen. Daartoe moeten de minimumcriteria voor de beoordeling van een geldmarktinstrument, securitisatie en ABCP worden geharmoniseerd. Voorbeelden van criteria voor interne kredietkwaliteitsbeoordeling zijn kwantitatieve metingen met betrekking tot de uitgevende instelling, zoals de financiële ratio's, de tendens in de balans en richtsnoeren met betrekking tot rentabiliteit, die elk te beoordelen en te vergelijken zijn met die van soortgelijke ondernemingen en groepen van ondernemingen, en kwalitatieve metingen met betrekking tot de instrumentuitgever, zoals de effectiviteit van het beheer en de ondernemingsstrategie, die elk moeten worden geanalyseerd om te kunnen uitmaken of de algemene strategie van de uitgevende instantie geen afbreuk doet aan haar toekomstige kredietkwaliteit. Een gunstige uitkomst van de interne kredietkwaliteitsbeoordeling moet weergeven dat de kredietwaardigheid van de instantie die de instrumenten uitgeeft voldoende is en dat de kredietkwaliteit van de instrumenten voldoende is.

  34. Om een transparante en coherente procedure voor de interne kredietkwaliteitsbeoordeling te ontwikkelen, moet de beheerder van een MMF de procedure en de kredietkwaliteitsbeoordelingen documenteren. Dit vereiste zorgt ervoor dat de procedure een duidelijke reeks controleerbare regels volgt en dat de gebruikte methoden op verzoek aan de beleggers en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening worden meegedeeld.

  35. Om het portefeuillerisico van MMF's te beperken, moeten looptijdbeperkingen worden ingevoerd in de vorm van een maximaal toegelaten gewogen gemiddelde looptijd („weighted average maturity” of WAM) en gewogen gemiddelde duur („weighted average life” of WAL).

  36. De WAM wordt gebruikt om de gevoeligheid van een MMF voor veranderende geldmarktrentevoeten te meten. Bij de vaststelling van de WAM moeten MMF-beheerders rekening houden met de impact van derivaten, deposito's, retrocessieovereenkomsten en omgekeerde retrocessieovereenkomsten en het effect daarvan weergeven op het renterisico van het MMF. Wanneer een MMF wordt opgenomen in een swapverrichting om te worden blootgesteld aan een vastrentend instrument in plaats van aan een instrument met vlottende rentevoet, moet daarmee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de WAM.

  37. De WAL wordt gebruikt om het kredietrisico van een MFF-portfolio te meten, aangezien het kredietrisico hoger wordt naarmate de terugbetaling van de hoofdsom langer wordt uitgesteld. De WAL wordt ook gebruikt om het liquiditeitsrisico van een MFF-portfolio te beperken. Anders dan de berekening van de WAM staat de berekening van de WAL voor effecten met variabele rente en gestructureerde financiële instrumenten het niet toe renteherzieningsdata te gebruiken en wordt in plaats daarvan alleen de gestelde eindvervaldatum van een financieel instrument gebruikt. De looptijd die voor de berekening van de WAL wordt gebruikt, is de resterende looptijd tot de wettelijke terugbetaling aangezien dit de enige datum is waarvoor de beheermaatschappij redelijkerwijs kan verwachten dat het instrument wordt terugbetaald. In het geval van amortisatie-instrumenten moet het, vanwege de bijzondere aard van de onderliggende activa, mogelijk zijn de WAL voor sommige securitisaties en ABCP's te baseren op de looptijdberekening voor amortisatie-instrumenten op grond van hetzij het contractuele amortisatieprofiel van dergelijke instrumenten, hetzij het amortisatieprofiel van de onderliggende activa die tot de geldstromen voor de terugbetaling van dergelijke instrumenten leiden.

  38. Om MMF's beter te wapenen in het geval van verzoeken om terugbetaling en om te voorkomen dat hun activa tegen sterk verminderde prijzen worden geliquideerd, moeten zij permanent een minimumbedrag aan liquide activa met looptijd van een dag of een week aanhouden. Onder dagelijks vervallende activa moeten activa vallen zoals geldmiddelen, schuldbewijzen met een looptijd van een werkdag en omgekeerde retrocessieovereenkomsten. Onder wekelijks vervallende activa moeten activa vallen zoals geldmiddelen, schuldbewijzen met een looptijd van een week en omgekeerde retrocessieovereenkomsten. In het geval van overheidsschuld-CNAV MMF's en MMF's met een intrinsieke waarde en een lage volatiliteit („LVNAV MMF's”) moet het mogelijk zijn bij de wekelijkse liquiditeitsverplichtingen ook een beperkt percentage schatkistpapier met een resterende looptijd van 190 werkdagen dat binnen één dag kan worden afgewikkeld, in aanmerking te nemen. In het geval van MMF's met een variabele intrinsieke waarde („VNAV MMF's”) moet het mogelijk zijn bij de wekelijkse liquiditeitsverplichtingen ook een beperkt percentage geldmarktinstrumenten of deelnemingsrechten of aandelen van in aanmerking komende MMF's in aanmerking te nemen, op voorwaarde dat zij binnen vijf werkdagen kunnen worden afgewikkeld. Om de hoeveelheid dagelijks en wekelijks vervallende activa te berekenen, moet de wettelijke dag van terugbetaling van het activum worden gebruikt. De mogelijkheid voor de beheerder van een MMF om een overeenkomst op korte termijn op te zeggen, kan in aanmerking worden genomen. Indien een omgekeerde retrocessieovereenkomst bijvoorbeeld met een termijn van één werkdag kan worden opgezegd, moet deze worden gerekend als een dagelijks vervallende belegging. Indien de beheerder de mogelijkheid heeft geld van een depositorekening met een opzeggingstermijn van één werkdag op te nemen, geldt dit als een dagelijks vervallende belegging. Wanneer een financieel instrument een putoptie omvat en deze vrijelijk elke dag of binnen vijf werkdagen kan worden uitgeoefend, en de uitoefenprijs zich in de buurt van de verwachte waarde van het instrument bevindt, moet dat instrument als een dagelijks respectievelijk wekelijks vervallend activum worden beschouwd.

