Home

Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de adviezen van de Europese Centrale Bank(1),

Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Na de financiële crisis en de aanbevelingen van een groep deskundigen op hoog niveau onder leiding van Jacques de Larosière heeft de Unie belangrijke vooruitgang geboekt bij het tot stand brengen van sterkere, maar ook meer geharmoniseerde regels voor de financiële markten in de vorm van het gemeenschappelijk rulebook. De Unie heeft ook het Europees Systeem voor financieel toezicht („ESFS“) opgezet, dat is gebaseerd op een tweepijlersysteem dat microprudentieel toezicht, gecoördineerd door Europese toezichthoudende autoriteiten (European Supervisory Authorities - „ESA’s“), en macroprudentieel toezicht combineert door de oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico’s („ESRB“). De drie ESA’s, namelijk de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) („EBA“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(4), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) („Eiopa“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(5), en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) („ESMA“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6) (samen „de oprichtingsverordeningen“), werden operationeel in januari 2011. De algemene doelstelling van de ESA’s is de stabiliteit en effectiviteit van het financiële systeem in heel de Unie duurzaam te versterken en de consumenten- en beleggersbescherming te verbeteren.

  2. De ESA’s hebben een cruciale bijdrage geleverd aan de harmonisatie van de regels van de financiële markten in de Unie door de Commissie te voorzien van input voor haar initiatieven voor verordeningen en richtlijnen die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld. De ESA’s hebben de Commissie ook ontwerpen van gedetailleerde technische regels verstrekt, die als gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld.

  3. De ESA’s hebben ook bijgedragen tot de convergentie van het financieel toezicht en de toezichtspraktijken in de Unie door middel van richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten, de financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers en door coördinatie van de toetsingen van toezichtspraktijken.

  4. Voor het versterken van de bevoegdheden van de ESA’s teneinde hen in staat te stellen hun doelstellingen te verwezenlijken, zijn een passende governance, een efficiënt gebruik van middelen en toereikende financiering vereist. Uitbreiding van de bevoegdheden alleen zou niet voldoende zijn om de doelstellingen van de ESA’s te verwezenlijken indien zij niet over voldoende financiële middelen beschikken of indien zij niet effectief en efficiënt worden beheerd.

  5. Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden dienen de ESA’s te handelen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) verankerde beginsel van evenredigheid en conform het beleid voor betere regelgeving. De inhoud en de vorm van acties en maatregelen van de ESA’s, daaronder begrepen instrumenten zoals richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen of vragen en antwoorden, dienen steeds gebaseerd te worden op en te blijven binnen de grenzen van de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen bedoelde wetgevingshandelingen of binnen de grenzen van hun bevoegdheden. De ESA’s mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken en dienen evenredig te handelen met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de financiële activiteiten of bedrijfsactiviteiten van de betrokken financiële instelling of onderneming.

  6. In haar mededeling van 8 juni 2017 over de midterm review van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie heeft de Commissie benadrukt dat een effectiever en consistenter toezicht op de financiële markten en diensten van cruciaal belang is om reguleringsarbitrage tussen de lidstaten bij de uitoefening van hun toezichtstaken uit de weg te ruimen, om de marktintegratie te versnellen en om kansen voor financiële entiteiten en beleggers op de interne markt te creëren.

  7. Verdere vooruitgang bij de convergentie van het toezicht is bijgevolg bijzonder urgent om de kapitaalmarktenunie te voltooien. Tien jaar na het uitbreken van de financiële crisis en de invoering van het nieuwe toezichtssysteem worden financiële diensten en de kapitaalmarktenunie in toenemende mate gestuwd door twee belangrijke ontwikkelingen: duurzame financiën en technologische innovatie. Beide hebben het potentieel om de financiële diensten te transformeren en ons systeem van financieel toezicht moet daarvoor worden toegerust. Het is bijgevolg van cruciaal belang dat het financiële systeem ten volle bijdraagt aan het aangaan van cruciale duurzaamheidsuitdagingen. Dit zal een actieve bijdrage door de ESA’s vereisen om het passende regelgevings- en toezichtskader tot stand te brengen.

  8. De ESA’s moeten een belangrijke rol spelen bij het opsporen en rapporteren van risico’s die ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren voor de financiële stabiliteit opleveren en bij het consistenter maken van de activiteiten van de financiële markten met duurzaamheidsdoelstellingen. De ESA’s moeten richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop duurzaamheidsoverwegingen daadwerkelijk in de relevante financiële wetgeving van de Unie kunnen worden geïncorporeerd, en de coherente uitvoering van deze bepalingen na de vaststelling ervan bevorderen. Wanneer de ESA’s Uniebrede beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen initiëren en coördineren, moeten zij terdege rekening houden met de risico’s die ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren kunnen opleveren voor de financiële stabiliteit van die instellingen.

  9. Technologische innovatie heeft een steeds grotere impact op de financiële sector en de bevoegde autoriteiten hebben bijgevolg diverse initiatieven genomen om met deze technologische ontwikkelingen om te gaan. Om de toezichtsconvergentie te blijven bevorderen en beste praktijken uit te wisselen tussen de relevante autoriteiten enerzijds en tussen relevante autoriteiten en financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers anderzijds, moet de rol van de ESA’s met betrekking tot hun toezichtsfunctie en toezichtscoördinatie worden versterkt.

  10. Technologische vooruitgang op de financiële markten kan de financiële inclusie verbeteren, toegang tot financiering verschaffen, de marktintegriteit en operationele efficiëntie verbeteren en ook de toegangsbelemmeringen tot die markten verlagen. Voor zover relevant voor de toepasselijke materiële regels, moet de opleiding van bevoegde autoriteiten ook betrekking hebben op technologische innovatie. Dit moet helpen voorkomen dat de lidstaten op dat gebied uiteenlopende benaderingen ontwikkelen.

  11. De EBA moet, op haar expertisegebied, de belemmeringen voor of de invloed op prudentiële consolidatie monitoren, en het moet mogelijk zijn voor haar om adviezen uit te brengen of aanbevelingen te doen om deze belemmeringen of invloed op passende wijze weg te nemen.

  12. Het instrument „vragen en antwoorden“ is een belangrijk convergentie-instrument dat gemeenschappelijke toezichtsbenaderingen en -praktijken bevordert door sturing te geven in verband met de toepassing van de Uniewetgeving waaronder de ESA’s vallen.

  13. Het wordt steeds belangrijker om een consistente, systematische, en effectieve monitoring en beoordeling van risico’s met betrekking tot witwassen van geld en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie te bevorderen. Het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering is een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de instellingen en instanties van de Unie binnen hun respectieve mandaten. Zij dienen mechanismen in te richten voor nauwere samenwerking, betere coördinatie en wederzijdse bijstand, en daarbij ten volle gebruik te maken van alle instrumenten en maatregelen die op grond van het bestaande regelgevend en institutioneel kader beschikbaar zijn.

  14. Gezien de gevolgen die misbruik van de financiële sector voor doeleinden van witwassen van geld of terrorismefinanciering kan hebben voor de financiële stabiliteit omdat precies in de banksector de kans het grootst is dat de risico’s inzake witwassen van geld en terrorismefinanciering een systemische impact hebben, moet de EBA, die een autoriteit is waarin de nationale bevoegde autoriteiten van alle lidstaten zijn vertegenwoordigd – voortbouwend op de ervaring die zij al heeft opgedaan bij het beschermen van de banksector tegen dit soort misbruik – op Unieniveau een leidende, coördinerende en monitorende rol opnemen om te voorkomen dat het financiële systeem wordt gebruikt voor zulke doeleinden. Daarom is het nodig om de EBA, naast haar huidige bevoegdheden, te belasten met de bevoegdheid om te handelen binnen de werkingssfeer van de Verordeningen (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, voor zover die bevoegdheid verband houdt met het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, waar het gaat om financiëlesectordeelnemers en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, die onder die verordeningen vallen. Voorts zou, door dit mandaat voor de hele financiële sector te concentreren binnen de EBA, de inzet van haar deskundigheid en middelen worden geoptimaliseerd, en dit onverminderd de wezenlijke verplichtingen neergelegd in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad(7).

  15. Wil de EBA haar mandaat doeltreffend kunnen uitoefenen, dan moet zij van al haar bevoegdheden en instrumenten in het kader Verordening (EU) nr. 1093/2010 ten volle kunnen gebruikmaken, conform het proportionaliteitsbeginsel. Daartoe moet zij regulerings- en toezichtsnormen ontwikkelen, met name door het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, en door het verstrekken van adviezen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bevorderen van de consistente toepassing ervan, overeenkomstig het mandaat dat is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, en artikel 16 van de oprichtingsverordeningen bedoelde relevante wetgevingshandelingen. De door de EBA vastgestelde maatregelen ter bevordering van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, en ter voorkoming en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening of van de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en moeten terdege rekening houden met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiëlesectordeelnemers en van de markten.

  16. In lijn met haar nieuwe rol is het van belang dat de EBA alle relevante informatie verzamelt met betrekking tot zwakke punten ten aanzien van activiteiten van witwassen van geld en terrorismefinanciering die de betrokken autoriteiten van de Unie en de lidstaten hebben geïdentificeerd, onverminderd de op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 aan autoriteiten opgedragen taken, en zonder onnodige overlapping. De EBA moet die informatie in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(8) opslaan in een gecentraliseerde databank en samenwerking tussen autoriteiten stimuleren door te zorgen voor een passende verspreiding van relevante informatie. De EBA moet daarom de opdracht krijgen om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen voor het verzamelen van informatie. Voor die uitdrukkelijk opgedragen taken kan de EBA, indien zij over informatie beschikt die mogelijk aanleiding kan geven tot strafrechtelijke procedures, deze in voorkomend geval doen toekomen aan de nationale gerechtelijke instanties van de betreffende lidstaat en, voor zover het lidstaten betreft die deelnemen aan een nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie op grond van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(9), aan het Europees Openbaar Ministerie.

  17. De EBA mag geen informatie verzamelen over concrete verdachte transacties, die financiëlesectordeelnemers op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 verplicht zijn te melden bij de financiële-inlichtingeneenheden in de Unie in hun respectieve lidstaten. Zwakke punten moeten als wezenlijk worden aangemerkt indien zij een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer vormen op, of een ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer vormen, dan wel een ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer vormen van interne gedragslijnen en procedures die de naleving beogen van de wettelijke bepalingen inzake het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Een inbreuk wordt geacht plaats te vinden wanneer een financiëlesectordeelnemer niet voldoet aan de voorschriften handelingen van de Unie en van de nationale bepalingen tot omzetting van dergelijke voorschriften als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen, voor zover die handelingen bijdragen tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Van een mogelijke inbreuk is sprake indien de bevoegde autoriteit redelijke gronden heeft om te vermoeden dat er een inbreuk is gepleegd, maar in dat stadium nog niet definitief kan concluderen dat dit is gebeurd. Op basis van de in dat stadium verkregen informatie, bijvoorbeeld informatie uit inspecties ter plaatse of procedures die elders plaatsvinden, is het evenwel zeer waarschijnlijk dat een inbreuk is gepleegd. De ongepaste of ineffectieve toepassing van wettelijke bepalingen bestaat erin dat een financiëlesectordeelnemer de voorschriften van die handelingen niet op bevredigende wijze toepast. De ongepaste of ineffectieve toepassing van interne gedragslijnen en procedures van een financiëlesectordeelnemer die de naleving van deze wettelijke bepalingen beogen, moet worden beschouwd als een tekortkoming die het risico dat inbreuken zijn of kunnen worden gepleegd, aanzienlijk verhoogt.

  18. Wanneer de EBA kwetsbaarheden en risico’s voor witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector beoordeelt, moet zij, in voorkomend geval, ook rekening houden met de gevolgen voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering van alle daarmee verband houdende basisdelicten, met inbegrip van die welke fiscale misdrijven vormen.

  19. Op verzoek moet de EBA bijstand verlenen aan de bevoegde autoriteiten in het kader van de uitvoering van hun taken ten aanzien van het prudentieel toezicht. De EBA moet ook nauw coördineren en, in voorkomend geval, informatie uitwisselen met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank in haar hoedanigheid van toezichthouder, en met de autoriteiten waaraan van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, teneinde de doeltreffendheid te waarborgen en overlappingen of tegenstrijdige acties te vermijden bij het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

  20. De EBA dient collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten te verrichten, alsmede risicobeoordelingen inzake de geschiktheid van de strategieën en middelen van de bevoegde autoriteiten in het licht van de belangrijkste nieuwe witwas- en terrorismefinancieringsrisico’s die in de supranationale risicobeoordeling in kaart zijn gebracht. Bij het verrichten van dergelijke collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, moet de EBA rekening houden met toepasselijke evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag van de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849 en de op grond van artikel 7 van die richtlijn opgestelde nationale risicobeoordeling van de betreffende lidstaat.

  21. Voorts moet de EBA een leidende rol vervullen bij het vergemakkelijken van de samenwerking in deze kwesties tussen de bevoegde autoriteiten in de Unie en de relevante autoriteiten in derde landen om zo het optreden op Unieniveau beter te coördineren in wezenlijke gevallen van witwassen van geld en terrorismefinanciering die een grensoverschrijdende dimensie en derde land dimensie hebben. Die rol moet de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet laten.

  22. Om de doeltreffendheid te versterken van het toezicht op de naleving op het gebied van witwassen van geld en terrorismefinanciering en om voor meer coördinatie te zorgen bij de handhaving door nationale bevoegde autoriteiten bij inbreuken op rechtstreeks toepasselijk Unierecht of nationale omzettingsmaatregelen daarvan, moet de EBA de bevoegdheid hebben om de verzamelde gegevens te analyseren en zo nodig onderzoek in te stellen naar beweerde wezenlijke inbreuken op of niet-toepassing van het Unierecht die onder haar aandacht worden gebracht, en, wanneer er aanwijzingen zijn van wezenlijke inbreuken bevoegde autoriteiten te verzoeken mogelijke inbreuken van de betrokken regels te onderzoeken, om te overwegen besluiten te nemen gericht tot en sancties op te leggen aan financiëlesectordeelnemers om deze te dwingen hun wettelijke verplichtingen na te komen. Die bevoegdheid mag alleen worden gebruikt wanneer de EBA over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt.

  23. Met het oog op de in artikel 17 van de oprichtingsverordeningen bedoelde procedure voor inbreuken op het Unierecht en de correcte toepassing van Unierecht is het passend de toegang van de ESA’s tot informatie te vergemakkelijken en te versnellen. Zij moeten bijgevolg rechtstreeks, via een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek, informatie aan andere bevoegde autoriteiten kunnen vragen, telkens als de aan de betrokken bevoegde autoriteit gevraagde informatie ontoereikend is gebleken of ontoereikend wordt geacht om de informatie te verkrijgen die nodig wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht.

  24. Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist een consistente aanpak van de bevoegde autoriteiten. Daartoe zijn de activiteiten van de bevoegde autoriteiten onderworpen aan collegiale toetsingen. De ESA’s dienen er tevens voor te zorgen dat de methodiek op dezelfde manier wordt toegepast. Bij dergelijke collegiale toetsingen moet niet alleen worden gekeken naar de convergentie van de toezichtspraktijken, maar ook naar het vermogen van de bevoegde autoriteiten om toezichtsresultaten van hoge kwaliteit te behalen alsmede naar de onafhankelijkheid van die bevoegde autoriteiten. De belangrijkste resultaten van die collegiale toetsingen moeten worden gepubliceerd om naleving van de regels aan te moedigen en de transparantie te vergroten, tenzij een dergelijke publicatie risico’s voor de financiële stabiliteit zou inhouden.

  25. Aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat het Unietoezichtsraamwerk voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering daadwerkelijk wordt toegepast, zijn collegiale toetsingen om een objectief en transparant beeld te geven van toezichtspraktijken, van kapitaal belang. De EBA moet ook de strategieën, de capaciteiten en de middelen van de bevoegde autoriteiten beoordelen voor het aanpakken van de risico’s met betrekking tot witwassen van geld en terrorismefinanciering.

  26. Om haar taken te kunnen uitvoeren en haar bevoegdheden te kunnen uitoefenen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, moet het voor de EBA mogelijk zijn, nadat zij een tot de bevoegde autoriteit gericht besluit heeft genomen, tot financiëlesectordeelnemers gerichte individuele besluiten te nemen in het kader van de procedure voor inbreuken op Unierecht en van de procedure voor bindende bemiddeling, zelfs wanneer de materiële regels niet rechtstreeks op financiëlesectordeelnemers van toepassing zijn. Wanneer de materiële regels in richtlijnen zijn vastgesteld, moet de EBA het nationale recht toepassen voor zover daarmee die richtlijnen worden omgezet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer, op de datum van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, door die verordeningen uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, moet de EBA de nationale wetgeving toepassen voor zover dergelijke opties zijn uitgeoefend.

