Home

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Financiële markten zijn van vitaal belang voor het functioneren van moderne economieën. Hoe meer geïntegreerd ze zijn, hoe groter de kans dat de allocatie van economische middelen efficiënt verloopt, en dat kan de economische prestaties ten goede komen. Om de eengemaakte markt op het gebied van financiële diensten beter te doen functioneren, is het evenwel belangrijk over procedures te beschikken om de gevolgen van marktonrust op te vangen en om te voorkomen dat op deze markt actieve financiële instellingen of infrastructuren die financiële moeilijkheden doormaken of op de rand van falen balanceren, de gehele financiële markt destabiliseren en de groei in de bredere economie schaden.

  2. Centrale tegenpartijen (CTP’s) zijn cruciale spelers op de mondiale financiële markten, waar ze voor marktdeelnemers optreden als de koper voor elke verkoper en als de verkoper voor elke koper en daarnaast een spilfunctie vervullen bij het verwerken van financiële transacties en het beheren van blootstellingen aan de diverse risico’s die aan deze transacties verbonden zijn. CTP’s centraliseren de behandeling van transacties en posities van tegenpartijen, honoreren de uit de transacties voortvloeiende verplichtingen en verlangen van hun leden passende zekerheden in de vorm van margin en als bijdragen aan wanbetalingsfondsen.

  3. De integratie van de financiële markten van de Unie heeft van CTP’s — die in eerste instantie gericht waren op binnenlandse behoeften en markten — cruciale schakels voor de bredere financiële markten van de Unie gemaakt. CTP’s met een vergunning in de Unie clearen momenteel verschillende productcategorieën, waaronder beursgenoteerde en over-the-counter (otc) financiële en grondstoffenderivaten, aandelen, obligaties en andere producten zoals repo’s. Zij verrichten diensten over nationale grenzen heen voor tal van financiële en andere instellingen in de hele Unie. Hoewel sommige CTP’s op de binnenlandse markt gericht blijven, zijn ze alle systeemrelevant op ten minste hun thuismarkten.

  4. Aangezien een significant deel van het financiële risico in het financiële stelsel van de Unie voor rekening van clearingleden en hun cliënten wordt verwerkt door en geconcentreerd is bij CTP’s, zijn doeltreffende regelgeving en robuust toezicht op CTP’s van essentieel belang. Op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(4) moeten CTP’s met een vergunning in de Unie strenge prudentiële, organisatorische en bedrijfsvoeringsnormen in acht nemen. De bevoegde autoriteiten, samenwerkend in toezichtcolleges waarin de betrokken autoriteiten worden samengebracht om de hun toegewezen specifieke taken te vervullen, zijn belast met de volledige supervisie van de activiteiten van CTP’s. Conform de toezeggingen van de leiders van de G20 sinds de financiële crisis van 2008 vereist Verordening (EU) nr. 648/2012 ook dat gestandaardiseerde otc-derivaten centraal worden gecleard door een CTP. Nu centrale clearing van otc-derivaten verplicht wordt, neemt het volume en de scala aan door CTP’s verrichte bedrijfsactiviteiten waarschijnlijk toe, wat de risicobeheerstrategieën van CTP’s voor aanvullende uitdagingen zou kunnen stellen.

  5. Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft mee bewerkstelligd dat CTP’s en de bredere financiële markten beter bestand zijn tegen het brede scala van door CTP’s verwerkte en erbij geconcentreerde risico’s. Geen enkel systeem van regels en praktijken kan er echter voor zorgen dat de bestaande middelen volstaan voor het beheren van de risico’s waaraan een CTP blootstaat, zoals een of meer wanbetalingen door clearingleden. In een scenario van ernstige financiële moeilijkheden of een dreigend falen moeten financiële instellingen in beginsel de normale insolventieprocedures doorlopen. Tijdens de financiële crisis van 2008 is echter gebleken dat deze procedures, met name tijdens een periode van langdurige economische instabiliteit en onzekerheid, kritieke functies voor de economie kunnen verstoren en de financiële stabiliteit in gevaar kunnen brengen. Normale insolventieprocedures voor ondernemingen zorgen er mogelijk niet altijd voor dat voldoende snel kan worden ingegrepen of dat toereikende prioriteit wordt gegeven aan de continuïteit van de kritieke functies van financiële instellingen om zo de financiële stabiliteit te bewaren. Om dergelijke negatieve gevolgen van normale insolventieprocedures te voorkomen, moet een speciaal afwikkelingskader voor CTP’s tot stand worden gebracht.