  39. Aangezien MMF's in activa met uiteenlopende looptijden kunnen beleggen, is het belangrijk dat beleggers een onderscheid moeten kunnen maken tussen verschillende categorieën van MMF's. Daarom moeten MMF's worden ingedeeld in kortlopende MMF's of standaard-MMF's. Kortlopende MMF's beogen een rendement aan geldmarkttarieven te bieden en verzekeren tegelijkertijd het hoogst mogelijke veiligheidsniveau voor de belegger. Met een korte WAM en WAL blijven het durationrisico en het kredietrisico van kortlopende MMF's beperkt.

  40. Standaard-MMF's beogen een rendement te bieden dat lichtjes hoger is dan het rendement op de geldmarkt en beleggen om die reden in activa die een verlengde looptijd hebben. Om deze hogere prestatie te bereiken, moeten standaard-MMF's kunnen gebruikmaken van verhoogde grenzen voor het portefeuillerisico zoals de WAM en de WAL.

  41. Volgens artikel 84 van Richtlijn 2009/65/EG kunnen beheerders van icbe-MMF's in uitzonderlijke gevallen waarin de omstandigheden dit vereisen tijdelijk terugbetalingen opschorten. Volgens artikel 16 van Richtlijn 2011/61/EU en artikel 47 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie(9) kunnen beheerders van abi-MMF's gebruikmaken van bijzondere regelingen om problemen inzake gebeurlijke illiquiditeit van de activa van het fonds aan te pakken.

  42. Om passend liquiditeitsbeheer te verzekeren, moeten MMF's voorzien in degelijke beleidsmaatregelen en procedures om hun beleggers te leren kennen. De door de beheerder van een MMF genomen beleidsmaatregelen moeten bijdragen tot een begrip van de beleggersbasis van het MMF zodat kan worden geanticipeerd op omvangrijke terugbetalingen. Om te voorkomen dat een MMF af te rekenen zou krijgen met plotselinge en massale terugbetalingen, moet bijzondere aandacht worden besteed aan grote beleggers die een aanzienlijk deel van de activa van het MMF vertegenwoordigen, zoals wanneer er één belegger is die meer dan het aandeel van dagelijks vervallende activa vertegenwoordigt. Wanneer mogelijk moet de beheerder van een MMF kijken naar de identiteit van zijn beleggers, zelfs indien zij worden vertegenwoordigd door derdenrekeningen, portalen of andere indirecte kopers.

  43. Als onderdeel van een zorgvuldig risicobeheer moeten MMF's minstens eenmaal per semester stresstests verrichten. Wanneer de resultaten van de stresstest zwakke punten aan het licht brengen, worden MMF-beheerders geacht op te treden om de robuustheid van het MMF te versterken.

  44. Om de reële waarde van activa weer te geven, moet voor de waardering bij voorkeur worden gebruikgemaakt van de methode van waardering tegen marktwaarde. Een beheerder van een MMF mag geen gebruik maken van de waardering op basis van een modellenbenadering wanneer de waardering tegen marktwaarde een betrouwbare waarde van het activum oplevert, aangezien de modellenbenadering vatbaar is voor minder nauwkeurige waarderingen. Activa zoals schatkistcertificaten en kortlopend papier van lokale overheden, alsmede verhandelbaar papier over middellange of korte termijn, worden in het algemeen geacht een betrouwbare waardering tegen marktwaarde op te leveren. Om commercial paper of depositocertificaten te waarderen, moet de beheerder van een MMF nagaan of er op de secundaire markt nauwkeurige prijzen beschikbaar zijn. De door de uitgevende instantie aangeboden opkoopprijs moet eveneens worden geacht een goede raming te bieden van de waarde van het commercial paper. De waarde van sommige activa, bijvoorbeeld bepaalde otc-derivaten, die slechts in geringe hoeveelheden worden verhandeld, is vanwege hun specifieke kenmerken moeilijk middels de waardering op basis van markprijzen te bepalen. In dat geval en in gevallen waarin de waardering tegen marktwaarde geen betrouwbare waarde van de activa oplevert, moet de beheerder van een MMF middels de methode van waardering op basis van een modellenbenadering een billijke waarde vaststellen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van marktgegevens, zoals het rendement van vergelijkbare emissies en vergelijkbare uitgevende instellingen, of door de kasstromen van het activum buiten beschouwing te laten. De waardering op basis van een modellenbenadering gebruikt financiële modellen om een billijke waarde van een activum vast te stellen. Dergelijke modellen kunnen bijvoorbeeld door MMF's zelf worden ontwikkeld, maar MMF's kunnen ook gebruikmaken van bestaande modellen van externe partijen, zoals aanbieders van gegevens.

  45. Overheidsschuld-CNAV MMF's hebben tot doel het kapitaal van de belegging te vrijwaren en tegelijkertijd een hoge liquiditeitsgraad te verzekeren. De meeste overheidsschuld-CNAV MMF's hebben een intrinsieke waarde (NAV) per reeks deelnemingsrechten of aandelen, bijvoorbeeld aan 1 EUR, 1 USD of 1 GBP, wanneer zij het inkomen onder de beleggers verdelen. Andere overheidsschuld-CNAV MMF's accumuleren inkomen in de NAV van het fonds en handhaven tegelijk de intrinsieke waarde van het vermogen op een constant bedrag.