  27. Indien de EBA bij de onderhavige verordening de bevoegdheid krijgt om het nationale recht tot omzetting van richtlijnen toe te passen, kan dat nationaal recht slechts door de EBA worden toegepast voor zover zulks nodig is voor het uitoefenen van de haar bij Unierecht toevertrouwde taken. De EBA moet derhalve alle toepasselijke Unieregelgeving toepassen, en indien deze regelgeving in richtlijnen is neergelegd, moet de EBA het nationale recht tot omzetting van die richtlijnen toepassen voor zover door het Unierecht vereist, waarbij overal in de Unie een gelijke toepassing van de wetgeving wordt beoogd, met inachtneming van de relevante nationale wetgeving.

  28. Indien een besluit van de EBA gebaseerd is op of in verband staat met haar bevoegdheden voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en betrekking heeft op financiëlesectordeelnemers of bevoegde autoriteiten binnen het mandaat van de Eiopa of de ESMA, mag de EBA dat besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met respectievelijk de Eiopa of de ESMA. De Eiopa en de ESMA houden voor ieder geval rekening met de urgentie van het besluit in kwestie, en moeten bij het kenbaar maken van hun standpunt overwegen gebruik te maken van snelle beslissingsprocedures in overeenstemming met hun respectieve interne governance.

  29. De ESA’s moeten beschikken over speciaal hiervoor bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die melding maakt van daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht. De ESA’s moeten ervoor zorgen dat het mogelijk is om die informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig te melden. De persoon die de melding doet, moet tegen vergelding worden beschermd. De ESA’s moeten de persoon die de melding doet, feedback verschaffen.

  30. Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist ook dat meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten in grensoverschrijdende situaties efficiënt worden beslecht. De bestaande regels voor de beslechting van dergelijke geschillen zijn niet geheel bevredigend. Zij moeten bijgevolg worden aangepast zodat zij gemakkelijker toepasbaar zijn.

  31. Wezenlijk voor de werkzaamheden van de ESA’s met betrekking tot de convergentie van toezichtspraktijken is het bevorderen van een toezichtscultuur in de Unie. Met het oog daarop kan de Autoriteit op regelmatige tijdstippen maximaal twee prioriteiten bepalen die voor de gehele Unie van belang zijn. Met die prioriteiten dienen de bevoegde autoriteiten rekening te houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s. De raad van toezichthouders van elke ESA moet de relevante activiteiten bespreken die de bevoegde autoriteiten in het volgende jaar moeten verrichten, en conclusies trekken.

  32. Beoordelingen door de commissies voor collegiale toetsing moeten ruimte bieden voor diepgaande studies op basis van een zelfbeoordeling door de getoetste autoriteiten, gevolgd door een evaluatie door de commissie voor collegiale toetsing. Het lid van een bevoegde autoriteit die wordt getoetst, mag niet aan de beoordeling deelnemen wanneer deze op die bevoegde autoriteit betrekking heeft.

  33. Uit praktische ervaring van de ESA’s zijn de voordelen gebleken van versterkte coördinatie op bepaalde terreinen via ad-hocgroepen of -platformen. Deze verordening moet in een rechtsgrondslag voorzien voor die regelingen en moet hen versterken via de creatie van een nieuw instrument, namelijk de oprichting van coördinatiegroepen. Die coördinatiegroepen moeten convergentie bevorderen met betrekking tot de toezichtsprakijken die bevoegde autoriteiten toepassen, met name via de uitwisseling van informatie en ervaring. De deelneming van alle bevoegde autoriteiten aan die coördinatiegroepen moet verplicht zijn en bevoegde autoriteiten moeten de coördinatiegroepen de nodige informatie verschaffen. De oprichting van coördinatiegroepen moet worden overwogen telkens als de bevoegde autoriteiten een behoefte constateren om te coördineren in het licht van specifieke marktontwikkelingen. Dergelijke coördinatiegroepen kunnen worden opgericht met betrekking tot alle terreinen die onder de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen bedoelde wetgevingshandelingen vallen.

  34. Met het oog op ordelijke en goed functionerende internationale financiële markten is het nodig dat de door de Commissie vastgestelde gelijkwaardigheidsbesluiten ten aanzien van derde landen worden gemonitord. Elke ESA moet zowel de ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht als de handhavingspraktijken in die derde landen monitoren. Zij moet dit doen teneinde na te gaan of nog steeds wordt voldaan aan de criteria op basis waarvan die besluiten zijn genomen en aan de daarin gestelde voorwaarden. Elke ESA moet op jaarbasis bij de Commissie een vertrouwelijk verslag over haar monitoringactiviteiten indienen. In dat verband dient elke ESA ook, waar mogelijk, administratieve regelingen te ontwikkelen met de bevoegde autoriteiten van derde landen om informatie te verkrijgen voor monitoringdoeleinden en voor het coördineren van toezichtsactiviteiten. Dat versterkte toezichtsstelsel moet garanderen dat de situatie op het gebied van gelijkwaardigheid van derde landen transparanter, voorspelbaarder voor de betrokken derde landen en consistenter voor alle sectoren is.

  35. De vertegenwoordiger van de ESRB in de raad van toezichthouders moet het gezamenlijke standpunt van de algemene raad van het ESRB presenteren, met bijzondere aandacht voor financiële stabiliteit.

  36. Teneinde te garanderen dat besluiten met betrekking tot maatregelen tegen witwassen van geld en terrorismefinanciering op het passende niveau van deskundigheid berusten, is het noodzakelijk dat een permanent intern comité in de EBA wordt opgericht. Dat comité moet bestaan uit vertegenwoordigers op hoog niveau van autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de naleving van wetgeving inzake tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken. Dat comité moet ook vertegenwoordigers op hoog niveau omvatten afkomstig van de ESA’s die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en de specifieke sectorale kenmerken daarvan. Dat comité moet de door de EBA te nemen besluiten onderzoeken en voorbereiden. Om overlapping te voorkomen, zal het nieuwe comité het bestaande Anti-Money Laundering-subcomité vervangen dat binnen het Gemengd Comité van de ESA’s is opgericht. Het moet voor de ESA’s mogelijk zijn om bij ieder ontwerpbesluit van het interne comité schriftelijke opmerkingen te maken, waarmee de raad van toezichthouders van de EBA terdege rekening moet houden voordat hij een definitief besluit neemt.

  37. Overeenkomstig de doelstelling gericht op de totstandbrenging van een coherenter en draagkrachtiger toezichtssysteem in de Unie ter voorkoming en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, moet de Commissie, na raadpleging van alle relevante autoriteiten en belanghebbenden, een diepgaande beoordeling uitvoeren met betrekking tot de uitvoering, werking en effectiviteit van de bij deze verordening aan de EBA toevertrouwde specifieke taken met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering. Met name moeten in de beoordeling, voor zover mogelijk, ervaringen aan bod komen van gevallen waarbij de EBA een bevoegde autoriteit verzoekt om: mogelijke inbreuken door financiëlesectordeelnemers op de nationale wetgeving te onderzoeken voor zover deze richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; te overwegen sancties op te leggen aan die partij voor die inbreuken; te overwegen een individueel, tot die financiëlesectordeelnemer gericht besluit te nemen waarbij zij wordt gelast al het nodige te doen om haar verplichtingen op grond van nationale wetgeving na te komen voor zover deze richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties. In de beoordeling moeten tevens dergelijke ervaringen aan bod komen waarbij de EBA nationaal recht toepast voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door het Unierecht aan de lidstaten gelaten opties. De Commissie moet die beoordeling, in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen, uiterlijk op 11 januari 2022 bij het Europees Parlement en bij de Raad indienen als onderdeel van haar verslag op grond van artikel 65 van Richtlijn (EU) 2015/849. Totdat die beoordeling is ingediend, moeten de aan de EBA verleende bevoegdheden in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering op grond van artikel 9 ter, artikel 17, lid 6, en artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 worden beschouwd als een voorlopige oplossing voor zover zij de EBA toestaan om verzoeken aan bevoegde autoriteiten te baseren op mogelijke inbreuken op het nationale recht of de EBA toestaan nationaal recht toe te passen.

  38. Om de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de ESA’s te bewaren, dienen de vereisten van het beroepsgeheim ook van toepassing te zijn op elke persoon die direct of indirect, permanent of incidenteel, diensten verleent die verband houden met de taken van de betrokken ESA.

  39. Op grond van de oprichtingsverordeningen alsmede de sectorale wetgevingshandelingen moeten de ESA’s effectieve administratieve regelingen treffen, die onder meer betrekking hebben op de uitwisseling van informatie met toezichthouders van derde landen. De noodzaak van effectieve samenwerking en informatie-uitwisseling moet des te belangrijker worden wanneer sommige ESA’s ingevolge deze wijzigingsverordening aanvullende, ruimere verantwoordelijkheden op zich nemen met betrekking tot het toezicht op entiteiten en activiteiten buiten de EU. Indien de ESA’s in dat verband persoonsgegevens verwerken, onder meer door deze gegevens buiten de Unie door te geven, zijn zij gebonden aan de vereisten van Verordening 2018/1725. Bij gebreke van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen, waarin bijvoorbeeld is voorzien in administratieve regelingen in de zin van artikel 48, lid 3, onder b), van Verordening (EU) 2018/1725, kunnen de ESA’s persoonsgegevens uitwisselen met autoriteiten van derde landen in overeenstemming met en onder de voorwaarden van de afwijking op grond van het openbaar belang als vastgesteld in artikel 50, lid 1, onder d), van die verordening, die met name geldt voor gevallen van internationale gegevensuitwisseling tussen financiële toezichthoudende autoriteiten.

  40. De oprichtingsverordeningen bepalen dat de ESA’s, in samenwerking met het ESRB, het initiatief moeten nemen tot stresstests in heel de Unie en deze moeten coördineren om de veerkracht van financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat op nationaal niveau bij dergelijke tests zoveel mogelijk een consistente methode wordt gehanteerd. Ook moet ten aanzien van alle ESA’s worden verduidelijkt dat ondanks het beroepsgeheim van de bevoegde autoriteiten deze de resultaten van stresstests met het oog op publicatie aan de ESA’s kunnen doorgeven.

  41. Om te zorgen voor een hoge mate van convergentie op het gebied van toezicht op en goedkeuring van interne modellen in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(10), moet de Eiopa, op verzoek, de bevoegde autoriteiten kunnen bijstaan bij het besluit over de goedkeuring van interne modellen.

  42. Om de ESA’s in staat te stellen hun taken met betrekking tot consumentenbescherming uit te voeren, moeten zij het recht krijgen om, in voorkomend geval, zogenaamde „mystery shopping-activiteiten“ van de bevoegde autoriteiten te coördineren.

  43. De ESA’s moeten over voldoende middelen en personeel beschikken om, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden op grond van deze verordening, een doeltreffende bijdrage te kunnen leveren tot het consistente, efficiënte en effectieve financieel toezicht. Aanvullende aan de ESA’s opgedragen bevoegdheden en taken moeten vergezeld gaan van toereikende personele en financiële middelen.

  44. De uitbreiding van de reikwijdte van het directe toezicht kan er eventueel toe leiden dat financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers waarop de ESA’s direct toezicht uitoefenen, aanvullende bijdragen moeten betalen op basis van de geraamde uitgaven van de betrokken ESA.

  45. Inconsistenties in de kwaliteit, opmaak, betrouwbaarheid en kosten van handelsgegevens hebben een nadelig effect op de transparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie. Om de monitoring en reconstructie van handelsgegevens te versterken en de consistentie en kwaliteit van die gegevens en de beschikbaarheid en toegankelijkheid ervan tegen redelijke kosten in heel de Unie voor de relevante handelsplatforms te verbeteren, heeft Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(11) een nieuw wettelijk kader voor datarapporteringsdiensten ingevoerd, waaronder de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.

  46. De kwaliteit van de handelsgegevens en van de verwerking en aanbieding van deze gegevens, waaronder grensoverschrijdende verwerking en aanbieding van gegevens, is van het grootste belang om de hoofddoelstelling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(12), namelijk het versterken van de transparantie van de financiële markten, te verwezenlijken. Het aanbieden van kerngegevensdiensten is bijgevolg van essentieel belang voor gebruikers om zich het gewenste beeld van de handelsactiviteit op de financiële markten in de gehele Unie te kunnen vormen, alsook voor bevoegde autoriteiten om accurate en uitvoerige informatie over relevante transacties te ontvangen.

  47. Bovendien zijn handelsgegevens een steeds belangrijker instrument voor effectieve handhaving van de uit Verordening (EU) nr. 600/2014 voortvloeiende vereisten. Gezien de grensoverschrijdende dimensie van gegevensbehandeling, gegevenskwaliteit en de noodzaak om schaalvoordelen te realiseren en om de negatieve gevolgen van potentiële divergenties met betrekking tot zowel de gegevenskwaliteit als de taken van aanbieders van datarapporteringsdiensten te vermijden, is het nuttig en gerechtvaardigd om vergunnings- en toezichtsbevoegdheden met betrekking tot aanbieders van datarapporteringsdiensten over te dragen van de bevoegde autoriteiten aan de ESMA, behalve voor aanbieders die een vrijstelling genieten, en deze bevoegdheden in Verordening (EU) nr. 600/2014 te specificeren, zodat tegelijkertijd de voordelen van het poolen van gegevensgerelateerde bevoegdheden kunnen worden geconsolideerd binnen de ESMA.

  48. Retailbeleggers moeten adequaat worden geïnformeerd over potentiële risico’s wanneer zij besluiten in een financieel instrument te beleggen. Het wettelijke kader van de Unie heeft tot doel het risico van miskoop te verminderen, waarvan sprake is indien aan retailbeleggers financiële producten worden verkocht die niet aan hun behoeften of verwachtingen voldoen. Daartoe versterken Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 de organisatorische en bedrijfsvoeringsvereisten om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen handelen in het belang van hun cliënten. Deze vereisten omvatten onder meer een betere informatieverschaffing over risico’s aan cliënten, een betere beoordeling van de geschiktheid van aanbevolen producten en een verplichting om financiële instrumenten op de vastgestelde doelmarkt te distribueren, rekening houdend met factoren zoals de solvabiliteit van emittenten. De ESMA dient ten volle gebruik te maken van haar bevoegdheden om de toezichtsconvergentie te waarborgen en de nationale autoriteiten te ondersteunen bij het realiseren van een hoog niveau van beleggersbescherming en effectief toezicht op de risico’s die aan financiële producten verbonden zijn.

  49. Het is belangrijk te zorgen voor effectieve en efficiënte indiening, verzameling, analyse en publicatie van gegevens voor berekeningen om de vereisten voor de stelsels van transparantie vóór en na de handel en van handelsverplichtingen te bepalen, alsmede ten behoeve van referentiegegevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 600/2014 en Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad(13). Niet alleen aan de bevoegde autoriteiten, maar ook aan de ESMA moeten bijgevolg bevoegdheden worden toegekend om bij marktpartijen rechtstreeks gegevens te verzamelen met betrekking tot transparantievereisten vóór en na de handel, alsook ten aanzien van hun vergunningverlening aan en toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.

  50. Door deze bevoegdheden aan de ESMA toe te kennen, is centraal beheerde vergunningverlening en centraal beheerd toezicht mogelijk, waardoor de huidige situatie zou worden vermeden waarin meerdere handelsplatforms, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, goedgekeurde publicatieregelingen (approved publication arrangements - APA’s) en verstrekkers van een consolidated tape (CTP’s) verplicht zijn aan meerdere bevoegde autoriteiten gegevens te verstrekken die pas daarna aan de ESMA worden verstrekt. Een dergelijk centraal beheerd systeem zou in hoge mate voordelig moeten zijn voor de marktdeelnemers in termen van grotere gegevenstransparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie.

  51. De overdracht van bevoegdheden op het gebied van gegevensverzameling, vergunningverlening en toezicht door de bevoegde autoriteiten aan de ESMA is ook van belang voor andere taken die krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 door de ESMA worden verricht, zoals marktmonitoring en de tijdelijke interventiebevoegdheden van de ESMA.

  52. Opdat de ESMA haar toezichtsbevoegdheden op het gebied van gegevensverwerking en gegevensaanbieding effectief kan uitoefenen, moet de ESMA in staat zijn onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten. De ESMA moet boetes of dwangsommen kunnen opleggen om aanbieders van datarapporteringsdiensten te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, volledige en correcte door de ESMA gevraagde informatie te verstrekken of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen, en bestuursrechtelijke sancties of andere bestuursrechtelijke maatregelen kunnen opleggen indien zij vaststelt dat een persoon opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk op Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft gemaakt.

  53. Financiële producten die cruciale benchmarks gebruiken, zijn in alle lidstaten beschikbaar. Die benchmarks zijn bijgevolg van cruciaal belang voor de werking van de financiële markten en de financiële stabiliteit in de Unie. Het toezicht op een cruciale benchmark moet bijgevolg een holistisch beeld geven van de potentiële effecten, niet alleen in de lidstaat waar de beheerder is gevestigd en de lidstaten waar de contribuanten gevestigd zijn, maar in heel de Unie. Bijgevolg is het passend dat op Unieniveau toezicht wordt uitgeoefend op bepaalde cruciale benchmarks door de ESMA. Om dubbel werk te voorkomen, mogen beheerders van cruciale benchmarks alleen onder toezicht staan van de ESMA, die ook toezicht houdt op alle niet-cruciale benchmarks die zij mogelijk beheren.