  6. Tijdens de financiële crisis van 2008 is duidelijk geworden dat geschikte instrumenten ontbreken om de kritieke functies van falende financiële instellingen te behouden. Daarnaast toonde de crisis de afwezigheid van kaders aan voor samenwerking en coördinatie tussen autoriteiten, vooral tussen de in verschillende lidstaten of rechtsgebieden gevestigde autoriteiten, om snel en doortastend te kunnen optreden. Zonder dergelijke instrumenten en samenwerkings- en coördinatiekaders zagen de lidstaten zich verplicht financiële instellingen met belastinggeld te redden om besmetting te voorkomen en paniek te verminderen. Hoewel CTP’s tijdens de financiële crisis van 2008 geen directe buitengewone openbare financiële steun hebben ontvangen, werden zij zodoende wel beschermd tegen de gevolgen die in gebreke blijvende banken anders voor hen zouden gehad hebben. Een kader voor herstel en afwikkeling van CTP’s vormt een aanvulling op het bij Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad(5) vastgestelde afwikkelingskader voor banken, en is dan ook noodzakelijk om te voorkomen dat in geval van een wanordelijk falen van CTP’s een beroep wordt gedaan op belastinggeld. In een dergelijk kader moet eveneens rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat CTP’s om andere redenen dan wanbetaling door een of meer van hun clearingleden in afwikkeling gaan.

  7. Doel van een geloofwaardig kader voor herstel en afwikkeling is om zo veel mogelijk te verzekeren dat CTP’s maatregelen vastleggen om financiële moeilijkheden te boven te komen, om de kritieke functies van een CTP die faalt of waarschijnlijk zal falen in stand te houden terwijl de resterende activiteiten volgens normale insolventieprocedures worden geliquideerd, om de financiële stabiliteit veilig te stellen, om aanzienlijke nadelige gevolgen voor het financiële stelsel te voorkomen en om het vermogen ervan om ten dienste te staan van de reële economie in stand te houden en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat het falen van een CTP de belastingbetaler zo weinig mogelijk kost. Een herstel- en afwikkelingskader zorgt er ook voor dat de CTP’s en de autoriteiten beter voorbereid zijn om financiële moeilijkheden te verminderen en geeft de autoriteiten meer zicht op de voorbereidingen van CTP’s op stressscenario’s. Het kader verleent de autoriteiten ook bevoegdheden om de mogelijke afwikkeling van een CTP voor te bereiden, om met een noodlijdende CTP op gecoördineerde wijze om te gaan, en aldus bij te dragen aan de goede werking van de financiële markten.