  46. Om de specifieke eigenschappen van overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's aan bod te laten komen, moet het mogelijk zijn dat zij ook gebruikmaken van de internationaal erkende geamortiseerde kostprijs als boekhoudmethode zoals bedoeld in de internationale boekhoudnormen die de Unie voor bepaalde activa heeft goedgekeurd. Om desalniettemin te allen tijde controle te houden op het verschil tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van deelneming of aandeel, moet voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's de waarde van hun activa ook worden berekend op basis van de waardering tegen marktwaarde of op basis van de modellenbenadering.

  47. Aangezien een MMF een NAV moet bekendmaken die alle bewegingen in de waarde van zijn activa weergeeft, moet de bekendgemaakte NAV ten hoogste worden afgerond naar het dichtstbijzijnde basispunt of het equivalent daarvan. Wanneer de NAV in een specifieke munteenheid, bijvoorbeeld 1 EUR, wordt bekendgemaakt, moet de incrementele verandering in waarde om de 0,0001 EUR worden verricht. In het geval van een NAV tegen 100 EUR moet de incrementele verandering om de 0,01 EUR worden verricht. Indien het daarnaast om een overheidsschuld-CNAV MMF of een LVNAV-MMF gaat, moet het MMF de constante NAV en het verschil tussen de constante NAV en de NAV kunnen bekendmaken. In dit geval wordt de constante NAV berekend door de NAV af te ronden op de dichtstbijzijnde cent voor een NAV tegen 1 EUR (elke beweging van 0,01 EUR).

  48. Om in staat te zijn potentiële terugbetalingen aan beleggers in perioden van ernstige spanning op de markt te beperken, moeten overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's voor de bescherming van beleggers en om te voorkomen dat „eerstemarktspelers” voordelen behalen, over bepalingen voor liquiditeitsvergoedingen en beperkingen op terugbetalingsverzoeken beschikken. De liquiditeitsvergoeding moet een passende weerspiegeling vormen van de kosten die een MMF maakt om liquiditeit te bereiken en niet neerkomen op een boete ter compensatie van de door andere beleggers als gevolg van de terugbetaling geleden verliezen.

  49. Externe steun aan een MMF met de bedoeling liquiditeit of stabiliteit te bewaren of die de facto dergelijke gevolgen heeft, verhoogt het risico op besmetting tussen de MMF-sector en de rest van de financiële sector. Derden, met inbegrip van kredietinstellingen, andere financiële instellingen of juridische entiteiten binnen dezelfde groep als het MMF, die deze steun verlenen, kunnen een belang daarbij hebben, omdat zij een economisch belang hebben in de beheermaatschappij die het MMF beheert dan wel omdat zij reputatieschade wensen te voorkomen ingeval hun naam wordt geassocieerd met een in gebreke blijvende MMF. Omdat deze derden zich niet altijd uitdrukkelijk ertoe verbinden de steun te verstrekken of te garanderen, bestaat onzekerheid of deze steun zal worden verleend wanneer het MMF daaraan behoefte heeft. In die omstandigheden draagt de discretionaire aard van de sponsorsteun bij aan de onzekerheid onder marktdeelnemers over de vraag wie de verliezen van het MMF zal dragen wanneer zij zich voordoen. Die onzekerheid kan een MMF zelfs nog kwetsbaarder maken voor een run op het fonds in tijden van financiële instabiliteit waarin de ruimere financiële risico's het meest uitgesproken zijn en er bezorgdheid ontstaat over de gezondheid van de sponsors en hun bekwaamheid om steun aan de aangesloten MMF's te verlenen. Om deze redenen is externe steun aan MMF's verboden.

  50. Voordat zij in een MMF beleggen, moeten beleggers duidelijk worden meegedeeld of het gaat om een kortlopende dan wel een standaard-MMF, en of het een overheidsschuld-CNAV MMF, een LVNAV MMF of een VNAV MMF betreft. Om misplaatste verwachtingen van de belegger te vermijden moet in elke reclamemededeling ook duidelijk worden vermeld dat een MMF geen gewaarborgd beleggingsvehikel is. MMF's moeten wekelijks ook bepaalde andere informatie aan beleggers bekendmaken, met inbegrip van een gedetailleerd overzicht van de looptijden in het portfolio, het kredietprofiel en details betreffende de tien grootste deelnemingen in het MMF.

  51. Naast de krachtens Richtlijn 2009/65/EG of Richtlijn 2011/61/EU reeds verplicht gestelde rapportage, en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de risico's op de MMF-markt op te sporen, te volgen en te beantwoorden, moeten de MMF's hun een gedetailleerde lijst van gegevens over het MMF verstrekken, waaronder het soort MMF en de kenmerken van het MMF, portfolio-indicatoren en informatie over de activa in het portfolio. De bevoegde autoriteiten moeten deze gegevens in de hele Unie op consistente wijze verzamelen om zo een degelijke kennis van de voornaamste ontwikkelingen op de MMF-markt te verkrijgen. Om een collectieve analyse van mogelijke gevolgen voor de MMF-markt in de Unie te vergemakkelijken, moeten deze gegevens worden doorgezonden naar de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (ESMA), die is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(10), die een centrale gegevensbank van MMF's zal oprichten.