  54. Aangezien beheerders van cruciale benchmarks aan strengere vereisten worden onderworpen dan beheerders van andere benchmarks, moet de aanwijzing van benchmarks als cruciale benchmark door de Commissie worden uitgevoerd of door de ESMA worden gevraagd en door de Commissie worden gecodificeerd. Aangezien de nationale bevoegde autoriteiten de beste toegang hebben tot gegevens en informatie over de benchmarks waarop zij toezicht houden, moeten zij de Commissie of de ESMA in kennis stellen van alle benchmarks die naar hun mening voldoen aan de criteria voor cruciale benchmarks.

  55. De procedure voor de vaststelling van de referentielidstaat voor in derde landen gevestigde benchmarkbeheerders die een aanvraag om erkenning in de Unie indienen, is omslachtig en tijdrovend voor zowel de aanvragers als de nationale bevoegde autoriteiten. Aanvragers kunnen proberen invloed uit te oefenen op deze vaststelling om toezichtsarbitrage te bewerkstelligen. Die benchmarkbeheerders kunnen hun wettelijke vertegenwoordiger strategisch kiezen in een lidstaat waar zij het toezicht minder streng achten. Met een geharmoniseerde aanpak waarbij de ESMA optreedt als bevoegde autoriteit voor het erkennen van benchmarkbeheerders van derde landen worden die risico’s en de kosten voor het bepalen van de referentielidstaat alsook van het latere toezicht vermeden. Met deze rol als bevoegde autoriteit voor erkende benchmarkbeheerders uit derde landen wordt de ESMA bovendien de tegenhanger in de Unie van toezichthouders in derde landen, waardoor de grensoverschrijdende samenwerking efficiënter en effectiever wordt.

  56. Veel, zo niet de meeste, benchmarkbeheerders zijn banken of financiële dienstverleningsbedrijven die cliëntengelden beheren. Om de strijd van de Unie tegen het witwassen van geld of de financiering van terrorisme niet te ondergraven, moet het een basisvoorwaarde zijn voor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een bevoegde autoriteit in het kader van een gelijkwaardigheidsregeling, dat het land van de bevoegde autoriteit niet voorkomt op de lijst van derde landen met strategische tekortkomingen in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie.

  57. Bijna alle benchmarks verwijzen naar financiële producten die in verschillende lidstaten, zo al niet heel de Unie, beschikbaar zijn. Om risico’s op te sporen die verband houden met de aanbieding van benchmarks die mogelijk niet langer betrouwbaar of representatief zijn voor de markt of economische realiteit die zij beogen te meten, moeten de bevoegde autoriteiten, waaronder de ESMA, samenwerken en elkaar in voorkomende gevallen bijstaan.

  58. Het is aangewezen te voorzien in een redelijke termijn om de noodzakelijke regelingen te treffen voor de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen teneinde de ESA’s en de andere betrokken partijen in staat te stellen de regels van deze verordening toe te passen.

  59. Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010, (EU) nr. 1095/2010 en (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad(14) en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad(15) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:

  1. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 2 en 3 worden vervangen door:

      „2.

      De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2008/48/EG(*), Richtlijn 2009/110/EG, Verordening (EU) nr. 575/2013(**), Richtlijn 2013/36/EU(***), Richtlijn 2014/49/EU(****), Richtlijn 2014/92/EU(*****), Richtlijn (EU) 2015/2366(******) van het Europees Parlement en de Raad en, voor zover die handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, van de desbetreffende onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden opgedragen. De Autoriteit handelt tevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad(*******).

      De Autoriteit handelt ook overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad(********) en van Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad(*********) voor zover die richtlijn en verordening van toepassing zijn op financiëlesectordeelnemers en de bevoegde autoriteiten die op hen toezicht houden. Uitsluitend met het oog daarop voert de Autoriteit de taken uit die door juridisch bindende Uniehandelingen zijn opgedragen aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(**********), of aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(***********). Bij de uitvoering van die taken raadpleegt de Autoriteit die Europese Toezichthoudende autoriteiten en houdt ze deze op de hoogte van haar werkzaamheden met betrekking tot entiteiten die een „financiële instelling“ in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of een „financiëlemarktdeelnemer“ in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn.

      3.

      De Autoriteit handelt op het werkterrein van kredietinstellingen, financiële conglomeraten, beleggingsondernemingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld, eveneens met betrekking tot zaken die niet rechtstreeks onder de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen vallen, onder meer op het vlak van ondernemingsbestuur, accountantscontrole en financiële verslaglegging, rekening houdend met duurzame bedrijfsmodellen en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren, op voorwaarde dat dergelijk optreden noodzakelijk is om de effectieve en consistente toepassing van deze handelingen te waarborgen.

    2. lid 5 wordt gewijzigd als volgt:

      1. de eerste alinea wordt gewijzigd als volgt:

        • het inleidende deel wordt vervangen door:

          „5.

          De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, bij aan:“;

        • de punten e) en f) worden vervangen door:

          1. het waarborgen van passende regulering en passend toezicht met betrekking tot het aangaan van kredietrisico’s en andere risico’s,

          2. het verbeteren van de bescherming van cliënten en consumenten,“;

        • de volgende punten worden toegevoegd:

          1. het bevorderen van de convergentie op het gebied van toezicht op de interne markt,

          2. het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.“;

      2. de tweede alinea wordt vervangen door:

        „Te dien einde draagt de Autoriteit bij aan het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 van dit artikel genoemde handelingen, bevordert zij de convergentie op het gebied van het toezicht en verstrekt zij adviezen aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie in overeenstemming met artikel 16 bis.“;

      3. de vierde alinea wordt vervangen door:

        „Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk, objectief en op niet-discriminerende en transparante wijze in het belang van de Unie als geheel, en eerbiedigt zij, waar relevant, het evenredigheidsbeginsel. De Autoriteit legt verantwoording af, handelt integer en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden billijk worden behandeld.“;

      4. de volgende alinea wordt toegevoegd:

        „De inhoud en vorm van de acties en maatregelen van de Autoriteit, met name richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen, vragen en antwoorden, ontwerpen van reguleringsnormen en ontwerpen van uitvoeringsnormen, nemen de toepasselijke wettelijke bepalingen van deze verordening en van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen volledig in acht. Voor zover toegestaan en relevant op grond van die bepalingen, houden de acties en maatregelen van de Autoriteit, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, terdege rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van een financiële instelling, een onderneming, een andere partij of een financiële activiteit, die door de acties en maatregelen van de Autoriteit worden geraakt.“;

    3. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „6.

      De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een commissie in die haar adviseert over de vraag hoe, met volledige inachtneming van de toepasselijke voorschriften, in haar activiteiten en maatregelen rekening moet worden gehouden met specifieke verschillen die in de sector bestaan met betrekking tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, de bedrijfsmodellen en praktijken, alsook de grootte van financiële instellingen en van markten voor zover dergelijke factoren op grond van de betrokken voorschriften relevant zijn.“.

  2. artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision - ESFS). Het hoofddoel van het ESFS is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd teneinde de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met doeltreffende en voldoende bescherming voor cliënten en consumenten van financiële diensten.“;

    2. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) werken de partijen bij het ESFS met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een stroom van passende en betrouwbare informatie tussen hen onderling en van de Autoriteit naar het Europees Parlement, naar de Raad en naar de Commissie.“;

    3. aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „Onverminderd nationale bevoegdheden, omvatten verwijzingen in deze verordening naar toezicht alle relevante activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.“;

  3. artikel 3 wordt vervangen door:

    „Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten

    1.

    De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. De Europese Centrale Bank legt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013, aan het Europees Parlement en aan de Raad verantwoording af wat betreft de uitoefening van de toezichtstaken die aan haar zijn toevertrouwd krachtens die verordening.

    2.

    In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd.

    3.

    De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.

    4.

    Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen.

    5.

    Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit.

    6.

    Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.

    7.

    De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag.

    8.

    Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht.

    9.

    Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.“;

  4. artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    1. punt 1 wordt vervangen door:

      1. „financiële instelling“: onderneming die onderworpen is aan regulering en toezicht overeenkomstig een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;“;

    2. het volgende punt wordt ingevoegd:

      • „financiëlesectordeelnemer“: een entiteit als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2015/849, die ofwel een financiële instelling is in de zin van punt 1 van dit artikel of artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 is, dan wel een financiëlemarktdeelnemer in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010;“;

    3. punt 2 wordt vervangen door:

      1. „bevoegde autoriteiten“:

        1. bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de Europese Centrale Bank voor kwesties die betrekking hebben op de taken die haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd;

        2. wat Richtlijn 2002/65/EG betreft, de autoriteiten en organen bevoegd voor het afdwingen van naleving van de vereisten van die richtlijn door financiële instellingen;

        3. wat Richtlijn (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten en organen die toezicht uitoefenen op financiëlesectordeelnemers en bevoegd zijn voor het afdwingen van naleving door die instellingen van de vereisten van die richtlijn;

        4. wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 2014/49/EU of, ingeval de activiteiten van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming worden beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels, en de betrokken administratieve autoriteiten als bedoeld in die richtlijn;

        5. wat Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad(*) en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad(**) betreft, de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU, de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 opgerichte gemeenschappelijke afwikkelingsraad, en de Raad en de Commissie wanneer zij maatregelen nemen krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 806/2014, met uitzondering van het geval waarin zij discretionaire bevoegdheden uitoefenen of beleidskeuzen maken;

        6. „bevoegde autoriteiten“ als bedoeld in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad(***), in Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad(****), in Richtlijn (EU) 2015/2366, in Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad(*****), en in Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad(******);

        7. „organen en autoriteiten“ als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG.

  5. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. punt a) wordt vervangen door:

        1. op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtsnormen en -praktijken, met name door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, waaronder adviezen;“;

      2. punt a bis) wordt vervangen door:

        1. opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie dat beste toezichtspraktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen beschrijft en rekening houdt met onder meer veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;“;

      3. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie dat beste praktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen voor afwikkeling beschrijft, en rekening houdt met de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad en veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;“;

      4. punt b) wordt vervangen door:

        1. bijdragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtscultuur bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, reguleringsarbitrage te voorkomen, onafhankelijkheid van toezichthouders te bevorderen en te monitoren, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiële instellingen en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;“;

      5. de punten e) tot en met h) worden vervangen door:

        1. organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtsresultaten te verhogen;

        2. monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot trends in kredietverstrekking, met name aan huishoudens en het mkb, en in innovatieve financiële diensten waarbij terdege rekening wordt gehouden met ontwikkelingen in verband met ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren;

        3. verrichten van marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;

        4. bevorderen, in voorkomend geval, van de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers, in het bijzonder met betrekking tot tekortkomingen in een grensoverschrijdende context en rekening houdend met de daaraan gerelateerde risico’s;“;

      6. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie van de Unie met betrekking tot financiële gegevens;“;

      7. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. op haar website publiceren, en regelmatig bijwerken, van alle technische reguleringsnormen, technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en vragen en antwoorden voor elke in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandeling, met inbegrip van overzichten van de stand van zaken ten aanzien van de werkzaamheden en de tijdsplanning van de goedkeuring van ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen.“;

      8. het volgende punt wordt toegevoegd:

        1. bijdragen aan het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, onder meer door de consistente, efficiënte en effectieve toepassing te bevorderen van de wetgevingshandelingen bedoeld in respectievelijk artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 met betrekking tot de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.“;

    2. in lid 1 bis wordt punt b) wordt vervangen door:

      1. houdt de Autoriteit, met inachtneming van de doelstelling om de veiligheid en soliditeit van de financiële instellingen te waarborgen, naar behoren rekening met de diverse soorten financiële instellingen, hun bedrijfsmodellen en met hun verschillende grootten; en“;

    3. aan lid 1 bis wordt het volgende punt toegevoegd:

      1. houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.“;

    4. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. aanbevelingen te doen als bepaald in artikel 29 bis;“

      2. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. waarschuwingen te geven overeenkomstig artikel 9, lid 3;“;

      3. punt g) wordt vervangen door:

        1. adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, aan de Raad of aan de Commissie als bepaald in artikel 16 bis;“;

      4. de volgende punten worden ingevoegd:

        1. vragen op antwoorden te verstrekken, zoals bepaald in artikel 16 ter;

        2. maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 9 quater;“;

    5. lid 2 bis wordt vervangen door:

      „3.

      Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken en bij de uitoefening van de in lid 2 bedoelde bevoegdheden handelt de Autoriteit op basis van en binnen de grenzen van het wetgevingskader en houdt zij terdege rekening met het beginsel van evenredigheid, voor zover relevant, en betere regelgeving, alsmede met de resultaten van de kosten-batenanalyses overeenkomstig deze verordening.

      De openbare raadplegingen als bedoeld in de artikelen 10, 15, 16 en 16 bis worden op een zo breed mogelijk schaal gehouden om een inclusieve benadering ten opzichte van alle belanghebbenden te waarborgen en bieden belanghebbenden een redelijke termijn om te reageren. De Autoriteit maakt een samenvatting bekend van de van belanghebbenden ontvangen input en geeft een overzicht van de manier waarop de tijdens de raadpleging verzamelde informatie en standpunten zijn gebruikt in een ontwerp van technische reguleringsnorm en een ontwerp van technische uitvoeringsnorm.“;

  6. artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. punt a) wordt vervangen door:

        1. het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends, zoals de ontwikkeling van de kosten en lasten van financiële diensten en producten voor consumenten in de lidstaten;“;

      2. de volgende punten worden ingevoegd:

        1. het uitvoeren van diepgaande thematische onderzoeken naar marktgedragingen, waarbij wordt gewerkt aan het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip van marktpraktijken om potentiële problemen in kaart te brengen en de impact ervan te analyseren;

        2. het ontwikkelen van retailrisico-indicatoren om mogelijke oorzaken van schade voor consumenten tijdig te identificeren;“;

      3. de volgende punten worden toegevoegd:

        1. bij te dragen tot een gelijk speelveld op de interne markt, waar consumenten en andere gebruikers van financiële diensten gelijke toegang hebben tot financiële diensten en producten;

        2. het bevorderen van verdere ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht die een diepgaandere harmonisatie en integratie op Unieniveau kunnen vergemakkelijken;

        3. in voorkomend geval, het coördineren van „mystery shopping“-activiteiten van bevoegde autoriteiten.“;

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      De Autoriteit monitort nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de soliditeit van markten en de convergentie en doeltreffendheid van regulerings- en toezichtspraktijken te bevorderen.“;

    3. de leden 4 en 5 worden vervangen door:

      „4.

      De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een commissie consumentenbescherming en financiële innovatie in, waarin alle betrokken bevoegde autoriteiten en autoriteiten voor consumentenbescherming zitting hebben, om de consumentenbescherming te versterken, te komen tot een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regulering voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en adviezen aan te leveren welke de Autoriteit aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie verstrekt. De Autoriteit werkt nauw samen met het Europees Comité voor gegevensbescherming, ingesteld bij Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(*), om dubbel werk, inconsistenties en rechtsonzekerheid op het gebied van gegevensbescherming te voorkomen. De Autoriteit kan ook nationale autoriteiten voor gegevensbescherming uitnodigen als waarnemers in die commissie.

      5.

      De Autoriteit kan het in de handel brengen, de distributie of de verkoop van bepaalde financiële producten, instrumenten of activiteiten tijdelijk verbieden of beperken als deze cliënten of consumenten aanzienlijke financiële schade zouden kunnen berokkenen, of een bedreiging vormen voor de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan in de gevallen die gespecificeerd zijn, en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of, indien dit in een noodsituatie vereist is, overeenkomstig artikel 18 en onder de daarin bepaalde voorwaarden.

      De Autoriteit evalueert het in de eerste alinea bedoelde besluit met passende tussenpozen en ten minste om de zes maanden. Na ten minste twee opeenvolgende verlengingen en op basis van een passende analyse die erop gericht is de impact op de cliënt of consument te beoordelen, kan de Autoriteit besluiten het verbod met periodes van een jaar te verlengen.

      Een lidstaat kan de Autoriteit verzoeken haar besluit te heroverwegen. In dat geval beslist de Autoriteit, overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 1, tweede alinea, of zij dat besluit handhaaft.

      De Autoriteit kan ook beoordelen of het nodig is bepaalde soorten financiële activiteiten of praktijken te verbieden of te beperken en, wanneer die noodzaak bestaat, de Commissie en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen om de vaststelling van dergelijke verboden of dergelijke beperkingen te vergemakkelijken.

  7. de volgende artikelen worden ingevoegd:

    „Artikel 9 bis Bijzondere taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

    1.