  8. Momenteel bestaan er in de Unie geen geharmoniseerde bepalingen voor herstel en afwikkeling van CTP’s. Sommige lidstaten hebben reeds wetswijzigingen doorgevoerd die CTP’s verplichten herstelplannen op te stellen en mechanismen in te voeren voor de afwikkeling van falende CTP’s. Voorts zijn er aanzienlijke inhoudelijke en procedurele verschillen tussen de lidstaten wat betreft de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaten voor de insolventie van CTP’s gelden. Het ontbreken van gemeenschappelijke voorwaarden, bevoegdheden en procedures voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s vormt waarschijnlijk zowel in de Unie als in de rest van de wereld een belemmering voor een soepele werking van de interne markt en voor de samenwerking tussen nationale autoriteiten bij het aanpakken van een falende CTP en bij het hanteren van passende mechanismen voor het toewijzen van verliezen aan haar clearingleden. Dit geldt in het bijzonder wanneer verschillende benaderingen ertoe leiden dat nationale autoriteiten niet evenveel zeggenschap of vermogen hebben om CTP’s af te wikkelen. Deze verschillen in herstel- en afwikkelingsregelingen zouden uiteenlopende gevolgen kunnen hebben voor de CTP’s, clearingleden en cliënten van clearingleden naargelang de lidstaat, waardoor de mededinging op de interne markt kan worden verstoord. Het ontbreken van gemeenschappelijke regels en instrumenten voor het aanpakken van de financiële moeilijkheden of het falen van een CTP kan een invloed hebben op de keuze van clearingleden en hun cliënten om te clearen en op de keuze van een CTP om zich ergens te vestigen, en zodoende CTP’s beletten om hun fundamentele vrijheden binnen de interne markt ten volle uit te oefenen. Hierdoor kan de grensoverschrijdende toegang van clearingleden en hun cliënten tot CTP’s op de interne markt worden ontmoedigd en de verdere integratie van de kapitaalmarkten van de Unie worden belemmerd. Daarom zijn in alle lidstaten gemeenschappelijke regels voor herstel en afwikkeling nodig, zodat CTP’s bij het uitoefenen van hun vrijheden van de interne markt niet worden beperkt door de financiële capaciteit van lidstaten en hun autoriteiten om het falen van CTP’s te beheren.

  9. De herziening van het regelgevingskader voor banken en voor andere financiële instellingen in de nasleep van de financiële crisis van 2008, en met name sterkere kapitaal- en liquiditeitsbuffers voor banken, betere instrumenten voor macroprudentieel beleid en alomvattende regels voor het herstel en de afwikkeling van banken, hebben toekomstige crises minder waarschijnlijk gemaakt en alle financiële instellingen en marktinfrastructuren, met inbegrip van CTP’s, beter bestand gemaakt tegen economische stress, ongeacht of die het gevolg is van systeemstoringen dan wel van gebeurtenissen die specifiek zijn voor individuele instellingen. Sinds 1 januari 2015 geldt er in de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2014/59/EU een herstel- en afwikkelingsregeling voor banken.

  10. Voortbouwend op de aanpak voor het herstel en de afwikkeling van banken moeten de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten zich voorbereiden en over de nodige instrumenten beschikken om het hoofd te kunnen bieden aan situaties met falende CTP’s. Vanwege verschillen in functies en bedrijfsmodellen zijn aan CTP’s echter andere risico’s verbonden dan aan banken. Er zijn daarom specifieke instrumenten en bevoegdheden nodig ten aanzien van faalscenario’s bij CTP’s als gevolg van het falen van hun clearingleden of als gevolg van andere gebeurtenissen dan wanbetalingen.

  11. Om de benadering van Verordening (EU) nr. 648/2012, die uniforme prudentiële vereisten voor CTP’s bevat, aan te vullen en uit te breiden, is een verordening de aangewezen soort rechtshandeling. Een richtlijn met voorschriften voor herstel en afwikkeling zou namelijk aanleiding kunnen geven tot inconsistenties als gevolg van verschillende nationale regels op een gebied dat voor het overige onder rechtstreeks toepasselijk Unierecht valt en dat in toenemende mate wordt gekenmerkt door grensoverschrijdende dienstverrichting door CTP’s. Daarom moeten uniforme en rechtstreeks toepasselijke regels voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s worden vastgesteld.