  52. De bevoegde autoriteit van een MMF moet nagaan of het MMF in staat is deze verordening permanent na te leven. Om die reden moeten bevoegde autoriteiten de beschikking krijgen over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, met inbegrip van de mogelijkheid om boetes op te leggen en maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken zoals bedoeld in deze verordening. Die bevoegdheden gelden onverminderd de bestaande bevoegdheden uit hoofde van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU. De bevoegde autoriteiten voor icbe's en abi's moeten ook nagaan of deze regels worden nageleefd door alle instellingen voor collectieve belegging met kenmerken van MMF's die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

  53. Met het oog op het nader specificeren van technische aspecten van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen voor de opname van een kruisverwijzing naar de criteria voor het identificeren van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties en ABCP's, ter specificering van de kwantitatieve en kwalitatieve liquiditeits- en kredietkwaliteitsvereisten voor activa, en ter specificering van de criteria voor de kredietkwaliteitsbeoordeling. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

  54. De Commissie dient ook bevoegd te zijn technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 291 VWEU en in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De ESMA moet worden belast met het opstellen van ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, die aan de Commissie zullen worden voorgelegd, met betrekking tot het formulier voor de rapportage van informatie over MMF's aan de bevoegde autoriteiten.

  55. De ESMA moet alle bevoegdheden kunnen uitoefenen die haar uit hoofde van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU met betrekking tot deze verordening zijn verleend. Zij is ook belast met het ontwikkelen van ontwerpen van technische uitvoeringsnormen.

  56. Uiterlijk op 21 juli 2022 moet de Commissie deze verordening aan een evaluatie onderwerpen. Daarbij moet de ervaring die bij de toepassing van deze verordening is opgedaan, in kaart worden gebracht en de gevolgen voor de verschillende economische aspecten die aan MMF's verbonden zijn, worden geanalyseerd. Ook de gevolgen voor de beleggers, de MMF's en de MMF-beheerders in de Unie moeten worden geanalyseerd. Verder moet worden geanalyseerd welke rol MMF's spelen bij het kopen van door lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van het schuldpapier in kwestie, wetende dat het een levensnoodzakelijke rol in de financiering van lidstaten speelt. Bij de evaluatie moeten ook het verslag als bedoeld in artikel 509, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(12), de gevolgen van deze verordening voor de markten voor kortetermijnfinanciering en de internationale ontwikkelingen op het gebied van regelgeving in aanmerking worden genomen. Tot slot moet de Commissie, uiterlijk op 21 juli 2022, een verslag voorleggen over de haalbaarheid van de totstandbrenging van een quotum van 80 % voor de EU-overheidsschuld, aangezien de uitgifte van kortetermijn-EU-schuldpapier onder het Unierecht valt, hetgeen vanuit een prudentieel toezichtsoogpunt rechtvaardigt dat dit schuldpapier, anders dan niet-EU-schuldpapier, een preferentiële behandeling krijgt. Gezien de huidige schaarste van EU-overheidsschuldinstrumenten voor de korte termijn en de onzekerheid omtrent de ontwikkeling van de nieuwe LVNAV MMF's, moet de Commissie uiterlijk op 21 juli 2022 de haalbaarheid van een quotum van 80 % voor de EU-overheidsschuld evalueren, en in dat verband ook beoordelen of het LVNAV MMF-model zich tot een passend alternatief voor niet-EU- overheidsschuld-CVAV MMF's heeft ontwikkeld.

  57. De in deze verordening neergelegde nieuwe eenvormige regels inzake MMF's moeten voldoen aan Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(13) en aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(14).

  58. Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk garanderen dat eenvormige prudentiële, governance- en transparantievoorschriften van toepassing zijn op alle MMF's in de Unie waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de noodzaak een evenwicht te bewerkstelligen tussen de veiligheid en betrouwbaarheid van MMF's en de doeltreffende werking van de geldmarkten en de kostprijs voor de verschillende belanghebbenden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

  59. De in deze verordening neergelegde nieuwe eenvormige regels inzake MMF's respecteren de grondrechten en leven de beginselen na die in het bijzonder worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van consumentenbescherming, de vrijheid van ondernemerschap en de bescherming van persoonsgegevens. De nieuwe eenvormige regels voor MMF's moeten worden toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

1.

Deze verordening stelt regels vast betreffende in de Unie gevestigde, beheerde of verhandelde geldmarktfondsen (MMF's), de financiële instrumenten die in aanmerking komen voor belegging door een MMF, de portefeuille van een MMF, en de waardering ervan, en de rapportagevereisten met betrekking tot een MMF.

Deze verordening is van toepassing op instellingen voor collectieve belegging die:

  1. overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een vergunning als instelling voor collectieve belegging (hierna „icbe”) moeten krijgen of een vergunning als icbe hebben, dan wel overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een alternatieve beleggingsinstelling (hierna „abi”) vormen;

  2. in kortlopende activa beleggen, en

  3. afzonderlijke of gezamenlijke doelstellingen hebben die beogen een rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden of de waarde van de belegging te vrijwaren.

2.