    De Autoriteit neemt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, een leidende, coördinerende en monitorende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen die witwassen van geld en terrorismefinanciering in dat stelsel moeten voorkomen en tegengaan. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan die maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en houden zij terdege rekening met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en grootte van financiëlesectordeelnemers en van markten. Deze maatregelen omvatten:

    1. het verzamelen van informatie bij bevoegde autoriteiten met betrekking tot zwakke punten die tijdens lopende toezichts- en vergunningverleningsprocedures zijn geconstateerd in de processen en procedures, governanceregelingen, de deskundigheid en betrouwbaarheid, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van financiëlesectordeelnemers wat betreft het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, alsmede door bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen in respons op de volgende wezenlijke zwakke punten die van invloed zijn op een of meer vereisten uit de wetgevingshandelingen bedoeld in artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1095/2010 en van de eventuele nationale wetgeving tot omzetting ervan, respectievelijk met betrekking tot het voorkomen van en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering:

      1. een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer op dergelijke vereisten,

      2. de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van dergelijke vereisten, of

      3. de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van zijn interne gedragslijnen en procedures teneinde aan dergelijke vereisten te voldoen.

      De bevoegde autoriteiten verstrekken al deze informatie aan de Autoriteit, in aanvulling op alle verplichtingen op grond van artikel 35 van deze verordening, en stellen de Autoriteit steeds tijdig op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met de verstrekte informatie. De Autoriteit coördineert nauw met financiële-inlichtingeneenheden („FIE’s“) in de Unie als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849, met inachtneming van hun status en verplichtingen en zonder onnodige overlappingen te creëren;

      De bevoegde autoriteiten kunnen eventueel aanvullende informatie die zij van belang achten voor het voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, overeenkomstig het nationaal recht delen met de in lid 2 bedoelde centrale databank.

    2. nauwe coördinatie en, in voorkomend geval, informatie-uitwisseling met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank, ten aanzien van kwesties die verband houden met de taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd, en met de autoriteiten aan welke van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, alsook met FIE’s, met inachtneming van de status en de verplichtingen van de FIE’s op grond van Richtlijn (EU) 2015/849;

    3. het ontwikkelen van gemeenschappelijke richtsnoeren en normen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bijdragen aan de consistente implementatie daarvan, in het bijzonder door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen vastgestelde mandaten, alsook van richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, met inbegrip van adviezen die op de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn gebaseerd;

    4. het bieden van ondersteuning aan bevoegde autoriteiten, naar aanleiding van hun specifieke verzoeken;

    5. het monitoren van marktontwikkelingen en het beoordelen van kwetsbare punten en risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector.

    Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin zwakke punten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), nader worden omschreven, met inbegrip van de overeenkomstige situaties waarin zich zwakke punten kunnen voordoen, de wezenlijkheid ervan en de praktische uitvoering van de informatieverzameling door de Autoriteit, alsmede het soort informatie dat overeenkomstig, punt a) van de eerste alinea moet worden verstrekt. Bij het opstellen van die technische normen houdt de Autoriteit rekening met het volume van de te verstrekken informatie en de noodzaak overlapping te voorkomen. Ook stelt zij regelingen op ter waarborging van doeltreffendheid en vertrouwelijkheid.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

    2.

    De Autoriteit zet een centrale databank op voor de in overeenstemming met lid 1, onder a), verzamelde informatie en houdt deze actueel. De Autoriteit zorgt ervoor dat die informatie wordt geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld op need-to-know-basis en op vertrouwelijke basis. In voorkomend geval kan de Autoriteit informatie waarover zij beschikt en die aanleiding zou kunnen geven tot strafrechtelijke procedures, doen toekomen aan de nationale rechterlijke instanties en de bevoegde instanties van de betreffende lidstaat in overeenstemming met nationale procedureregels. De Autoriteit kan, in voorkomend geval, ook bewijsmateriaal doen toekomen aan de instelling van het Europees openbaar ministerie wanneer dat bewijs strafbare feiten betreft ten aanzien waarvan de instelling van het Europees Openbaar Ministerie bevoegdheid uitoefent of kan uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(*).

    3.

    De bevoegde autoriteiten kunnen gemotiveerde verzoeken richten tot de Autoriteit voor informatie over financiëlesectordeelnemers die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De Autoriteit beoordeelt die verzoeken en verstrekt de door de bevoegde autoriteiten gevraagde informatie tijdig op een „need-to-know“-basis. Indien de Autoriteit de gevraagde informatie niet verstrekt, stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit hiervan in kennis en legt zij uit waarom de informatie niet wordt verstrekt. De Autoriteit deelt de bevoegde autoriteit of iedere andere autoriteit of instelling die de gevraagde informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, mede welke bevoegde autoriteit om de informatie heeft verzocht, op welke financiëlesectordeelnemer de informatie betrekking heeft, waarom het verzoek om informatie werd ingediend, en of de informatie is gedeeld. Daarnaast analyseert de Autoriteit de informatie teneinde bevoegde autoriteiten op eigen initiatief informatie mede te delen die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Wanneer zij die mededeling doet, stelt zij de bevoegde autoriteit die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, daarvan in kennis. Ook verricht zij op geaggregeerd niveau een analyse ten behoeve van het advies dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen.

    Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit technische reguleringsnormen op waarin nader wordt bepaald hoe de informatie moet worden geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld op een „need-to-know“-basis en vertrouwelijke basis.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

    4.

    De Autoriteit bevordert de convergentie van de in Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde toezichtsprocessen, onder meer door, in overeenstemming met artikel 30 van deze verordening, collegiale toetsingen uit te voeren en in verband daarmee verslagen uit te brengen en follow-upmaatregelen te nemen. Bij het verrichten van dergelijke toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, houdt de Autoriteit rekening met relevante evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen die bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag dat wordt opgesteld door de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849, en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van die richtlijn verrichte risicobeoordeling.

    5.

    De Autoriteit verricht, met medewerking van de bevoegde autoriteiten, risicobeoordelingen van de strategieën, capaciteiten en middelen van de bevoegde autoriteiten voor het aanpakken van de in de supranationale risicobeoordeling in kaart gebrachte belangrijkste nieuwe risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering op Unieniveau. Zij verricht die risicobeoordelingen met name om het advies te kunnen uitbrengen dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen. De Autoriteit verricht risicobeoordelingen op basis van de informatie die haar ter beschikking staat, waaronder collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, de geaggregeerde analyse die zij heeft verricht op basis van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel met het oog op de centrale databank verzamelde informatie, alsook de desbetreffende evaluaties, beoordelingen of verslagen opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2015/849 verrichte risicobeoordelingen. De Autoriteit stelt de risicobeoordelingen ter beschikking van alle bevoegde autoriteiten.

    Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid ontwikkelt en implementeert de Autoriteit via het op grond van lid 7 van dit artikel ingestelde interne comité methoden die een objectieve beoordeling, alsook een hoogwaardige en consistente evaluatie van de beoordelingen en de toepassing van de methodiek mogelijk maken, en die een gelijk speelveld garanderen. Dat interne comité toetst de risicobeoordelingen op kwaliteit en consistentie. Het bereidt de ontwerpen van risicobeoordelingen voor met het oog op de vaststelling ervan door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 44.

    6.

    In gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat financiëlesectordeelnemers inbreuken hebben gepleegd op de in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgelegde vereisten en er van een grensoverschrijdende dimensie met derde landen sprake is, krijgt de Autoriteit zo nodig een leidende rol bij het bijdragen aan het faciliteren van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen. Die rol van de Autoriteit laat de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet.

    7.

    De Autoriteit richt een permanent intern comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering op voor de coördinatie van maatregelen ter voorkoming en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en voor het voorbereiden, overeenkomstig Verordening (EU) 2015/847 en Richtlijn (EU) 2015/849, van alle ontwerpbesluiten die de Autoriteit overeenkomstig artikel 44 van deze verordening moet nemen.

    8.

    Het in lid 7 bedoelde comité bestaat uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de autoriteiten en organen van alle lidstaten die bevoegd zijn de naleving door financiëlesectordeelnemers van Richtlijn (EU) 2015/847 en Verordening (EU) 2015/849 af te dwingen en die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken, alsmede vertegenwoordigers op hoog niveau die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en specifieke sectorale kenmerken van, respectievelijk, de Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). De vertegenwoordigers op hoog niveau van de Autoriteit en van die andere Europese Toezichthoudende Autoriteiten nemen zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van het comité. Daarnaast wijzen de Commissie, het ESRB en de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aan om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van dat comité. De voorzitter van dat comité wordt door de stemgerechtigde leden van dat comité uit hun midden gekozen.

    Alle in de eerste alinea bedoelde instellingen, autoriteiten en organen wijzen een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan uit hun personeel, die het lid kan vervangen wanneer die persoon verhinderd is. De lidstaten met meer dan één autoriteit bevoegd voor het waarborgen van de naleving van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiëlesectordeelnemers kunnen één vertegenwoordiger voor elke bevoegde autoriteit aanwijzen. Elke lidstaat heeft één stem, ongeacht het aantal in de vergadering vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten. Dat comité kan voor de voorbereiding van zijn ontwerpbesluiten interne werkgroepen oprichten voor specifieke aspecten van zijn werkzaamheden. Die groepen staan open voor deelname door personeelsleden van alle in dat comité vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten en van de Autoriteit, van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

    9.

    De Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) kunnen te allen tijde schriftelijke opmerkingen bij ieder ontwerpbesluit van het in lid 7 van dit artikel bedoelde comité indienen. De raad van toezichthouders houdt terdege rekening met dergelijke opmerkingen voordat hij een definitief besluit neemt. Indien een ontwerpbesluit is gebaseerd op of in verband staat met de overeenkomstig artikel 9 ter, 17 of 19 aan de Autoriteit verleende bevoegdheden en betrekking heeft op

    1. financiële instellingen in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, of

    2. financiëlemarktdeelnemers in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of de daarop toezichthoudende bevoegde autoriteiten,

    kan de Autoriteit het besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) in het geval vermeld in punt a), of met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) in het geval vermeld in punt b). De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geven aan de Autoriteit kennis van hun standpunt binnen 20 dagen vanaf de datum van het ontwerpbesluit van het comité als bedoeld in lid 7. Wanneer zij niet binnen 20 dagen aan de Autoriteit kennis geven van hun standpunt en geen goed onderbouwd verzoek doen voor een verlenging van de kennisgevingstermijn, worden zij geacht met het besluit in te stemmen.

    Artikel 9 ter Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

    1.

    In kwesties met betrekking tot het in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/849 voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, kan de Autoriteit, indien zij over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), verzoeken om: a) een onderzoek te doen naar door een financiëlesectordeelnemer eventueel gemaakte inbreuken op Unierecht en, indien dat Unierecht uit richtlijnen bestaat of lidstaten uitdrukkelijk opties laat, inbreuken op nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; en b) om te overwegen aan die partij sancties op te leggen ten aanzien van die inbreuken. Zo nodig kan zij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), ook verzoeken om te overwegen een tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het rechtstreeks toepasselijke Unierecht of op grond van nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, met inbegrip van het stopzetten van haar activiteiten. De in dit lid bedoelde verzoeken mogen de reeds genomen toezichtsmaatregelen van de bevoegde autoriteit waaraan het verzoek is gericht, niet in gevaar brengen.

    2.

    De bevoegde autoriteit voldoet aan verzoeken die in overeenstemming met lid 1 tot haar zijn gericht, en stelt de Autoriteit zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen tien werkdagen in kennis van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om aan dat verzoek te voldoen.

    3.

    Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, is artikel 17 van deze verordening van toepassing indien een bevoegde autoriteit de Autoriteit niet binnen tien werkdagen in kennis stelt van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om te voldoen aan lid 2 van dit artikel.

    Artikel 9 quater Geen-actiebrieven

    1.

    De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:

    1. de Autoriteit is van oordeel dat bepalingen in die handeling rechtstreeks in strijd kunnen zijn met een andere relevante handeling;

    2. wanneer de handeling een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen is, het ontbreken van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die de betrokken handeling zouden aanvullen of specificeren, zou gewettigde twijfel over de uit de wetgevingshandeling voortvloeiende rechtsgevolgen of de correcte toepassing ervan doen rijzen;

    3. het ontbreken van richtsnoeren en aanbevelingen als bedoeld in artikel 16 zou aanleiding geven tot praktische moeilijkheden bij de toepassing van de betrokken wetgevingshandeling.

    2.

    In de in lid 1 genoemde gevallen doet de Autoriteit de bevoegde autoriteiten en de Commissie een uitvoerige schriftelijke beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan.

    In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.

    In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16.

    De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen bedoeld in lid 1.

    3.

    Wanneer zulks nodig is in de in lid 1 bedoelde gevallen, en in afwachting van de vaststelling en toepassing van nieuwe maatregelen na de in lid 2 bedoelde stappen, brengt de Autoriteit adviezen uit met betrekking tot specifieke bepalingen van de in lid 1 bedoelde handelingen om bij te dragen aan consistente, efficiënte en effectieve toezichts- en handhavingspraktijken en om een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van Unierecht te bevorderen.

    4.

    Wanneer de Autoriteit op basis van de informatie die zij heeft ontvangen, met name van bevoegde autoriteiten, van oordeel is dat een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of een op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandeling aanzienlijke uitzonderlijke problemen doet rijzen met betrekking tot het marktvertrouwen, de bescherming van consumenten, cliënten of beleggers, de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie, doet zij de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk zonder onnodige vertraging een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. De Autoriteit kan de Commissie een advies verschaffen over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling en over de urgentie van het probleem. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.

  8. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea wordt vervangen door:

        „1.

        Wanneer het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid overdragen om door middel van gedelegeerde handelingen technische reguleringsnormen vast te stellen teneinde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, kan de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen. De Autoriteit legt haar ontwerpen van technische reguleringsnormen ter aanneming aan de Commissie voor. De Autoriteit doet deze ontwerpen van technische reguleringsnormen tegelijkertijd ter informatie toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.“;

      2. de derde alinea wordt vervangen door:

        „Alvorens ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.“;

      3. de vierde alinea wordt geschrapt;

      4. de vijfde en zesde alinea worden vervangen door:

        „Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische reguleringsnorm besluit de Commissie of zij het ontwerp aanneemt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische reguleringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.

        Indien de Commissie voornemens is een ontwerp van technische reguleringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij het niet heeft aangenomen of motiveert zij haar wijzigingen. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van dit schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en deze in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.“;

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Indien de Autoriteit binnen de termijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, geen ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie een dergelijk ontwerp binnen een nieuwe termijn verlangen. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdig op de hoogte van het feit dat zij de nieuwe termijn niet in acht zal nemen.“;

    3. in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische reguleringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.“;

    4. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      De technische reguleringsnormen worden vastgesteld door middel van verordeningen of besluiten. De woorden „technische reguleringsnorm“ komen voor in de titel van deze verordeningen of besluiten. Die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden op de daarin vermelde datum in werking.“;

  9. in artikel 13, lid 1, wordt de tweede alinea geschrapt;

  10. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 1 en 2 worden vervangen door:

      „1.

      Wanneer het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringsbevoegdheden toekennen aan de Commissie voor de vaststelling van technische uitvoeringsnormen door middel van uitvoeringshandelingen op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen zijn bepaald, kan de Autoriteit ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen. De technische uitvoeringsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen of beleidskeuzen in en bepalen inhoudelijk de voorwaarden voor de toepassing van die handelingen. De Autoriteit legt haar ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter aanneming aan de Commissie voor. De Autoriteit doet deze technische normen tegelijkertijd ter informatie toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

      Alvorens ontwerpen van technische uitvoeringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.

      Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dit ontwerp aanneemt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische uitvoeringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.

      Indien de Commissie voornemens is het ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij niet voornemens is het aan te nemen of waarom zij het heeft gewijzigd. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van haar schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en dit in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

      Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea genoemde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, of een ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend dat niet is gewijzigd op een manier die strookt met de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, kan de Commissie de technische uitvoeringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht, dan wel de norm verwerpen.

      De Commissie mag de inhoud van een door de Autoriteit opgesteld ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.

      2.

      Indien de Autoriteit binnen de termijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, geen ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie een dergelijk ontwerp binnen een nieuwe termijn verlangen. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdig op de hoogte van het feit dat zij de nieuwe termijn niet in acht zal nemen.“;

    2. in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische uitvoeringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.“;

    3. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      De technische uitvoeringsnormen worden vastgesteld door middel van verordeningen of besluiten. De woorden „technische uitvoeringsnorm“ komen voor in de titel van deze verordeningen of besluiten. Die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden op de daarin vermelde datum in werking.“;

  11. artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 1 en 2 worden vervangen door:

      „1.

      Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen het ESFS en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het Unierecht brengt de Autoriteit tot alle bevoegde autoriteiten of alle financiële instellingen gerichte richtsnoeren uit en brengt zij tot één of meer bevoegde autoriteiten of tot één of meer financiële instellingen gerichte aanbevelingen uit.

      De richtsnoeren en aanbevelingen zijn in overeenstemming met de bevoegdheden die zijn overgedragen bij de in artikel 1, lid 2, of in dit artikel genoemde wetgevingshandelingen.

      2.