  12. Om samenhang met bestaande Uniewetgeving op het gebied van financiële diensten en maximale financiële stabiliteit in de hele Unie te verzekeren, zou de in deze verordening vastgelegde herstel- en afwikkelingsregeling moeten gelden voor CTP’s die vallen onder de in Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde prudentiële vereisten, ongeacht of ze over een bankvergunning beschikken of niet. Hoewel de risicoprofielen van uiteenlopende ondernemingsstructuren van elkaar kunnen verschillen, zijn CTP’s op zichzelf staande entiteiten die los van hun moederonderneming of andere groepsentiteiten aan alle vereisten van deze verordening en Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten voldoen. De groep waarvan een CTP deel uitmaakt hoeft daarom niet aan deze verordening onderworpen te zijn. De groepsdimensie, inclusief onder meer de operationele, personele en financiële betrekkingen van een CTP met groepsentiteiten, moet echter wel in aanmerking worden genomen in de herstel- en afwikkelingsplanning van de CTP voor zover die een invloed zou kunnen hebben op het herstel of de afwikkeling van de CTP of voor zover de herstel- en afwikkelingsmaatregelen een invloed zouden kunnen hebben op andere entiteiten van de groep.

  13. Opdat afwikkelingsmaatregelen efficiënt en doeltreffend en conform de afwikkelingsdoelstellingen worden genomen, moeten de lidstaten nationale centrale banken, bevoegde ministeries, overheidsorganen of autoriteiten waaraan bevoegdheden van openbaar bestuur zijn verleend voor het uitvoeren van afwikkelingsfuncties en -taken, met inbegrip van bestaande afwikkelingsautoriteiten, aanwijzen als afwikkelingsautoriteiten voor de toepassing van deze verordening. De lidstaten moeten er ook zorg voor dragen dat aan deze afwikkelingsautoriteiten voldoende middelen worden toegekend. Om belangenconflicten en het risico op gedoogbeleid te voorkomen, moeten in de lidstaten waar een CTP is gevestigd passende structurele regelingen worden getroffen om de CTP-afwikkelingsfuncties af te splitsen van de andere functies, met name indien de autoriteit die is belast met het prudentieel toezicht op de CTP of het prudentieel toezicht op kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die clearingleden van de CTP zijn, als afwikkelingsautoriteit wordt aangewezen. In dergelijke gevallen moet de onafhankelijkheid van de besluitvormingsprocedure van de afwikkelingsautoriteit worden gewaarborgd, zonder te beletten dat de besluitvorming op het hoogste niveau samenkomt.

  14. In het licht van de eventuele gevolgen van het falen van een CTP en de daaropvolgende maatregelen voor het financiële stelsel en de economie van een lidstaat en de mogelijke ultieme noodzaak om overheidsmiddelen in te zetten om een crisis op te lossen, moeten de Ministeries van Financiën of andere bevoegde ministeries in de lidstaten conform de nationale democratische procedures een besluit kunnen nemen over het gebruik van overheidsmiddelen als laatste redmiddel en moeten zij dus in een vroeg stadium nauw betrokken worden bij het proces van herstel en afwikkeling. Daarom moet deze verordening, wat betreft het gebruik van overheidsmiddelen als laatste redmiddel, de in de rechtsstelsels van de lidstaten bepaalde bevoegdheidsverdeling tussen de betrokken ministeries of de overheid en de afwikkelingsautoriteit onverlet laten.

  15. Aangezien CTP’s vaak diensten verrichten in de hele Unie, vereist een doeltreffend herstel- en afwikkelingsproces samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten binnen toezichts- en afwikkelingscolleges, met name tijdens de voorbereidende stadia van herstel en afwikkeling. Zo moet onder meer worden samengewerkt bij het beoordelen van het door de CTP uitgestippelde afwikkelingsplan, het tot stand brengen van een gezamenlijk besluit over door de afwikkelingsautoriteit van de CTP opgestelde afwikkelingsplannen en het aanpakken van eventuele belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de CTP.