De lidstaten leggen geen extra verplichtingen op binnen het toepassingsgebied van deze verordening.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.„kortlopende activa”:
    financiële activa met een resterende looptijd die twee jaar niet overschrijdt;
    2.„geldmarktinstrumenten”:
    geldmarktinstrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder o), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie(15);
    3.„effecten”:
    effecten in de zin van artikel 2, lid 1, onder n), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2007/16/EG;
    4.„retrocessieovereenkomst”:
    een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan deze titel verbonden zijn, aan een tegenpartij overdraagt onder de verbintenis deze terug te kopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;
    5.„omgekeerde retrocessieovereenkomst”:
    een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan een titel of effect zijn verbonden, van een tegenpartij ontvangt onder de verbintenis deze terug te verkopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;
    6.„verstrekte effectenlening” en „opgenomen effectenlening”:
    een transactie waarbij een instantie of haar tegenpartij effecten overdraagt onder de verbintenis dat de leningnemer op een tijdstip in de toekomst of wanneer de overdrager daarom verzoekt gelijkwaardige effecten teruglevert, waarbij die transactie bekendstaat als een „verstrekte effectenlening” voor de instantie die de effecten overdraagt, en als een „opgenomen effectenlening” voor de instantie waaraan de effecten worden overgedragen;
    7.„securitisatie”:
    securitisatie als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 61, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
    8.„waardering tegen marktwaarde” („mark to market”):
    het bepalen van de waarde van posities op basis van direct beschikbare slotkoersen, afkomstig van onafhankelijke bronnen, waaronder beurskoersen, prijzen in de schermenhandel of noteringen van een aantal onafhankelijke gereputeerde effectenmakelaars;
    9.„waardering op basis van een modellenbenadering” („mark to model”):
    het door middel van benchmarking, extrapolatie of een andere berekeningswijze bepalen van de waarde op basis van één of meer inputs uit de markt;
    10.„methode van de geamortiseerde kostprijs”:
    een waarderingsmethode die de kosten voor het verkrijgen van een activum in aanmerking neemt en die waarde voor amortisatie van premies (of kortingen) aanpast tot de vervaldag;
    11.„overheidsschuldgeldmarktfonds met constante intrinsieke waarde” (public debt constant net asset value money market fund) of „overheidsschuld-CNAV MMF”:

    een MMF:

    1. dat een onveranderde intrinsieke waarde (NAV) probeert te behouden per recht van deelneming of aandeel;

    2. waarbij de opbrengsten dagelijks in het fonds worden opgenomen en aan de belegger kunnen worden uitbetaald of kunnen worden gebruikt om meer rechten van deelneming of aandelen in het fonds aan te kopen;

    3. waarbij activa in het algemeen volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd en waarbij de NAV tot het dichtstbijzijnde percentagepunt of het in nationale valuta uitgedrukte overeenstemmende bedrag worden afgerond, en

    4. dat ten minste 99,5 % van zijn activa belegt in instrumenten als bedoeld in artikel 17, lid 7, omgekeerde retrocessieovereenkomsten gedekt door overheidsschuld als bedoeld in artikel 17, lid 7, en in geldmiddelen;

    12.„MMF met een intrinsieke waarde en een lage volatiliteit” of „LVNAV MMF”:
    een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29, 30 en 32 en artikel 33, lid 2, onder b);
    13.„MMF met een variabele intrinsieke waarde” of „VNAV MMF”:
    een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29 en 30 en artikel 33, lid 1;
    14.„kortlopend MMF”:
    een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, lid 1, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 24;
    15.„standaard-MMF”:
    een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 25;
    16.„kredietinstelling”:
    kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
    17.„bevoegde autoriteit van het MMF”:
    1. voor icbe's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de icbe aangewezen in overeenstemming met artikel 97 van Richtlijn 2009/65/EG;

    2. voor EU-abi's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de abi als omschreven in artikel 4, lid 1, onder p), van Richtlijn 2011/61/EU;

    3. voor niet-EU-abi's, een van de volgende:

      1. de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de niet-EU-abi in de Unie zonder paspoort wordt verhandeld;

      2. de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder die de niet-EU-abi beheert, wanneer de niet-EU-abi in de Unie met een paspoort wordt verhandeld of niet in de Unie wordt verhandeld;

      3. de bevoegde autoriteit van de referentielidstaten indien de niet-EU-abi niet door een EU-abi-beheerder wordt beheerd en in de Unie met een paspoort wordt verhandeld;

    18.„wettelijke vervaldag”:
    de datum waarop de hoofdsom van een effect volledig moet worden terugbetaald en waaraan geen enkele keuzemogelijkheid is verbonden;
    19.„gewogen gemiddelde looptijd” (weighted average maturity) of „WAM”:
    de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldag of, indien korter, tot de volgende aanpassing van de rentevoet aan de geldmarktrente, van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;
    20.„gewogen gemiddelde duur” (weighted average life) of „WAL”:
    de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldatum van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;
    21.„resterende looptijd”:
    de resterende tijd tot de wettelijke vervaldag van een effect;
    22.„short sale”:

    elke verkoop door een MMF van een instrument dat het MMF niet in eigendom heeft op het moment dat het de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke verkoop wanneer het MMF bij de sluiting van de verkoopovereenkomst het instrument heeft ontleend of heeft toegezegd het te ontlenen met het oog op levering ervan bij de afwikkeling, met uitsluiting van:

    1. een verkoop door een van de partijen onder een retrocessieovereenkomst waarbij één partij heeft aanvaard om de andere partij een effect tegen een bepaalde prijs te verkopen met als tegenprestatie van die andere partij het effect op een latere datum tegen een andere, bepaalde prijs terug te verkopen, of

    2. het aangaan van een futures- of ander derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstige datum tegen een bepaalde prijs te verkopen;

    23.„beheerder van een MMF”:
    in het geval van een MMF dat een icbe is: de icbe-beheermaatschappij; in het geval van een icbe met een interne beheerder: de icbe-beleggingsmaatschappij; in het geval van een MMF dat een abi is: een abi-beheerder of een abi met een interne beheerder.
1.

MMF's worden opgericht als een van de volgende types:

  1. een VNAV MMF;

  2. een overheidsschuld-CNAV MMF;

  3. een LVNAV MMF.

2.

De vergunning van een MMF vermeldt uitdrukkelijk het type MMF, te kiezen uit de in lid 1 vermelde types.

1.

In de Unie wordt geen instelling voor collectieve belegging als MMF gevestigd, verhandeld of beheerd tenzij hiervoor overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend.

Deze vergunning geldt voor alle lidstaten.

2.