      De Autoriteit houdt, waar passend, openbare raadplegingen over de richtsnoeren en aanbevelingen die zij uitbrengt, en analyseert de potentiële kosten en baten van het uitbrengen van deze richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen. Ook wint de Autoriteit, waar passend, het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen. Wanneer de Autoriteit geen openbare raadplegingen uitvoert of geen advies inwint van de Stakeholdergroep bankwezen, maakt zij de redenen hiervoor kenbaar.“;

    2. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „2 bis.

      Richtsnoeren en aanbevelingen vormen niet slechts een verwijzing naar of een kopie van elementen van wetgevingshandelingen. Voordat zij een nieuw richtsnoer of een nieuwe aanbeveling uitbrengt, herziet de Autoriteit eerst bestaande richtsnoeren en aanbevelingen om overlapping te voorkomen.“;

    3. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de gegeven richtsnoeren en aanbevelingen.“;

  12. de volgende artikelen worden ingevoegd:

    „Artikel 16 bis Adviezen

    1.

    De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, of op eigen initiatief, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie adviezen verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.

    2.

    Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een openbare raadpleging of een technische analyse omvatten.

    3.

    Met betrekking tot de in artikel 22 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde beoordelingen, waarvoor volgens dat artikel overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over dat soort beoordelingen. Het advies wordt terstond uitgebracht, maar hoe dan ook vóór het eind van de in dat artikel bedoelde beoordelingsperiode.

    4.

    Op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, kan de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van technisch advies voorzien op de gebieden als bedoeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

    Artikel 16 ter Vragen en antwoorden

    1.

    Onverminderd lid 5 van dit artikel, kunnen vragen in verband met de praktische toepassing of uitvoering van bepalingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of hiermee verband houdende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen die op grond van die wetgevingshandelingen zijn aangenomen, bij de Autoriteit worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en instellingen en organen van de Unie, in een van de officiële talen van de Unie.

    Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, beoordelen financiële instellingen of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen.

    Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld.

    2.

    De antwoorden van de Autoriteit op in lid 1 bedoelde vragen zijn niet-bindend. Die antwoorden worden ten minste in de taal waarin de vraag is gesteld, beschikbaar gesteld.

    3.

    De Autoriteit ontwikkelt en onderhoudt een onlinehulpmiddel op haar website voor het indienen van vragen en het tijdig bekendmaken van alle ontvangen vragen en alle antwoorden op alle overeenkomstig lid 1 ontvankelijke vragen, tenzij de bekendmaking hiervan strijdig is met het rechtmatige belang van die personen of risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel zou inhouden. De Autoriteit kan vragen afwijzen die zij niet voornemens is te beantwoorden. Afgewezen vragen worden gedurende twee maanden door de Autoriteit op haar website bekendgemaakt.

    4.

    Drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders kunnen de raad van toezichthouders verzoeken om op grond van artikel 44 te besluiten of het onderwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvankelijke vraag wordt behandeld in richtsnoeren als bedoeld in artikel 16, om advies in te winnen van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep, om vragen en antwoorden op gezette tijden opnieuw te bezien, om een openbare raadpleging te houden of om mogelijke gerelateerde kosten en baten te analyseren. Deze raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, aard en impact van de betrokken ontwerpvragen en -antwoorden of tot de specifieke urgentie van de zaak. In geval van betrokkenheid van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep geldt er een verplichting tot vertrouwelijkheid.

    5.

    De Autoriteit geleidt vragen die de uitlegging van Unierecht vergen, door naar de Commissie. De Autoriteit maakt de door de Commissie gegeven antwoorden bekend.“;

  13. artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea wordt vervangen door:

        „2.

        Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Stakeholdergroep bankwezen, of op eigen initiatief, met inbegrip wanneer dit is gebaseerd op naar behoren gestaafde informatie van natuurlijke of rechtspersonen, en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, geeft de Autoriteit aan hoe zij in de zaak te werk zal gaan en, in voorkomend geval, de aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht zal onderzoeken.“;

      2. de volgende alinea’s worden toegevoegd:

        „Onverminderd de in de artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben ingelicht, een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek om informatie rechtstreeks richten aan andere bevoegde autoriteiten, telkens als de aan de betrokken bevoegde autoriteit gevraagde informatie ontoereikend is gebleken of ontoereikend wordt geacht om de informatie te verkrijgen die nodig wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht.

        De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.“;

    2. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „2 bis.

      Onverminderd haar bevoegdheden op grond van deze verordening en voordat zij een aanbeveling uitbrengt als uiteengezet in lid 3, treedt de Autoriteit, wanneer zij dit passend acht om een oplossing te vinden voor een inbreuk op Unierecht, in overleg met de betrokken bevoegde autoriteiten om te proberen tot overeenstemming te komen over de vraag welke maatregelen nodig zijn om de bevoegde autoriteit aan het Unierecht te laten voldoen.“;

    3. de leden 6 en 7 worden vervangen door:

      „6.

      Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 4 van dit artikel bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en wanneer het nodig is deze niet-naleving tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van het financiële stelsel te verzekeren, de Autoriteit, indien de toepasselijke eisen van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks toepasselijk zijn op financiële instellingen of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, op financiëlesectordeelnemers, een tot een financiële instelling of tot een andere financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van activiteiten.

      In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, de Autoriteit een besluit vaststellen waarin de bevoegde autoriteit wordt gelast het in lid 4 van dit artikel bedoelde formeel advies na te leven binnen de daarin vermelde termijn. Indien die autoriteit dat besluit niet naleeft, kan de Autoriteit ook in overeenstemming met de eerste alinea een besluit vaststellen. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dat Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe voor zover dit dient ter uitoefening van die opties.

      Het besluit van de Autoriteit is in overeenstemming met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.

      7.

      In overeenstemming met lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.

      Bij het nemen van maatregelen met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen zijn aan een formeel advies ingevolge lid 4 van dit artikel of aan een besluit ingevolge lid 6, conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naargelang het geval.“;

  14. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 17 bis Bescherming van melders

    1.

    De Autoriteit beschikt over speciaal daartoe bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht meldt.

    2.

    De natuurlijke of rechtspersonen die via deze kanalen melden, zijn, in voorkomend geval, in overeenstemming met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad(*) tegen vergelding beschermd.

    3.

    De Autoriteit zorgt ervoor dat alle informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig kan worden gemeld. Indien de Autoriteit van oordeel is dat de gemelde informatie bewijs of significante aanwijzingen van een wezenlijke inbreuk bevat, geeft zij feedback aan de persoon die de melding doet.

  15. in artikel 18 wordt lid 3 vervangen door:

    „3.

    Ingeval de Raad een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 2 van dit artikel, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van bevoegde autoriteiten noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie of de bescherming van cliënten en consumenten ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.“;

  16. artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      In de gevallen die zijn gespecificeerd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel in één van de volgende omstandigheden:

      1. op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;

      2. in de gevallen waarin de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen erin voorzien dat de Autoriteit op eigen initiatief bijstand kan verlenen, wanneer op basis van objectieve redenen een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.

      In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, en waarin op grond van deze handelingen de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten op eigen initiatief kan bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.“;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „1 bis.

      De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen zonder onnodige vertraging in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:

      1. wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:

        1. de termijn is verstreken; of

        2. ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat;

      2. wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:

        1. ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat; of

        2. twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan die handelingen te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.

      1 ter.

      De voorzitter beoordeelt of de Autoriteit dient te handelen in overeenstemming met lid 1. Wanneer de Autoriteit op eigen initiatief ingrijpt, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit betreffende het ingrijpen.

      In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 van dit artikel beschreven procedure is afgerond.“;

    3. lid 3 wordt vervangen door:

      „Wanneer de betrokken bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tijdens de in lid 2 bedoelde verzoeningsfase tot overeenstemming te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen waarin wordt verlangd dat die bevoegde autoriteiten specifieke maatregelen nemen of van het nemen van bepaalde maatregelen afzien om de zaak te regelen en om de naleving van het Unierecht te garanderen. Het besluit van de Autoriteit is bindend voor de betrokken bevoegde autoriteiten. In het besluit van de Autoriteit kan van bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij een door hen vastgesteld besluit herroepen of wijzigen of dat zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij op grond van het desbetreffende Unierecht beschikken.“;

    4. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „3 bis.

      De Autoriteit stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het feit dat de procedures volgens de leden 2 en 3 zijn afgerond, samen met, in voorkomend geval, het op grond van lid 3 genomen besluit.“;

    5. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiële instelling of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, een financiëlesectordeelnemer voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks op die instelling of die partij van toepassing zijn, een tot die financiële instelling of tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiële instelling of die financiëlesectordeelnemer de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.

      In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan de Autoriteit, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, ook een besluit vaststellen in overeenstemming met de eerste alinea van dit lid. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dit Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden laten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe, voor zover dergelijke opties zijn uitgeoefend.“;

  17. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De Autoriteit bevordert en monitort, binnen haar bevoegdheden, de efficiënte, effectieve en consistente werking van de colleges van toezichthouders indien die bij in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn opgericht en bevordert de consistente en coherente toepassing van het Unierecht door alle colleges van toezichthouders. Teneinde te komen tot convergentie wat betreft beste praktijken inzake toezicht, bevordert de Autoriteit gemeenschappelijke toezichtsplannen en gezamenlijke onderzoeken, en heeft het personeel van de Autoriteit volledige participatierechten in de colleges van toezichthouders en kan het als zodanig deelnemen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk door twee of meer bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd.“;

    2. in lid 2, derde alinea, wordt punt b) vervangen door:

      1. Uniebrede stresstests overeenkomstig artikel 32 initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen, met name het systeemrisico dat de in artikel 23 bedoelde financiële instellingen opleveren, bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen, en een beoordeling te verrichten van de mogelijkheid dat het systeemrisico toeneemt in stresssituaties, waarbij ervoor wordt gezorgd dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een consistente methode wordt gevolgd, en indien nodig, aan de bevoegde autoriteit een aanbeveling richten om problemen aan te pakken die bij de stresstest aan het licht zijn gekomen, onder meer een aanbeveling om specifieke evaluaties uit te voeren; zij kan de bevoegde autoriteiten aanbevelen inspecties ter plaatse uit te voeren en kan deelnemen aan dergelijke inspecties ter plaatse om de vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de methoden, praktijken en resultaten van de Uniebrede beoordelingen te waarborgen;“;

    3. lid 3 wordt vervangen door:

      „3.

      De Autoriteit kan ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de machtigingen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15, opstellen om te zorgen voor uniforme toepassingsvoorwaarden voor de bepalingen betreffende de operationele werking van colleges van toezichthouders. De Autoriteit kan overeenkomstig artikel 16 vastgestelde richtsnoeren en aanbevelingen uitvaardigen ter bevordering van de convergentie bij de werking van het toezicht en de door de colleges van toezichthouders aangenomen beste praktijken.“;

  18. artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de titel wordt vervangen door:

      „Algemene bepalingen inzake systeemrisico’s“;

    2. in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

      „2.

      De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het ESRB en overeenkomstig artikel 23 een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risicodashboard“) voor het vaststellen en meten van systeemrisico’s.“;

    3. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      De Autoriteit kan op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, of op eigen initiatief, een onderzoek verrichten naar een welbepaalde soort financiële instelling, product of gedraging teneinde mogelijke bedreigingen van de stabiliteit van het financiële stelsel of van de bescherming van cliënten of consumenten te beoordelen.

      Na een overeenkomstig de eerste alinea gevoerd onderzoek kan de raad van toezichthouders de betrokken bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor maatregelen doen.

      Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van artikel 35, zijn verleend.“.

  19. in artikel 23 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.

    De Autoriteit stelt, in overleg met het ESRB, criteria vast voor de vaststelling en meting van systeemrisico, alsook een adequate regeling voor stresstests die een beoordeling omvat van de mogelijkheid dat het systeemrisico dat financiële instellingen opleveren of dat voor financiële instellingen ontstaat, waaronder het potentiële milieugerelateerde systeemrisico, in stresssituaties toeneemt. De financiële instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren, worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, aan de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.“;

  20. in artikel 27, lid 2, wordt de derde alinea geschrapt;

  21. artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de volgende punten worden ingevoegd:

        1. bepalen van strategische toezichtsprioriteiten van de Unie overeenkomstig artikel 29 bis;

        2. opzetten van coördinatiegroepen overeenkomstig artikel 45 ter voor het bevorderen van toezichtsconvergentie en het in kaart brengen van beste praktijken;“;

      2. punt b) wordt vervangen door:

        1. bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema’s, met inbegrip van cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie wordt voorzien;“;

      3. punt e) wordt vervangen door:

        1. opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden, en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten;“;

      4. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. invoeren van een monitoringsysteem voor de beoordeling van wezenlijke ecologische, sociale en governancegerelateerde risico’s, rekening houdend met de Overeenkomst van Parijs binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.“;

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      De Autoriteit kan, in voorkomend geval, nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtsbenaderingen en -praktijken.

      Om een gemeenschappelijke toezichtscultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. De Autoriteit ontwikkelt en actualiseert ook een Uniehandboek over de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. In zowel het Unietoezichtshandboek als het Unieafwikkelingshandboek worden beste praktijken beschreven en worden hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen nader uitgewerkt.

      De Autoriteit houdt, in voorkomend geval, openbare raadplegingen over de in lid 1, onder a), genoemde adviezen en over de in dit lid genoemde hulpmiddelen en instrumenten. Zij analyseert, indien passend, ook de mogelijke kosten en baten daarvan. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de adviezen of hulpmiddelen en instrumenten. Ook wint de Autoriteit in voorkomend geval het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.“;

  22. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie

    Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe onder meer richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren.

    De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.“;

  23. artikel 30 wordt vervangen door:

    „Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten

    1.

    De Autoriteit voert periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten uit om de consistentie en de doeltreffendheid van de toezichtsresultaten verder te versterken. Daartoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking van de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de planning en uitvoering van collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle relevante overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle relevante informatie van stakeholders.

    2.

    Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit ad-hoccommissies voor collegiale toetsing op, die uit personeelsleden van de Autoriteit en leden van de bevoegde autoriteiten bestaan. De commissies voor collegiale toetsing worden voorgezeten door een personeelslid van de Autoriteit. De voorzitter stelt, na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname, de voorzitter en de leden van een commissie voor collegiale toetsing voor, die de goedkeuring krijgen van de raad van toezichthouders. Het voorstel wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de raad van toezichthouders, binnen tien dagen nadat de voorzitter dit voorstel heeft gedaan, een besluit vaststelt om het te verwerpen.

    3.

    De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:

    1. de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;

    2. de doeltreffendheid en de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtspraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 10 tot en met 16 vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtspraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;

    3. de toepassing van door bevoegde autoriteiten ontwikkelde beste praktijken waarvan de aanneming voor andere bevoegde autoriteiten nuttig kan zijn;

    4. de effectiviteit en de mate van convergentie die bereikt worden met betrekking tot de handhaving van de bepalingen die zijn goedgekeurd ter uitvoering van het Unierecht, met inbegrip van de bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die zijn ingesteld jegens personen die verantwoordelijkheid dragen voor het niet-naleven van die bepalingen.

    4.

    De Autoriteit legt een verslag met de uitkomsten van de collegiale toetsing voor. Dat verslag inzake collegiale toetsing wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere verslagen inzake collegiale toetsing te behouden en voor een gelijk speelveld te zorgen. De raad van bestuur gaat met name na of de methodiek op dezelfde manier is toegepast. Het verslag geeft toelichting en vermeldt welke vervolgmaatregelen in aansluiting op de collegiale toetsing passend, evenredig en noodzakelijk worden geacht. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen krachtens artikel 16 en adviezen krachtens artikel 29, lid 1, onder a).

    Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.

    Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit.

    5.

    De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de collegiale toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat een verdere harmonisering van de Unieregels die gelden voor financiële instellingen of voor bevoegde autoriteiten, noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van de Unie.

    6.

    De Autoriteit legt twee jaar na de publicatie van het verslag van collegiale toetsing een vervolgverslag voor. Het vervolgverslag wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere vervolgverslagen te behouden. Het vervolgverslag omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot, de adequaatheid en doeltreffendheid van de door de bevoegde autoriteiten ondernomen acties waarop de collegiale toetsing van toepassing is in antwoord op de vervolgmaatregelen van het verslag van collegiale toetsing.

    7.

    De commissie voor collegiale toetsing identificeert, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten waarop de collegiale toetsing van toepassing is, de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing. De Autoriteit maakt de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing en van het in lid 6 bedoelde vervolgverslag bekend. Wanneer de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit verschillen van die welke de commissie voor collegiale toetsing heeft vastgesteld, zendt de Autoriteit, op vertrouwelijke basis, de bevindingen van de commissie voor collegiale toetsing aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie. Wanneer een bevoegde autoriteit waarop de collegiale toetsing van toepassing is, bezorgd is dat de bekendmaking van de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit een risico zou inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel, beschikt zij over de mogelijkheid om de zaak aan de raad van toezichthouders voor te leggen. De raad van toezichthouders kan besluiten die uittreksels niet bekend te maken.

    8.