  16. Bij het afwikkelen van CTP’s moet een evenwicht worden betracht tussen enerzijds de behoefte aan procedures die rekening houden met de spoedeisendheid van de situatie en die efficiënte, billijke en tijdige oplossingen mogelijk maken en anderzijds de noodzaak om de financiële stabiliteit te beschermen in de lidstaten waar de CTP diensten verricht. De instanties met bevoegdheden waarop het falen van een CTP betrekking zou hebben, moeten in het afwikkelingscollege van gedachten wisselen om die doelstellingen te verwezenlijken. Zij moeten onder meer informatie delen over de voorbereiding van clearingleden en, waar passend, cliënten wat betreft het beheer van mogelijke wanbetalingen, herstel- en afwikkelingsmaatregelen en de toezichtbehandeling van de betrokken blootstellingen ten aanzien van de CTP. De autoriteiten van de lidstaten waarvan de financiële stabiliteit gevolgen kan ondervinden van het falen van de CTP, moeten aan het afwikkelingscollege kunnen deelnemen op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de afwikkeling van de CTP kan hebben voor de financiële stabiliteit in hun respectieve lidstaat. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om in het afwikkelingscollege vertegenwoordigd te worden door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van clearingleden. De lidstaten die niet worden vertegenwoordigd door de autoriteiten van clearingleden moeten kunnen deelnemen door te kiezen tussen deelname aan het college door de bevoegde autoriteit van cliënten van clearingleden en deelname door de afwikkelingsautoriteit van cliënten van clearingleden. De autoriteiten moeten hun deelname op passende wijze ten aanzien van de afwikkelingsautoriteit van de CTP motiveren op basis van hun analyse van de negatieve gevolgen die de afwikkeling van de CTP voor hun lidstaten kan hebben. Om te zorgen voor regelmatige gedachtewisseling en coördinatie met de betrokken autoriteiten van derde landen moeten deze indien nodig worden uitgenodigd om als waarnemers deel te nemen aan afwikkelingscolleges.

  17. Om het mogelijke falen van een CTP op doeltreffende en evenredige wijze aan te pakken, moeten de autoriteiten bij het uitoefenen van hun herstel- en afwikkelingsbevoegdheden rekening houden met een aantal factoren, zoals de aard van de bedrijfsactiviteit van de CTP, haar eigendomsstructuur, juridische en organisatorische structuur, risicoprofiel, omvang, juridische status, vervangbaarheid en verwevenheid met het financiële stelsel. Voorts dienen de autoriteiten rekening te houden met de vraag of het falen en de daaropvolgende liquidatie van de CTP volgens normale insolventieprocedures significante negatieve gevolgen voor de financiële markten, voor andere financiële instellingen of voor de economie in ruimere zin zouden hebben.

  18. Om op efficiënte wijze met falende CTP’s te kunnen omgaan, moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te hebben om CTP’s voorbereidende maatregelen op te leggen. Er moet een minimumnorm worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud en de informatie die in herstelplannen moeten worden opgenomen om ervoor te zorgen dat alle CTP’s in de Unie over voldoende gedetailleerde herstelplannen beschikken mochten ze met financiële moeilijkheden worden geconfronteerd. Een dergelijk herstelplan moeten een passende reeks scenario’s in aanmerking nemen, met zowel systemische als idiosyncratische stressomstandigheden voor de CTP die de levensvatbaarheid van de CTP in gevaar brengen, ook rekening houdend met de potentiële gevolgen van zowel binnenlandse als grensoverschrijdende besmetting in een crisis. De scenario’s moeten strenger zijn dan de scenario’s die worden gebruikt voor reguliere stresstests op grond van artikel 49 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en toch plausibel blijven. Het herstelplan moet rekening houden met een breed scala aan scenario’s, waaronder scenario’s die het gevolg zijn van wanbetalingen, andere gebeurtenissen dan wanbetalingen en een combinatie van beide, en moeten alomvattende regelingen omvatten om opnieuw een gematchte portefeuille tot stand te brengen en om de verliezen als gevolg van wanbetaling door een clearinglid volledig toe te wijzen, alsook passende verliesabsorptie voor alle andere soorten verliezen. Herstelplannen moeten een onderscheid maken tussen de verschillende soorten van andere gebeurtenissen dan wanbetalingen. Het herstelplan moet deel uitmaken van de met de clearingleden contractueel overeengekomen werkingsregels van de CTP. Deze werkingsregels moeten voorts bepalingen bevatten die verzekeren dat de in het herstelplan beschreven maatregelen in elk scenario kunnen worden afgedwongen. Herstelplannen mogen niet uitgaan van buitengewone openbare financiële steun of belastingbetalers aan mogelijk verlies blootstellen.