Aan een instelling voor collectieve belegging waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG voor het eerst een vergunning als icbe is vereist en waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning als MMF is vereist, wordt een vergunning als MMF verleend in het kader van de icbe-vergunningsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG.

Als een instelling voor collectieve belegging reeds een vergunning als icbe overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG heeft gekregen, kan zij een vergunning als MMF aanvragen volgens de in de leden 4 en 5 van dit artikel uiteengezette procedure.

3.

Aan een instelling voor collectieve belegging die een abi is en waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning als MMF is vereist, wordt een vergunning als MMF verleend volgens de in artikel 5 ingestelde vergunningsprocedure.

4.

Aan een instelling voor collectieve belegging wordt geen vergunning als MMF verleend tenzij de bevoegde autoriteit van het MMF genoegzaam heeft vastgesteld dat het MMF in staat zal zijn te voldoen aan alle voorschriften van deze verordening.

5.

Voor de vergunning als MMF legt een instelling voor collectieve belegging haar bevoegde autoriteit de volgende documenten over:

  1. het reglement of de statuten van het MMF, met vermelding van welk type MMF het is, te kiezen uit de in artikel 3, lid 1, vermelde types;

  2. de identificatie van de beheerder van het MMF;

  3. de identificatie van de bewaarder;

  4. een beschrijving van het MMF of voor beleggers beschikbare informatie over het fonds;

  5. een beschrijving van of informatie over de regelingen en procedures die nodig zijn om te voldoen aan de vereisten bedoeld in de hoofdstukken II tot en met VII;

  6. elk ander gegeven of elk ander document dat de bevoegde autoriteit van het MMF verlangt om naleving van de voorschriften van deze verordening te controleren.

6.

De bevoegde autoriteiten informeren de ESMA elk kwartaal over de krachtens deze verordening verleende of ingetrokken vergunningen.

7.

De ESMA houdt een centraal openbaar register bij met de identificatie van elk MMF waaraan overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend, zijn type overeenkomstig artikel 3, lid 1, of het een kortlopend MMF dan wel een standaard-MMF is, zijn beheerder en de bevoegde autoriteit van het MMF. Het register wordt in elektronische vorm beschikbaar gesteld.

1.

Aan een abi wordt een vergunning als MMF alleen verleend indien de bevoegde autoriteit van het MMF het verzoek van een abi-beheerder die reeds overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een vergunning voor het beheer van een abi-MMF heeft gekregen, goedkeurt en ook het fondsreglement en de keuze van de bewaarder goedkeurt.

2.

Bij de indiening van het verzoek tot het beheer van een abi-MMF verstrekt de abi-beheerder aan wie een vergunning is verleend, de bevoegde autoriteit van het MMF het volgende:

  1. de schriftelijke overeenkomst met de bewaarder;

  2. informatie over delegatieregelingen met betrekking tot portefeuille- en risicobeheer en de administratie betreffende de abi;

  3. informatie over de beleggingsstrategieën, het risicoprofiel en andere kenmerken van abi-MMF's die de abi-beheerder beheert of wil beheren.

De bevoegde autoriteit van het MMF kan de bevoegde autoriteit van de abi-beheerder verzoeken om verduidelijking en informatie met betrekking tot de in de vorige alinea bedoelde documenten, of om een certificaat waaruit blijkt dat MMF's binnen het toepassingsgebied van de beheersvergunning van de abi-beheerder valt. De bevoegde autoriteit van de abi-beheerder antwoordt binnen 10 werkdagen op het verzoek.

3.

Elke latere wijziging in de in lid 2 bedoelde documenten wordt door de abi-beheerder onmiddellijk meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van het MMF.

4.

De bevoegde autoriteit van het MMF weigert het verzoek van de abi-beheerder alleen indien één van de volgende gevallen zich voordoet:

  1. de abi-beheerder voldoet niet aan deze verordening;

  2. de abi-beheerder voldoet niet aan Richtlijn 2011/61/EU;

  3. de abi-beheerder heeft van zijn bevoegde autoriteit geen vergunning gekregen voor het beheer van MMF's

  4. de abi-beheerder heeft de in lid 2 bedoelde documenten niet verstrekt.

Voordat een vergunning wordt geweigerd, raadpleegt de bevoegde autoriteit van het MMF de bevoegde autoriteit van de abi-beheerder.

5.

De vergunning van een abi als MMF is niet onderworpen aan de voorwaarde dat de abi wordt beheerd door een abi-beheerder aan wie een vergunning in de lidstaat van herkomst van de abi is verleend dan wel dat de abi-beheerder activiteiten ontwikkelt of delegeert in de lidstaat van herkomst van de abi.

6.

De abi-beheerder wordt er binnen twee maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning van de abi als MMF al dan niet is verleend.

7.

De bevoegde autoriteit van het MMF verleent geen vergunning van de abi als MMF indien het voor de abi juridisch niet mogelijk is zijn rechten van deelneming of aandelen in zijn lidstaat van herkomst te verhandelen.

1.

Een icbe of een abi gebruikt de benaming „geldmarktfonds” of „MMF” met betrekking tot zichzelf of de door deze instelling uitgegeven rechten van deelneming of aandelen alleen indien aan de icbe of de abi een vergunning krachtens deze verordening is verleend.

Een icbe of een abi mag geen misleidende of onjuiste benaming gebruiken waarmee zou worden gesuggereerd dat zij een MMF is, tenzij zij een vergunning als MMF overeenkomstig deze verordening heeft gekregen.

Een icbe of een abi mag geen kenmerken hebben die sterk op de in artikel 1, lid 1, genoemde kenmerken lijken, tenzij zij een vergunning als MMF overeenkomstig deze verordening heeft gekregen.

2.