    Voor de toepassing van dit artikel doet de raad van bestuur een voorstel voor een werkplan voor collegiale toetsingen voor de volgende twee jaar, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de uit de vorige collegiale toetsingen getrokken lessen en met de besprekingen van de in artikel 45 ter bedoelde coördinatiegroepen. Het werkplan voor collegiale toetsingen vormt een apart onderdeel van het jaarlijkse en het meerjarenwerkprogramma. Het wordt openbaar gemaakt. In dringende gevallen of bij onvoorziene gebeurtenissen kan de Autoriteit besluiten aanvullende collegiale toetsingen uit te voeren.“;

  24. artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de eerste alinea wordt vervangen door:

      „1.

      De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, met name in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie in gevaar kunnen brengen.“;

    2. de tweede alinea wordt als volgt gewijzigd:

      1. de aanhef wordt vervangen door:

        „2.

        De Autoriteit bevordert een gecoördineerde reactie van de Unie, onder meer door:“;

      2. punt e) wordt vervangen door:

        1. passende maatregelen te treffen in geval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen met het oog op de coördinatie van acties van de relevante bevoegde autoriteiten;“;

      3. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. passende maatregelen te treffen om acties van de relevante bevoegde autoriteiten te coördineren om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie;“;

    3. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „3.

      Teneinde bij te dragen aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese benadering ten aanzien van technologische innovatie bevordert de Autoriteit toezichtsconvergentie, in voorkomend geval met de steun van de commissie consumentenbescherming en financiële innovatie, om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie, en met name via de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Waar nodig kan de Autoriteit richtsnoeren of aanbevelingen in overeenstemming met artikel 16 vaststellen.“.

  25. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over de deskundigheid en betrouwbaarheid

    De Autoriteit zet, samen met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiële instellingen.“;

  26. artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de titel wordt vervangen door:

      „Beoordeling van marktontwikkelingen, met inbegrip van stresstests“;

    2. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De Autoriteit monitort en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), het ESRB, en het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van de relevante microprudentiële trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten. De Autoriteit neemt in haar beoordelingen een analyse op van de markten waarop financiële instellingen opereren, en een beoordeling van de gevolgen van mogelijke marktontwikkelingen voor die instellingen.“;

    3. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. het inleidende deel wordt vervangen door:

        „2.

        De Autoriteit initieert en coördineert Uniebrede beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen. Hiertoe ontwikkelt zij:“;

      2. punt a) wordt vervangen door:

        1. gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario’s op de financiële positie van een financiële instelling, rekening houdend met onder meer risico’s afkomstig van schadelijke ecologische ontwikkelingen;“;

      3. het volgende punt wordt ingevoegd:

        1. gemeenschappelijke methoden voor het vaststellen welke financiële instellingen moeten worden opgenomen in de Uniebrede beoordelingen;“;

      4. de punten c) en d) worden vervangen door:

        1. gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten of distributieprocessen op een financiële instelling;

        2. gemeenschappelijke methoden voor de waardebepaling van de activa, indien dit voor de stresstests nodig wordt geacht, en“;

      5. het volgende punt wordt toegevoegd:

        1. gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van milieurisico’s op de financiële stabiliteit van financiële instellingen.“;

      6. de volgende alinea wordt toegevoegd:

        „Voor de toepassing van dit lid werkt de Autoriteit samen met het ESRB.“;

    4. in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

      „3.

      Onverminderd de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 vastgestelde taken van het ESRB verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied eenmaal per jaar, en zo nodig vaker, aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie en aan het ESRB beoordelingen van trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten, in combinatie met het in artikel 22, lid 2, van deze verordening bedoelde risicodashboard.“;

    5. lid 3 ter wordt vervangen door:

      „3 ter.

      De Autoriteit kan de bevoegde autoriteiten verzoeken dat zij financiële instellingen verplichten om de informatie die zij op grond van lid 3 bis moeten verstrekken, aan een onafhankelijke audit te onderwerpen.“;

  27. Artikel 33 wordt vervangen door:

    „Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid

    1.

    Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de instellingen van de lidstaten en van de Unie kan de Autoriteit contacten ontwikkelen met regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten, internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen, en met hen administratieve regelingen sluiten. Die regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en voor haar lidstaten, noch beletten zij lidstaten en hun bevoegde autoriteiten om bilaterale of multilaterale regelingen te sluiten met die derde landen.

    Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van dat derde land om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit.

    2.

    De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van gelijkwaardigheidsbesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtsregelgeving in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Commissie of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen daartoe verplicht is.

    3.

    De Autoriteit monitort, met bijzondere aandacht voor de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit, de integriteit van de markt, de bescherming van beleggers en de werking van de interne markt, de relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en, in voorkomend geval, afwikkeling en handhavingspraktijken en marktontwikkelingen, voor zover deze van belang zijn voor risicogebaseerde gelijkwaardigheidsbeoordelingen, in derde landen waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

    Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld worden.

    De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie en bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoring van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, beleggersbescherming of de werking van de interne markt.

    Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering, toezicht of, in voorkomend geval, afwikkeling of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis.

    4.

    Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1 van dit artikel, werkt de Autoriteit, voor zover mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook met de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:

    1. de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, de toezichtsbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het gelijkwaardigheidsbesluit;

    2. voor zover vereist voor de follow-up van die gelijkwaardigheidsbesluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtsactiviteiten, met inbegrip van, waar nodig, inspecties ter plaatse.

    De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken.

    5.

    De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om die modelregelingen te volgen.

    In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 3 van dit artikel.

    6.

    De Autoriteit draagt, binnen haar bevoegdheden op grond van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, bij aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie in internationale fora.“;

  28. artikel 34 wordt geschrapt;

  29. artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 3 wordt geschrapt;

    2. de leden 4 en 5 worden vervangen door:

      „4.

      Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB bespreekt de Autoriteit die waarschuwing of die aanbeveling tijdens de volgende vergadering van de raad van toezichthouders of, indien passend, voordien, teneinde de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken te beoordelen en een eventuele follow-up uit te voeren.

      Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en de aanbevelingen aangewezen kwesties.

      Indien de Autoriteit aan een waarschuwing of aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het ESRB. Het ESRB stelt het Europees Parlement daarvan in kennis overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1092/2010. Het ESRB stelt ook de Raad hiervan in kennis.

      5.

      Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB kan de Autoriteit, in voorkomend geval, van de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden gebruikmaken om een tijdige follow-up te verzekeren.

      Een adressaat die voornemens is de aanbeveling van het ESRB niet op te volgen, omkleedt zijn voornemen met redenen die hij voorlegt aan en bespreekt met de raad van toezichthouders.

      Indien de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1092/2010, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ESRB van de door haar in antwoord op een aanbeveling van het ESRB genomen maatregelen in kennis stelt, houdt zij naar behoren rekening met de zienswijzen van de raad van toezichthouders.“;

    3. lid 6 wordt geschrapt;

  30. artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 2 en 3 worden vervangen door:

      „2.

      De Stakeholdergroep bankwezen is samengesteld uit 30 leden. Het gaat hierbij om:

      1. 13 leden die op evenwichtige wijze de financiële instellingen vertegenwoordigen die in de Unie opereren, van wie drie coöperatieve en spaarbanken vertegenwoordigen;

      2. 13 leden die de vertegenwoordigers van werknemers van financiële instellingen die in de Unie opereren, consumenten, gebruikers van bankdiensten en vertegenwoordigers van het mkb vertegenwoordigen; en

      3. vier leden die onafhankelijke vooraanstaande academici zijn.

      3.

      De leden van de Stakeholdergroep bankwezen worden na een open en transparante selectieprocedure door de raad van toezichthouders aangesteld. Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, voor zover mogelijk, een passende weerspiegeling van de diversiteit van de bankensector, van de geografische en genderbalans en van de vertegenwoordiging van stakeholders uit de gehele Unie. De leden van de Stakeholdergroep bankwezen worden geselecteerd op basis van hun kwalificaties, vaardigheden, relevante kennis en bewezen deskundigheid.“;

    2. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „3 bis.

      De leden van de Stakeholdergroep bankwezen kiezen een voorzitter van die groep uit de leden. Het voorzitterschap wordt bekleed voor een periode van twee jaar.

      Het Europees Parlement mag de voorzitter van de Stakeholdergroep bankwezen uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.“;

    3. in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:

      „4.

      De Autoriteit verstrekt, met inachtneming van het bij artikel 70 van deze verordening voorgeschreven beroepsgeheim, alle nodige informatie, en zorgt voor adequate secretariële ondersteuning van de Stakeholdergroep bankwezen. Voor leden van de Stakeholdergroep bankwezen die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, met uitsluiting van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, wordt een toereikende vergoeding vastgesteld. Voor deze vergoeding worden de voorbereidende en follow-upwerkzaamheden van de leden in aanmerking genomen en ze komt op zijn minst overeen met de vergoedingstarieven voor ambtenaren overeenkomstig Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad(*) (Statuut van de ambtenaren). De Stakeholdergroep bankwezen kan werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep bankwezen bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.

    4. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      De Stakeholdergroep bankwezen kan aan de Autoriteit advies verstrekken over alle kwesties die verband houden met de taken van de Autoriteit, met name wat betreft de in de artikelen 10 tot en met 16, 29, 30 en 32 vermelde taken.

      Wanneer de leden van de Stakeholdergroep bankwezen geen overeenstemming kunnen bereiken over een advies, mogen een derde van de leden van die groep, of de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk advies uitbrengen.

      De Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep effecten en markten, de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen kunnen een gezamenlijke advies uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de ESA’s op grond van artikel 56 over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen.“;

    5. lid 7 wordt vervangen door:

      „7.

      De Autoriteit maakt het advies van de Stakeholdergroep bankwezen, de afzonderlijke adviezen van haar leden en de resultaten van haar raadplegingen openbaar, evenals informatie over de wijze waarop deze adviezen en die resultaten van raadplegingen in aanmerking zijn genomen.“;

  31. artikel 39 wordt vervangen door:

    „Artikel 39 Besluitvormingsprocedures

    1.

    De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 van dit artikel wanneer zij overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 besluiten vaststelt.

    2.

    De Autoriteit stelt adressaten van een besluit in de officiële taal van de adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. Adressaten kunnen hun standpunten in hun officiële taal kenbaar maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3.

    3.

    De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed.

    4.

    De adressaten van besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.

    5.

    Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3 of lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden.

    6.

    De besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge artikel 17, 18 of 19, worden bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar zou kunnen brengen.“.

  32. Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 1 wordt punt a) vervangen door:

      1. de voorzitter;“;

    2. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „8.

      Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde nationale overheidsinstantie niet verantwoordelijk is voor de handhaving van de regels inzake consumentenbescherming, kan het in dat punt bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten een vertegenwoordiger van de autoriteit voor consumentenbescherming van de lidstaat uit te nodigen, die niet stemgerechtigd is. Ingeval de verantwoordelijkheid inzake consumentenbescherming wordt gedeeld door verschillende autoriteiten in een lidstaat, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger.“.

  33. De artikelen 41 en 42 worden vervangen door:

    „Artikel 41 Interne comités

    1.

    De raad van toezichthouders kan, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter, voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. Op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de voorzitter kan de raad van toezichthouders voor bepaalde aan de raad van bestuur toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter.

    2.

    Voor de toepassing van artikel 17, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die een inbreuk op het Unierecht zou hebben gepleegd en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteit.

    Elk lid van het panel heeft één stem.

    Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.

    3.

    Voor de toepassing van artikel 19, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteiten.

    Elk lid van het panel heeft één stem.

    Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.

    4.

    Om het in artikel 22, lid 4, eerste alinea, bedoelde onderzoek te kunnen voeren, kan de voorzitter ook een besluit tot instelling van het onderzoek en een besluit tot bijeenroeping van een onafhankelijk panel voorstellen, welke besluiten door de raad van toezichthouders moeten worden aangenomen. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter van de raad van toezichthouders en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname.

    Elk lid van het panel heeft één stem.

    Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen.

    5.

    De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde panels of de voorzitter leggen een besluit op grond van artikel 17 of van artikel 19, behalve voor kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en voor terrorismefinanciering, ter definitieve vaststelling aan de raad van toezichthouders voor. Een in lid 4 van dit artikel bedoeld panel presenteert de uitkomsten van het overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, gevoerde onderzoek aan de raad van toezichthouders.

    6.

    De raad van toezichthouders stelt voor de in dit artikel bedoelde panels een reglement van orde vast.

    Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders

    1.

    Bij de uitvoering van de hun bij deze verordening toevertrouwde taken, handelen de leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie in haar geheel, en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van een ander publiek of privaat orgaan.

    2.

    De lidstaten, de instellingen of organen van de Unie, en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken.

    3.

    De leden van de raad van toezichthouders, de voorzitter en de niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers en waarnemers die aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen, maken vóór dergelijke vergaderingen accuraat en onverkort kenbaar of er al dan niet belangen zijn die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van agendapunten, en zij nemen niet deel aan de bespreking en de stemming betreffende die agendapunten.

    4.

    De raad van toezichthouders legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen vast voor de in lid 3 bedoelde belangenverklaringen en voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten.“;

  34. artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en besluiten van de Autoriteit vast en brengt het in hoofdstuk II bedoelde advies uit, op basis van een voorstel van het desbetreffende interne comité of panel, van de voorzitter of van de raad van bestuur, naargelang het geval.“;

    2. de leden 2 en 3 worden geschrapt;

    3. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      De raad van toezichthouders stelt, op basis van een voorstel van de raad van bestuur, het jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.“;

    4. lid 8 wordt vervangen door:

      „8.

      De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit. Hij kan de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 51, lid 5, uit zijn ambt ontzetten.“;

  35. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten

    Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit, uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiële instellingen niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.“;

  36. artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De raad van toezichthouders besluit met gewone meerderheid van zijn leden. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem.

      Met betrekking tot de in de artikelen 10 tot en met 16 van deze verordening genoemde handelingen en de ingevolge artikel 9, lid 5, derde alinea, van deze verordening en hoofdstuk VI van deze verordening vastgestelde maatregelen en besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid, besluit de raad van toezichthouders met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, VEU en in artikel 3 van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen; die meerderheid omvat ten minste een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die deelnemende lidstaten zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 („deelnemende lidstaten“), en een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die geen deelnemende lidstaten zijn („niet-deelnemende lidstaten“).

      De voorzitter stemt niet over de in de tweede alinea bedoelde besluiten.

      Met betrekking tot de samenstelling van de panels in overeenstemming met artikel 41, leden 2, 3 en 4, en de leden van de commissie voor collegiale toetsing als bedoeld in artikel 30, lid 2, streeft de raad van toezichthouders, bij het onderzoek van de voorstellen van zijn voorzitter, naar consensus. Bij gebreke van consensus neemt de raad van toezichthouders besluiten bij een meerderheid van drie vierde van zijn stemgerechtigde leden. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem.

      Met betrekking tot de op grond van artikel 18, leden 3 en 4, vastgestelde besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid neemt de raad van toezichthouders besluiten bij gewone meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, welke bestaat uit een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten en een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.“;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „3 bis.

      Met betrekking tot de besluiten overeenkomstig artikel 30 stemt de raad van toezichthouders door middel van een schriftelijke procedure over de voorgestelde besluiten. De stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders beschikken over acht werkdagen om hun stem uit te brengen. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Het voorgestelde besluit wordt geacht te zijn vastgesteld, tenzij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maakt. Onthoudingen worden noch als stem voor, noch als stem tegen geteld, en worden niet in aanmerking genomen bij het berekenen van het aantal uitgebrachte stemmen. Indien drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maken tegen de schriftelijke procedure, wordt het ontwerpbesluit besproken en wordt daarover beslist door de raad van toezichthouders overeenkomstig de procedure van lid 1 van dit artikel.

      3 ter.

      Met betrekking tot besluiten overeenkomstig de artikelen 17 en 19 stemt de raad van toezichthouders door middel van een schriftelijke procedure over de voorgestelde besluiten. De stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders beschikken over acht werkdagen om hun stem uit te brengen. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Het voorgestelde besluit wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij een gewone meerderheid van zijn leden van de bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten of een gewone meerderheid van zijn leden van de bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten bezwaar maakt. Onthoudingen worden noch als stem voor, noch als stem tegen geteld, en worden niet in aanmerking genomen bij het berekenen van het aantal uitgebrachte stemmen. Indien drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders bezwaar maken tegen de schriftelijke procedure, wordt het ontwerpbesluit besproken door de raad van toezichthouders en kan het worden aangenomen met een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, welke bestaat uit een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten en een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.

      In afwijking van de eerste alinea wordt vanaf de datum waarop vier of minder stemgerechtigde leden afkomstig zijn van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten, het voorgestelde besluit aangenomen bij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, die ten minste één stem omvat van leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.“;

    3. de leden 4 en 4 bis worden vervangen door:

      „4.

      De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.

      De eerste alinea is niet van toepassing op de uitvoerend directeur en op de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.

      4 bis.

      De voorzitter van de Autoriteit kan te allen tijde een stemming houden. Onverminderd deze bevoegdheid en de effectiviteit van de besluitvormingsprocedures van de Autoriteit, streeft de raad van toezichthouders van de Autoriteit naar consensus bij haar besluitvorming.“;

  37. Artikel 45 wordt vervangen door:

    „Artikel 45 Samenstelling

    1.

    De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en zes leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen.

    Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn.

    2.

    Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt tweeënhalf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is genderevenwichtig en proportioneel en vormt een afspiegeling van de gehele Unie. De raad van bestuur telt ten minste twee vertegenwoordigers van niet-deelnemende lidstaten. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem.

    3.

    De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit noodzakelijk acht. Hij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen.

    4.

    De leden van de raad van bestuur kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.“;

  38. de volgende artikelen worden ingevoegd:

    „Artikel 45 bis Besluitvorming

    1.

    De raad van bestuur besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij naar consensus wordt gestreefd. Elk lid heeft één stem. De voorzitter is een stemgerechtigd lid.

    2.

    De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden.

    3.

    De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.

    Artikel 45 ter Coördinatiegroepen

    1.

    De raad van bestuur kan, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, coördinatiegroepen opzetten rond specifieke thema’s waarvoor er, gelet op specifieke marktontwikkelingen, behoefte aan coördinatie kan zijn. De raad van bestuur stelt coördinatiegroepen rond specifieke thema’s in op verzoek van vijf leden van de raad van toezichthouders.

    2.

    Alle bevoegde autoriteiten nemen deel aan de coördinatiegroepen en verschaffen de coördinatiegroepen, in overeenstemming met artikel 35, de nodige informatie zodat deze coördinatiegroepen hun coördinerende taken kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun mandaat. De werkzaamheden van de coördinatiegroepen zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteiten verschafte informatie en door de Autoriteit gedane bevindingen.

    3.

    De groepen worden voorgezeten door een lid van de raad van bestuur. Elk jaar brengt het respectieve lid van de raad van bestuur dat met de coördinatiegroep is belast, bij de raad van toezichthouders verslag uit over de belangrijkste elementen van de besprekingen en bevindingen en doet hij, indien zulks relevant is, een voorstel voor een follow-up op reguleringsgebied of voor een collegiale toetsing op het betrokken gebied. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis van de wijze waarop zij de werkzaamheden van coördinatiegroepen bij hun activiteiten in aanmerking hebben genomen.

    4.

    Bij het monitoren van marktontwikkelingen die bij coördinatiegroepen centraal kunnen staan, kan de Autoriteit bevoegde autoriteiten verzoeken om overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie te verschaffen om de Autoriteit in staat te stellen haar monitorende rol te spelen.“.

  39. Artikel 46 wordt vervangen door:

    „Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur

    De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.

    Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.“;

  40. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

    1. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „3 bis.

      De raad van bestuur kan alle aangelegenheden onderzoeken, hierover advies uitbrengen en hierover voorstellen doen, behalve voor taken bedoeld in de artikelen 9 bis, 9 ter en 30, alsmede de artikelen 17 en 19 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en voor terrorismefinanciering.“;

    2. lid 6 wordt vervangen door:

      „6.

      De raad van bestuur legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.“;

    3. lid 8 wordt vervangen door:

      „8.

      De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58, leden 3 en 5, waarbij hij terdege rekening houdt met een voorstel van de raad van toezichthouders.“;

    4. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „9.

      De leden van de raad van bestuur maken alle georganiseerde bijeenkomsten en de ontvangen voordelen openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.“;

  41. Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders, met inbegrip van het opstellen van de door de raad van toezichthouders goed te keuren agenda, het bijeenroepen van de vergaderingen en het behandelen van besluitpunten, en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders voor.

      De voorzitter is verantwoordelijk voor het opstellen van de agenda van de raad van bestuur, die door de raad van bestuur moet worden goedgekeurd, en zit de vergaderingen van de raad van bestuur voor.

      De voorzitter kan de raad van bestuur uitnodigen om het opzetten van een coördinatiegroep in overeenstemming met artikel 45 ter te overwegen.“;

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      De voorzitter wordt, na een open selectieprocedure die conform is met het beginsel van genderevenwicht en in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De raad van toezichthouders stelt, met de hulp van de Commissie, een shortlist op van geschikte kandidaten voor de functie van voorzitter. Op basis van de shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voorzitter, na bevestiging door het Europees Parlement.

      Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of wanneer is vastgesteld dat hij op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.

      De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden ook een ondervoorzitter die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die ondervoorzitter wordt niet gekozen uit de leden van de raad van bestuur.“;

    3. in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „Ten behoeve van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie worden de taken van de voorzitter verricht door de ondervoorzitter.

      De Raad kan, op voorstel van de raad van toezichthouders en met de hulp van de Commissie en rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen.“;

    4. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      De voorzitter kan slechts om ernstige redenen uit zijn functie worden ontzet. Hij kan alleen door het Europees Parlement uit zijn functie worden ontzet na een besluit van de Raad, dat is vastgesteld na raadpleging van de raad van toezichthouders.“;

  42. artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de titel wordt vervangen door:

      „Onafhankelijkheid van de voorzitter“;

    2. de eerste alinea wordt vervangen door:

      „Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.“;

  43. artikel 49 bis wordt vervangen door:

    „Artikel 49 bis Onkosten

    De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.“;

  44. artikel 50 wordt geschrapt;

  45. artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. het inleidende deel wordt vervangen door:

        „2.

        Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt om, met volledige inachtneming van specifieke sectorale kenmerken, te zorgen voor de intersectorale samenhang met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), in het bijzonder met betrekking tot:“;

      2. het eerste streepje wordt vervangen door:

        • financiële conglomeraten en, wanneer op grond van het Unierecht vereist, prudentiële consolidatie,“;

      3. het vijfde en zesde streepje worden vervangen door:

        • cyberbeveiliging,

        • uitwisseling van informatie en van beste praktijken met het ESRB en de andere ESA’s“;

      4. de volgende streepjes worden toegevoegd:

        • financiële retaildiensten en aangelegenheden met betrekking tot de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers;

        • advies door de overeenkomstig artikel 1, lid 6, opgerichte commissie.“;

    2. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „2 bis.

      Het Gemengd Comité kan de Commissie bijstaan bij het evalueren van de voorwaarden en de technische specificaties en procedures die nodig zijn voor een veilige en doeltreffende koppeling van de gecentraliseerde automatische mechanismen overeenkomstig het verslag als bedoeld in artikel 32 bis, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849, alsook de effectieve koppeling van de nationale registers op grond van die richtlijn.“;

    3. lid 3 wordt vervangen door:

      „3.

      Het Gemengd Comité beschikt over specifiek personeel dat ter beschikking wordt gesteld door de ESA’s en dat als permanent secretariaat optreedt. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, infrastructurele en operationele kosten.“;

  46. Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 3 wordt vervangen door:

      „3.

      Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt via een jaarlijks roulatieschema toegekend aan een van de voorzitters van de ESA’s. De voorzitter van het Gemengd Comité is de tweede ondervoorzitter van het ESRB.“;

    2. in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „Het Gemengd Comité vergadert ten minste om de drie maanden.“;

    3. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „5.

      De voorzitter van de Autoriteit informeert de raad van toezichthouders regelmatig over standpunten die zij inneemt tijdens de vergaderingen van het Gemengd Comité.“;

  47. de artikelen 56 en 57 worden vervangen door:

    „Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen

    Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening bepaalde taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

    Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) vallen, parallel vastgesteld, naargelang het geval, door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

    Artikel 57 Subcomités

    1.

    Het Gemengd Comité mag subcomités oprichten met het oog op het opstellen van ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen voor het Gemengd Comité.

    2.

    Elk subcomité is samengesteld uit de in artikel 55, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat.

    3.

    Elk subcomité kiest uit de vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde autoriteiten een voorzitter, die ook waarnemer is in het Gemengd Comité.

    4.

    Voor de toepassing van artikel 56 wordt bij het Gemengd Comité een subcomité financiële conglomeraten ingesteld.

    5.

    Het Gemengd Comité maakt op zijn website alle ingestelde subcomités bekend, samen met de mandaten ervan en een lijst van de leden met vermelding van hun functie in het desbetreffende subcomité.“.

  48. Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Hierbij wordt de bezwaarcommissie van de Europese toezichthoudende autoriteiten opgericht.“;

    2. in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

      „2.

      De bezwaarcommissie bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis van het Unierecht en internationale beroepservaring te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, bedrijfspensioenen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en die geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of organen of instellingen of organen van de Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn en geen lid zijn van de Stakeholdergroep bankwezen. De leden en plaatsvervangende leden zijn onderdanen van een lidstaat en beschikken over een grondige kennis van ten minste twee officiële talen van de Unie. De bezwaarcommissie beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de rechtmatigheid, met inbegrip van de evenredigheid, van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.“;

    3. lid 3 wordt vervangen door:

      „3.

      Twee leden van de bezwaarcommissie en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde shortlist benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit.

      Na ontvangst van de shortlist kan het Europees Parlement kandidaten voor het lidmaatschap en vervangers uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en eventuele door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.

      Het Europees Parlement mag de leden van de bezwaarcommissie uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden, met uitzondering van verklaringen, vragen of antwoorden die betrekking hebben op individuele gevallen waarover de bezwaarcommissie heeft beslist of die bij deze aanhangig zijn.“;

  49. in artikel 59 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    De leden van de bezwaarcommissie en het personeel van de Autoriteit dat operationele en secretariële ondersteuning biedt, nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen bezwaar is aangetekend.“;

  50. in artikel 60 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    Het bezwaar wordt tezamen met een uiteenzetting van de gronden voor het bezwaar binnen drie maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke van kennisgeving, binnen drie maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit aangetekend.

    De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.“;

  51. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit

    Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.“;

  52. in artikel 62 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    1. het inleidende gedeelte wordt vervangen door:

      „1.

      De inkomsten van de Autoriteit, een Europees orgaan overeenkomstig artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(*) („het Financieel Reglement“), bestaan met name uit een combinatie van:

    2. de volgende punten worden toegevoegd:

      1. vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;

      2. overeengekomen vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de Autoriteit verstrekte diensten, indien hierom specifiek is verzocht door een of meer bevoegde autoriteiten.“;

    3. de volgende alinea wordt toegevoegd:

      „Vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers als bedoeld in punt d) van de eerste alinea worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel zou doen ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit. Vrijwillige bijdragen die een compensatie vormen voor de kosten van door een bevoegde autoriteit aan de Autoriteit gedelegeerde taken, worden niet geacht twijfel te doen ontstaan over de onafhankelijkheid van de Autoriteit.“;

  53. de artikelen 63, 64 en 65 worden vervangen door:

    „Artikel 63 Vaststelling van de begroting

    1.

    Jaarlijks stelt de uitvoerend directeur, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt hij dit aan de raad van bestuur en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie.

    2.

    De raad van toezichthouders stelt, op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast.

    3.

    Het enig programmeringsdocument wordt door de raad van bestuur uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Europese Rekenkamer gezonden.

    4.

    Rekening houdend met dit enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de compensatiebijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU.

    5.

    Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de compensatiebijdrage aan de Autoriteit goed.

    6.

    De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

    7.

    De raad van bestuur stelt het Europees Parlement en de Raad zonder onnodige vertraging op de hoogte van de projecten die hij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen.

    8.

    Onverminderd de artikelen 266 en 267 van het Financieel Reglement, is de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad vereist voor projecten die aanzienlijke financiële of langetermijngevolgen voor de financiering van de begroting van de Autoriteit kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen, met inbegrip van verbrekingsclausules.

    Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting

    1.

    De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de jaarlijkse begroting van de Autoriteit uit.

    2.

    Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Artikel 70 belet de Autoriteit niet de Rekenkamer informatie te verstrekken waarom deze verzoekt, voor zover deze informatie binnen haar bevoegdheden valt.

    3.

    Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.

    4.

    Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer.

    5.

    Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. De uitvoerend directeur zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over die rekeningen uitbrengt.

    6.

    Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

    Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.

    7.

    Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    8.

    Uiterlijk op 30 september zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen en zendt hij ook een afschrift van dat antwoord aan de raad van bestuur en aan de Commissie.

    9.

    Overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.

    10.

    Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

    11.

    De Autoriteit verstrekt een met redenen omkleed advies over het standpunt van het Europees Parlement en eventuele andere opmerkingen van het Europees Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure.

    Artikel 65 Financiële regels

    De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie(*), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.

  54. in artikel 66 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.

    Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(*) onverkort van toepassing op de Autoriteit.

  55. Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      De leden van de raad van toezichthouders en alle personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren, en alle overige personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.“;

    2. in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

      „De verplichting op grond van lid 1 van dit artikel en van de eerste alinea van dit lid staat er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.“;

    3. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „2 bis.

      De raad van bestuur en de raad van toezichthouders zien erop toe dat personen die, direct of indirect, op permanente basis of incidenteel, diensten verrichten met betrekking tot de taken van de Autoriteit, met inbegrip van functionarissen en andere personen die door de raad van bestuur en de raad van toezichthouders zijn gemachtigd of daartoe door de bevoegde autoriteiten zijn aangesteld, zijn onderworpen aan eisen inzake beroepsgeheim die gelijkwaardig zijn aan die in de leden 1 en 2.

      Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de raad van bestuur en de raad van toezichthouders en die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.“;

    4. de leden 3 en 4 worden vervangen door:

      „3.

      De leden 1 en 2 staan er niet aan in de weg dat de Autoriteit informatie uitwisselt met bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.

      Die informatie valt onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.

      4.

      De Autoriteit past Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie toe(*).

  56. artikel 71 wordt vervangen door:

    „Artikel 71 Gegevensbescherming

    Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens op grond van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(*) bij het uitoefenen van haar taken.

  57. in artikel 72 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.

    De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.“;

  58. in artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door:

    „De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.“;

  59. artikel 76 wordt vervangen door:

    „Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese bankentoezichthouders

    De Autoriteit wordt beschouwd als de rechtsopvolger van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Committee of European Banking Supervisors - CEBS). Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEBS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEBS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEBS en door de Commissie.“;

  60. artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de inleidende zin wordt vervangen door:

        „1.

        Uiterlijk op 31 december 2021 en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures opgedane ervaring. In dat verslag worden onder meer de volgende elementen beoordeeld:“;

      2. in punt a) worden de inleidende zin en punt i) vervangen door:

        1. de mate van doeltreffendheid en convergentie in toezichtspraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt;

          1. de mate van onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten en de mate van convergentie in normen die gelijkwaardig zijn aan corporate governance;“;

      3. de volgende punten worden toegevoegd:

        1. de werking van het Gemengd Comité;

        2. de belemmeringen voor of het effect op prudentiële consolidatie overeenkomstig artikel 8.“;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „2 bis.

      Als onderdeel van het in lid 1 van dit artikel bedoelde algemeen verslag voert de Commissie, na raadpleging van alle relevante autoriteiten en belanghebbenden, een alomvattende beoordeling uit van de toepassing van artikel 9 quater.

      2 ter.

      Als onderdeel van het algemeen verslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, voert de Commissie, na raadpleging van alle relevante bevoegde autoriteiten en belanghebbenden, een alomvattende beoordeling uit van de implementatie, werking en effectiviteit van de specifieke taken die betrekking hebben op het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en aan de Autoriteit zijn opgedragen overeenkomstig artikel 1, lid 2, artikel 8, lid 1, onder l), en de artikelen 9 bis, 9 ter, 17 en 19, van deze verordening. Als onderdeel van haar beoordeling analyseert de Commissie de interactie tussen deze taken en de taken die zijn opgedragen aan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), alsmede de juridische uitvoerbaarheid van de bevoegdheden van de Autoriteit voor zover zij de Autoriteit toestaan om maatregelen te baseren op nationale wetgeving die richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van opties. Bovendien voert de Commissie, op basis van een alomvattende kosten-batenanalyse en met inachtneming van de doelstelling om consistentie, efficiëntie en effectiviteit te waarborgen, grondig onderzoek uit naar de mogelijkheid om specifieke taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering op te dragen aan een bestaand of een nieuw, specifiek voor de gehele EU bestemd agentschap.“.

„Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten

1.

De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. De Europese Centrale Bank legt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013, aan het Europees Parlement en aan de Raad verantwoording af wat betreft de uitoefening van de toezichtstaken die aan haar zijn toevertrouwd krachtens die verordening.

2.

In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd.

3.

De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.

4.

Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen.

5.

Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit.

6.

Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.

7.

De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag.

8.

Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht.

9.

Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.“;

„Artikel 9 bis Bijzondere taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

1.

De Autoriteit neemt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, een leidende, coördinerende en monitorende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen die witwassen van geld en terrorismefinanciering in dat stelsel moeten voorkomen en tegengaan. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan die maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en houden zij terdege rekening met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en grootte van financiëlesectordeelnemers en van markten. Deze maatregelen omvatten:

  1. het verzamelen van informatie bij bevoegde autoriteiten met betrekking tot zwakke punten die tijdens lopende toezichts- en vergunningverleningsprocedures zijn geconstateerd in de processen en procedures, governanceregelingen, de deskundigheid en betrouwbaarheid, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van financiëlesectordeelnemers wat betreft het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, alsmede door bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen in respons op de volgende wezenlijke zwakke punten die van invloed zijn op een of meer vereisten uit de wetgevingshandelingen bedoeld in artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1095/2010 en van de eventuele nationale wetgeving tot omzetting ervan, respectievelijk met betrekking tot het voorkomen van en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering:

    1. een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer op dergelijke vereisten,

    2. de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van dergelijke vereisten, of

    3. de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van zijn interne gedragslijnen en procedures teneinde aan dergelijke vereisten te voldoen.