Onder het gebruik van de benaming „geldmarktfonds”, „MMF” of een andere benaming waarmee wordt gesuggereerd dat een icbe of een abi een MMF is, wordt verstaan: gebruik in externe documenten, prospectussen, verslagen, verklaringen, reclame, mededelingen, brieven of elk ander materiaal dat gericht is tot of bedoeld is voor verspreiding onder beleggers die daarom verzoeken, houders van rechten van deelneming, aandeelhouders of bevoegde autoriteiten in schriftelijke, mondelinge, elektronische of elke andere vorm.

1.

Een MMF en de beheerder van het MMF voldoen te allen tijde aan deze verordening.

2.

Een MMF dat een icbe is en de beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

3.

Een MMF dat een abi is en de beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2011/61/EU, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

4.

De beheerder van een MMF is verantwoordelijk voor het verzekeren van de naleving van deze verordening en is aansprakelijk voor elk verlies of elke schade ten gevolge van niet-naleving van deze verordening.

5.

Deze verordening belet MMF's niet om beleggingslimieten toe te passen die strenger zijn dan die welke deze verordening vereist.

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

1.

Deze verordening stelt regels vast betreffende in de Unie gevestigde, beheerde of verhandelde geldmarktfondsen (MMF's), de financiële instrumenten die in aanmerking komen voor belegging door een MMF, de portefeuille van een MMF, en de waardering ervan, en de rapportagevereisten met betrekking tot een MMF.

Deze verordening is van toepassing op instellingen voor collectieve belegging die:

  1. overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een vergunning als instelling voor collectieve belegging (hierna „icbe”) moeten krijgen of een vergunning als icbe hebben, dan wel overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een alternatieve beleggingsinstelling (hierna „abi”) vormen;

  2. in kortlopende activa beleggen, en

  3. afzonderlijke of gezamenlijke doelstellingen hebben die beogen een rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden of de waarde van de belegging te vrijwaren.

2.

De lidstaten leggen geen extra verplichtingen op binnen het toepassingsgebied van deze verordening.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.„kortlopende activa”:
    financiële activa met een resterende looptijd die twee jaar niet overschrijdt;
    2.„geldmarktinstrumenten”:
    geldmarktinstrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder o), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie(15);
    3.„effecten”:
    effecten in de zin van artikel 2, lid 1, onder n), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2007/16/EG;
    4.„retrocessieovereenkomst”:
    een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan deze titel verbonden zijn, aan een tegenpartij overdraagt onder de verbintenis deze terug te kopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;
    5.„omgekeerde retrocessieovereenkomst”:
    een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan een titel of effect zijn verbonden, van een tegenpartij ontvangt onder de verbintenis deze terug te verkopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;
    6.„verstrekte effectenlening” en „opgenomen effectenlening”:
    een transactie waarbij een instantie of haar tegenpartij effecten overdraagt onder de verbintenis dat de leningnemer op een tijdstip in de toekomst of wanneer de overdrager daarom verzoekt gelijkwaardige effecten teruglevert, waarbij die transactie bekendstaat als een „verstrekte effectenlening” voor de instantie die de effecten overdraagt, en als een „opgenomen effectenlening” voor de instantie waaraan de effecten worden overgedragen;
    7.„securitisatie”:
    securitisatie als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 61, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
    8.„waardering tegen marktwaarde” („mark to market”):
    het bepalen van de waarde van posities op basis van direct beschikbare slotkoersen, afkomstig van onafhankelijke bronnen, waaronder beurskoersen, prijzen in de schermenhandel of noteringen van een aantal onafhankelijke gereputeerde effectenmakelaars;
    9.„waardering op basis van een modellenbenadering” („mark to model”):
    het door middel van benchmarking, extrapolatie of een andere berekeningswijze bepalen van de waarde op basis van één of meer inputs uit de markt;
    10.„methode van de geamortiseerde kostprijs”:
    een waarderingsmethode die de kosten voor het verkrijgen van een activum in aanmerking neemt en die waarde voor amortisatie van premies (of kortingen) aanpast tot de vervaldag;
    11.„overheidsschuldgeldmarktfonds met constante intrinsieke waarde” (public debt constant net asset value money market fund) of „overheidsschuld-CNAV MMF”:

    een MMF:

    1. dat een onveranderde intrinsieke waarde (NAV) probeert te behouden per recht van deelneming of aandeel;

    2. waarbij de opbrengsten dagelijks in het fonds worden opgenomen en aan de belegger kunnen worden uitbetaald of kunnen worden gebruikt om meer rechten van deelneming of aandelen in het fonds aan te kopen;

    3. waarbij activa in het algemeen volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd en waarbij de NAV tot het dichtstbijzijnde percentagepunt of het in nationale valuta uitgedrukte overeenstemmende bedrag worden afgerond, en

    4. dat ten minste 99,5 % van zijn activa belegt in instrumenten als bedoeld in artikel 17, lid 7, omgekeerde retrocessieovereenkomsten gedekt door overheidsschuld als bedoeld in artikel 17, lid 7, en in geldmiddelen;

    12.„MMF met een intrinsieke waarde en een lage volatiliteit” of „LVNAV MMF”:
    een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29, 30 en 32 en artikel 33, lid 2, onder b);
    13.„MMF met een variabele intrinsieke waarde” of „VNAV MMF”:
    een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29 en 30 en artikel 33, lid 1;
    14.„kortlopend MMF”:
    een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, lid 1, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 24;
    15.„standaard-MMF”:
    een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 25;
    16.„kredietinstelling”:
    kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
    17.„bevoegde autoriteit van het MMF”:
    1. voor icbe's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de icbe aangewezen in overeenstemming met artikel 97 van Richtlijn 2009/65/EG;