    De bevoegde autoriteiten verstrekken al deze informatie aan de Autoriteit, in aanvulling op alle verplichtingen op grond van artikel 35 van deze verordening, en stellen de Autoriteit steeds tijdig op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met de verstrekte informatie. De Autoriteit coördineert nauw met financiële-inlichtingeneenheden („FIE’s“) in de Unie als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849, met inachtneming van hun status en verplichtingen en zonder onnodige overlappingen te creëren;

    De bevoegde autoriteiten kunnen eventueel aanvullende informatie die zij van belang achten voor het voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, overeenkomstig het nationaal recht delen met de in lid 2 bedoelde centrale databank.

  2. nauwe coördinatie en, in voorkomend geval, informatie-uitwisseling met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank, ten aanzien van kwesties die verband houden met de taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd, en met de autoriteiten aan welke van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, alsook met FIE’s, met inachtneming van de status en de verplichtingen van de FIE’s op grond van Richtlijn (EU) 2015/849;

  3. het ontwikkelen van gemeenschappelijke richtsnoeren en normen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bijdragen aan de consistente implementatie daarvan, in het bijzonder door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen vastgestelde mandaten, alsook van richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, met inbegrip van adviezen die op de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn gebaseerd;

  4. het bieden van ondersteuning aan bevoegde autoriteiten, naar aanleiding van hun specifieke verzoeken;

  5. het monitoren van marktontwikkelingen en het beoordelen van kwetsbare punten en risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector.

Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin zwakke punten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), nader worden omschreven, met inbegrip van de overeenkomstige situaties waarin zich zwakke punten kunnen voordoen, de wezenlijkheid ervan en de praktische uitvoering van de informatieverzameling door de Autoriteit, alsmede het soort informatie dat overeenkomstig, punt a) van de eerste alinea moet worden verstrekt. Bij het opstellen van die technische normen houdt de Autoriteit rekening met het volume van de te verstrekken informatie en de noodzaak overlapping te voorkomen. Ook stelt zij regelingen op ter waarborging van doeltreffendheid en vertrouwelijkheid.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

2.

De Autoriteit zet een centrale databank op voor de in overeenstemming met lid 1, onder a), verzamelde informatie en houdt deze actueel. De Autoriteit zorgt ervoor dat die informatie wordt geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld op need-to-know-basis en op vertrouwelijke basis. In voorkomend geval kan de Autoriteit informatie waarover zij beschikt en die aanleiding zou kunnen geven tot strafrechtelijke procedures, doen toekomen aan de nationale rechterlijke instanties en de bevoegde instanties van de betreffende lidstaat in overeenstemming met nationale procedureregels. De Autoriteit kan, in voorkomend geval, ook bewijsmateriaal doen toekomen aan de instelling van het Europees openbaar ministerie wanneer dat bewijs strafbare feiten betreft ten aanzien waarvan de instelling van het Europees Openbaar Ministerie bevoegdheid uitoefent of kan uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(*).

3.

De bevoegde autoriteiten kunnen gemotiveerde verzoeken richten tot de Autoriteit voor informatie over financiëlesectordeelnemers die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De Autoriteit beoordeelt die verzoeken en verstrekt de door de bevoegde autoriteiten gevraagde informatie tijdig op een „need-to-know“-basis. Indien de Autoriteit de gevraagde informatie niet verstrekt, stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit hiervan in kennis en legt zij uit waarom de informatie niet wordt verstrekt. De Autoriteit deelt de bevoegde autoriteit of iedere andere autoriteit of instelling die de gevraagde informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, mede welke bevoegde autoriteit om de informatie heeft verzocht, op welke financiëlesectordeelnemer de informatie betrekking heeft, waarom het verzoek om informatie werd ingediend, en of de informatie is gedeeld. Daarnaast analyseert de Autoriteit de informatie teneinde bevoegde autoriteiten op eigen initiatief informatie mede te delen die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Wanneer zij die mededeling doet, stelt zij de bevoegde autoriteit die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, daarvan in kennis. Ook verricht zij op geaggregeerd niveau een analyse ten behoeve van het advies dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen.

Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit technische reguleringsnormen op waarin nader wordt bepaald hoe de informatie moet worden geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld op een „need-to-know“-basis en vertrouwelijke basis.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.

4.

De Autoriteit bevordert de convergentie van de in Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde toezichtsprocessen, onder meer door, in overeenstemming met artikel 30 van deze verordening, collegiale toetsingen uit te voeren en in verband daarmee verslagen uit te brengen en follow-upmaatregelen te nemen. Bij het verrichten van dergelijke toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, houdt de Autoriteit rekening met relevante evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen die bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag dat wordt opgesteld door de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849, en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van die richtlijn verrichte risicobeoordeling.

5.

De Autoriteit verricht, met medewerking van de bevoegde autoriteiten, risicobeoordelingen van de strategieën, capaciteiten en middelen van de bevoegde autoriteiten voor het aanpakken van de in de supranationale risicobeoordeling in kaart gebrachte belangrijkste nieuwe risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering op Unieniveau. Zij verricht die risicobeoordelingen met name om het advies te kunnen uitbrengen dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen. De Autoriteit verricht risicobeoordelingen op basis van de informatie die haar ter beschikking staat, waaronder collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, de geaggregeerde analyse die zij heeft verricht op basis van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel met het oog op de centrale databank verzamelde informatie, alsook de desbetreffende evaluaties, beoordelingen of verslagen opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2015/849 verrichte risicobeoordelingen. De Autoriteit stelt de risicobeoordelingen ter beschikking van alle bevoegde autoriteiten.

Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid ontwikkelt en implementeert de Autoriteit via het op grond van lid 7 van dit artikel ingestelde interne comité methoden die een objectieve beoordeling, alsook een hoogwaardige en consistente evaluatie van de beoordelingen en de toepassing van de methodiek mogelijk maken, en die een gelijk speelveld garanderen. Dat interne comité toetst de risicobeoordelingen op kwaliteit en consistentie. Het bereidt de ontwerpen van risicobeoordelingen voor met het oog op de vaststelling ervan door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 44.

6.

In gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat financiëlesectordeelnemers inbreuken hebben gepleegd op de in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgelegde vereisten en er van een grensoverschrijdende dimensie met derde landen sprake is, krijgt de Autoriteit zo nodig een leidende rol bij het bijdragen aan het faciliteren van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen. Die rol van de Autoriteit laat de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet.

7.

De Autoriteit richt een permanent intern comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering op voor de coördinatie van maatregelen ter voorkoming en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en voor het voorbereiden, overeenkomstig Verordening (EU) 2015/847 en Richtlijn (EU) 2015/849, van alle ontwerpbesluiten die de Autoriteit overeenkomstig artikel 44 van deze verordening moet nemen.

8.

Het in lid 7 bedoelde comité bestaat uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de autoriteiten en organen van alle lidstaten die bevoegd zijn de naleving door financiëlesectordeelnemers van Richtlijn (EU) 2015/847 en Verordening (EU) 2015/849 af te dwingen en die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken, alsmede vertegenwoordigers op hoog niveau die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en specifieke sectorale kenmerken van, respectievelijk, de Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). De vertegenwoordigers op hoog niveau van de Autoriteit en van die andere Europese Toezichthoudende Autoriteiten nemen zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van het comité. Daarnaast wijzen de Commissie, het ESRB en de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aan om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van dat comité. De voorzitter van dat comité wordt door de stemgerechtigde leden van dat comité uit hun midden gekozen.

Alle in de eerste alinea bedoelde instellingen, autoriteiten en organen wijzen een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan uit hun personeel, die het lid kan vervangen wanneer die persoon verhinderd is. De lidstaten met meer dan één autoriteit bevoegd voor het waarborgen van de naleving van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiëlesectordeelnemers kunnen één vertegenwoordiger voor elke bevoegde autoriteit aanwijzen. Elke lidstaat heeft één stem, ongeacht het aantal in de vergadering vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten. Dat comité kan voor de voorbereiding van zijn ontwerpbesluiten interne werkgroepen oprichten voor specifieke aspecten van zijn werkzaamheden. Die groepen staan open voor deelname door personeelsleden van alle in dat comité vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten en van de Autoriteit, van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

9.

De Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) kunnen te allen tijde schriftelijke opmerkingen bij ieder ontwerpbesluit van het in lid 7 van dit artikel bedoelde comité indienen. De raad van toezichthouders houdt terdege rekening met dergelijke opmerkingen voordat hij een definitief besluit neemt. Indien een ontwerpbesluit is gebaseerd op of in verband staat met de overeenkomstig artikel 9 ter, 17 of 19 aan de Autoriteit verleende bevoegdheden en betrekking heeft op

  1. financiële instellingen in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, of

  2. financiëlemarktdeelnemers in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of de daarop toezichthoudende bevoegde autoriteiten,

kan de Autoriteit het besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) in het geval vermeld in punt a), of met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) in het geval vermeld in punt b). De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geven aan de Autoriteit kennis van hun standpunt binnen 20 dagen vanaf de datum van het ontwerpbesluit van het comité als bedoeld in lid 7. Wanneer zij niet binnen 20 dagen aan de Autoriteit kennis geven van hun standpunt en geen goed onderbouwd verzoek doen voor een verlenging van de kennisgevingstermijn, worden zij geacht met het besluit in te stemmen.

Artikel 9 ter Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering

1.

In kwesties met betrekking tot het in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/849 voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, kan de Autoriteit, indien zij over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), verzoeken om: a) een onderzoek te doen naar door een financiëlesectordeelnemer eventueel gemaakte inbreuken op Unierecht en, indien dat Unierecht uit richtlijnen bestaat of lidstaten uitdrukkelijk opties laat, inbreuken op nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; en b) om te overwegen aan die partij sancties op te leggen ten aanzien van die inbreuken. Zo nodig kan zij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), ook verzoeken om te overwegen een tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het rechtstreeks toepasselijke Unierecht of op grond van nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, met inbegrip van het stopzetten van haar activiteiten. De in dit lid bedoelde verzoeken mogen de reeds genomen toezichtsmaatregelen van de bevoegde autoriteit waaraan het verzoek is gericht, niet in gevaar brengen.

2.

De bevoegde autoriteit voldoet aan verzoeken die in overeenstemming met lid 1 tot haar zijn gericht, en stelt de Autoriteit zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen tien werkdagen in kennis van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om aan dat verzoek te voldoen.

3.

Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, is artikel 17 van deze verordening van toepassing indien een bevoegde autoriteit de Autoriteit niet binnen tien werkdagen in kennis stelt van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om te voldoen aan lid 2 van dit artikel.

Artikel 9 quater Geen-actiebrieven

„Artikel 16 bis Adviezen

Artikel 16 ter Vragen en antwoorden

„Artikel 17 bis Bescherming van melders

„Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie

„Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten

„Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over de deskundigheid en betrouwbaarheid

„Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid

„Artikel 39 Besluitvormingsprocedures

„Artikel 41 Interne comités

Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders

„Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten

„Artikel 45 Samenstelling

„Artikel 45 bis Besluitvorming

Artikel 45 ter Coördinatiegroepen

„Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur

„Artikel 49 bis Onkosten

„Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen

Artikel 57 Subcomités

„Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit

„Artikel 63 Vaststelling van de begroting

Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting

Artikel 65 Financiële regels

„Artikel 71 Gegevensbescherming

„Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese bankentoezichthouders

Artikel 2 Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1094/2010

„Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten

„Artikel 9 bis Geen-actiebrieven

„Artikel 16 bis Adviezen

Artikel 16 ter Vragen en antwoorden

„Artikel 17 bis Bescherming van melders

„Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie

„Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten

„Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over deskundigheid en betrouwbaarheid

„Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid

„Artikel 39 Besluitvormingsprocedures

„Artikel 41 Interne comités

Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders

„Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten

„Artikel 45 Samenstelling

„Artikel 45 bis Besluitvorming

Artikel 45 ter Coördinatiegroepen

„Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur

„Artikel 49 bis Onkosten

„Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen

Artikel 57 Subcomités

„Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit

„Artikel 63 Vaststelling van de begroting

Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting

Artikel 65 Financiële regels

„Artikel 71 Gegevensbescherming

„Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen

Artikel 3 Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010

„Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten

„Artikel 9 bis Geen-actiebrieven

„Artikel 16 bis Adviezen

Artikel 16 ter Vragen en antwoorden

„Artikel 17 bis Bescherming van melders

„Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie

„Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten

„Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over deskundigheid en betrouwbaarheid

Artikel 31 ter Coördinerende functie met betrekking tot orders, transacties en activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten

„Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid

„Artikel 39 Besluitvormingsprocedures

„Artikel 41 Interne comités

Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders

„Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten

„Artikel 45 Samenstelling

„Artikel 45 bis Besluitvorming

Artikel 45 ter Coördinatiegroepen

„Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur

„Artikel 49 bis Onkosten

„Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen

Artikel 57 Subcomités

„Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit

„Artikel 63 Vaststelling van de begroting

Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting

Artikel 65 Financiële regels

„Artikel 71 Gegevensbescherming

„Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese effectenregelgevers

Artikel 4 Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 600/2014

„Artikel 22 Informatieverstrekking met het oog op transparantie en andere berekeningen

„Artikel 27 Verplichting tot verstrekking van referentiegegevens voor financiële instrumenten

TITEL IV BIS DATARAPPORTERINGSDIENSTEN

HOOFDSTUK 1 VERGUNNINGVERLENING AAN AANBIEDERS VAN DATARAPPORTERINGSDIENSTEN

Artikel 27 bis
Artikel 27 ter Vergunningvereisten
Artikel 27 quater Vergunningverlening aan aanbieders van datarapporteringsdiensten
Artikel 27 quinquies Procedures voor de toekenning en weigering van vergunningaanvragen
Artikel 27 sexies Intrekking van een vergunning
Artikel 27 septies Vereisten voor het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN VOOR APA’S, VERSTREKKERS VAN EEN CONSOLIDATED TAPE EN ARM’S

Artikel 27 octies Organisatorische eisen voor APA’s
Artikel 27 novies Organisatorische eisen voor verstrekkers van een consolidated tape
Artikel 27 nonies Organisatorische eisen voor ARM’s

TITEL VI BIS BEVOEGDHEDEN VAN DE ESMA

HOOFDSTUK 1 Bevoegdheden en procedures

Artikel 38 bis Bevoegdheidsuitoefening door de ESMA
Artikel 38 ter Informatieverzoek
Artikel 38 quater Algemene onderzoeken
Artikel 38 quinquies Inspecties ter plaatse
Artikel 38 sexies Uitwisseling van informatie
Artikel 38 septies Beroepsgeheim
Artikel 38 octies Toezichtsmaatregelen van de ESMA

HOOFDSTUK 2 BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN

Artikel 38 nonies Geldboeten
Artikel 38 decies Dwangsommen
Artikel 38 undecies Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
Artikel 38 duodecies Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten
Artikel 38 terdecies Horen van de betrokken personen
Artikel 38 quaterdecies Toetsing door het Hof van Justitie
Artikel 38 quindecies Vergunnings- en toezichtsvergoedingen
Artikel 38 sexdecies Delegatie van taken door de ESMA aan bevoegde autoriteiten

„Artikel 54 bis Overgangsmaatregelen met betrekking tot de ESMA

Artikel 54 ter Betrekkingen met accountants

Artikel 5 Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1011

„Artikel 40 Bevoegde autoriteiten

„Artikel 44 Verplichting tot medewerking

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN DE ESMA

Afdeling 1 Bevoegdheden en procedures

Artikel 48 bis Bevoegdheidsuitoefening door de ESMA
Artikel 48 ter Informatieverzoek
Artikel 48 quater Algemene onderzoeken
Artikel 48 quinquies Inspecties ter plaatse

Afdeling 2 Bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen

Artikel 48 sexies Toezichtsmaatregelen van de ESMA
Artikel 48 septies Geldboeten
Artikel 48 octies Dwangsommen
Artikel 48 nonies Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen

Afdeling 3 Procedures en beroep

Artikel 48 decies Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten
Artikel 48 undecies Horen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek
Artikel 48 duodecies Toetsing door het Hof van Justitie

Afdeling 4 Vergoedingen en delegatie

Artikel 48 terdecies Toezichtsvergoedingen
Artikel 48 quaterdecies Delegatie van taken door de ESMA aan bevoegde autoriteiten
Artikel 48 quindecies Overgangsmaatregelen met betrekking tot de ESMA

„Artikel 53 Evaluaties door de ESMA

Artikel 6 Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/847

„Artikel 25 Richtsnoeren voor de uitvoering

Artikel 7 Inwerkingtreding en toepassing