    2. voor EU-abi's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de abi als omschreven in artikel 4, lid 1, onder p), van Richtlijn 2011/61/EU;

    3. voor niet-EU-abi's, een van de volgende:

      1. de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de niet-EU-abi in de Unie zonder paspoort wordt verhandeld;

      2. de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder die de niet-EU-abi beheert, wanneer de niet-EU-abi in de Unie met een paspoort wordt verhandeld of niet in de Unie wordt verhandeld;

      3. de bevoegde autoriteit van de referentielidstaten indien de niet-EU-abi niet door een EU-abi-beheerder wordt beheerd en in de Unie met een paspoort wordt verhandeld;

    18.„wettelijke vervaldag”:
    de datum waarop de hoofdsom van een effect volledig moet worden terugbetaald en waaraan geen enkele keuzemogelijkheid is verbonden;
    19.„gewogen gemiddelde looptijd” (weighted average maturity) of „WAM”:
    de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldag of, indien korter, tot de volgende aanpassing van de rentevoet aan de geldmarktrente, van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;
    20.„gewogen gemiddelde duur” (weighted average life) of „WAL”:
    de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldatum van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;
    21.„resterende looptijd”:
    de resterende tijd tot de wettelijke vervaldag van een effect;
    22.„short sale”:

    elke verkoop door een MMF van een instrument dat het MMF niet in eigendom heeft op het moment dat het de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke verkoop wanneer het MMF bij de sluiting van de verkoopovereenkomst het instrument heeft ontleend of heeft toegezegd het te ontlenen met het oog op levering ervan bij de afwikkeling, met uitsluiting van:

    1. een verkoop door een van de partijen onder een retrocessieovereenkomst waarbij één partij heeft aanvaard om de andere partij een effect tegen een bepaalde prijs te verkopen met als tegenprestatie van die andere partij het effect op een latere datum tegen een andere, bepaalde prijs terug te verkopen, of

    2. het aangaan van een futures- of ander derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstige datum tegen een bepaalde prijs te verkopen;

    23.„beheerder van een MMF”:
    in het geval van een MMF dat een icbe is: de icbe-beheermaatschappij; in het geval van een icbe met een interne beheerder: de icbe-beleggingsmaatschappij; in het geval van een MMF dat een abi is: een abi-beheerder of een abi met een interne beheerder.

Artikel 3 Types MMF's

1.

MMF's worden opgericht als een van de volgende types:

  1. een VNAV MMF;

  2. een overheidsschuld-CNAV MMF;

  3. een LVNAV MMF.

2.

De vergunning van een MMF vermeldt uitdrukkelijk het type MMF, te kiezen uit de in lid 1 vermelde types.

Artikel 4 Vergunning van MMF's

Artikel 5 Procedure voor vergunning van abi-MMF's

Artikel 6 Gebruik van de benaming MMF

Artikel 7 Toepasselijke regels

HOOFDSTUK II Verplichtingen betreffende het beleggingsbeleid van MMF's

Afdeling I Algemene regels en in aanmerking komende activa

Artikel 8 Algemene beginselen

Artikel 9 In aanmerking komende activa

Artikel 10 In aanmerking komende geldmarktinstrumenten

Artikel 11 In aanmerking komende securitisaties en ABCP's

Artikel 12 In aanmerking komende deposito's bij kredietinstellingen

Artikel 13 In aanmerking komende financiële derivaten

Artikel 14 In aanmerking komende retrocessieovereenkomsten

Artikel 15 In aanmerking komende omgekeerde retrocessieovereenkomsten

Artikel 16 In aanmerking komende rechten van deelneming in of aandelen van MMF's

Afdeling II Bepalingen inzake beleggingsbeleid

Artikel 17 Diversificatie

Artikel 18 Concentratie

Afdeling III Kredietkwaliteit van geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's

Artikel 19 Interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure

Artikel 20 Interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure

Artikel 21 Documentatie

Artikel 22 Gedelegeerde handelingen voor de kredietkwaliteitsbeoordeling

Artikel 23 Governance van de kredietkwaliteitsbeoordeling

HOOFDSTUK III Verplichtingen betreffende het risicobeheer van MMF's

Artikel 24 Portefeuilleregels voor kortlopende MMF's

Artikel 25 Portefeuilleregels voor standaard-MMF's

Artikel 26 Ratings van een MMF

Artikel 27 Ken uw cliënt-beleid

Artikel 28 Stresstests

HOOFDSTUK IV Waarderingsregels

Artikel 29 Waardering van MMF's

Artikel 30 Berekening van de NAV per recht van deelneming of aandeel

Artikel 31 Berekening van de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van overheidsschuld-CNAV MMF's

Artikel 32 Berekening van de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van LVNAV MMF's

Artikel 33 Uitgifte en terugbetalingsprijs

HOOFDSTUK V Specifieke voorschriften voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's

Artikel 34 Specifieke voorschriften voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's

HOOFDSTUK VI Externe steun

Artikel 35 Externe steun

HOOFDSTUK VII Transparantievoorschriften

Artikel 36 Transparantie

Artikel 37 Rapportage aan de bevoegde autoriteiten

HOOFDSTUK VIII Toezicht

Artikel 38 Toezicht door de bevoegde autoriteiten

Artikel 39 Taken van bevoegde autoriteiten

Artikel 40 Sancties en andere maatregelen

Artikel 41 Specifieke maatregelen

Artikel 42 Bevoegdheden van de ESMA

Artikel 43 Samenwerking tussen autoriteiten

HOOFDSTUK IX Slotbepalingen

Artikel 44 Behandeling van bestaande icbe's en abi's

Artikel 45 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 46 Evaluatie

Artikel 47 Inwerkingtreding