  19. CTP’s moeten worden verplicht herstelplannen op te stellen en deze regelmatig te evalueren en te actualiseren. In dat verband moet de herstelfase beginnen wanneer er zich een significante verslechtering van de financiële situatie van de CTP of een risico op schending van haar kapitaalvereisten en prudentiële vereisten op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 voordoet met een mogelijke schending van haar vergunningsvereisten tot gevolg die een intrekking van haar vergunning zou rechtvaardigen op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012. Dit moet worden aangegeven aan de hand van een in het herstelplan opgenomen kader met kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.

  20. Om te voorzien in de juiste prikkels vooraf en een billijke toewijzing van verliezen, moeten de afwikkelingsplannen ervoor zorgen dat bij de toepassing van herstelinstrumenten een passend evenwicht wordt betracht bij de toewijzing van verliezen aan CTP’s, clearingleden en, waar toepasselijk, hun cliënten. Als algemeen beginsel moeten de verliezen bij herstel worden verdeeld tussen CTP’s, clearingleden en, waar toepasselijk, hun cliënten naargelang hun verantwoordelijkheid voor het aan de CTP overgedragen risico en hun vermogen om die risico’s te controleren en te beheren. De herstelplannen moeten ervoor zorgen dat het kapitaal van de CTP blootgesteld wordt aan verliezen als gevolg van zowel wanbetalingen als andere gebeurtenissen dan wanbetalingen, voordat verliezen worden toegewezen aan clearingleden. Als prikkel voor goed risicobeheer en om het risico op verliezen voor de belastingbetaler verder te reduceren, moet de CTP een beroep doen op een deel van haar voorgefinancierde specifieke eigen middelen als bedoeld in artikel 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012, waaronder eventueel kapitaal waarover zij beschikt in aanvulling op haar minimumkapitaalvereisten, om te voldoen aan de kennisgevingsdrempel bedoeld in de op grond van artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde gedelegeerde handeling, en dit als herstelmaatregel voordat een beroep wordt gedaan op andere herstelmaatregelen waarvoor financiële bijdragen van clearingleden nodig zijn.

    Dat aanvullende bedrag aan voorgefinancierde specifieke eigen middelen, dat verschilt van de voorgefinancierde eigen middelen bedoeld in artikel 45, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012, mag niet minder bedragen dan 10 % en niet meer dan 25 % van de overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 berekende risicogebaseerde kapitaalvereisten, ongeacht of die vereisten lager of hoger liggen dan het initieel kapitaal bedoeld in artikel 16, lid 1, van die verordening.

  21. De CTP moet haar herstelplan indienen bij de bevoegde autoriteit, die het plan zonder onnodige vertraging moet doorzenden aan het bij Verordening (EU) nr. 648/2012 ingestelde toezichtcollege met het oog op een volledige beoordeling, die bij gezamenlijk besluit van het college moet worden verricht. Bij deze beoordeling moet worden nagegaan of het plan alomvattend is en de levensvatbaarheid van de CTP daadwerkelijk en tijdig kan herstellen, ook in tijden van ernstige financiële moeilijkheden.

  22. Herstelplannen moeten een volledige beschrijving bevatten van de maatregelen die de CTP zou nemen met betrekking tot niet-gematchte uitstaande verplichtingen, ongedekte verliezen, liquiditeitstekorten of kapitaalgebrek, alsook van de maatregelen om uitgeputte voorgefinancierde financiële middelen en liquiditeitsregelingen aan te vullen om de levensvatbaarheid van de CTP te herstellen en haar in staat te stellen aan haar vergunningsvereisten te blijven voldoen. Noch de bevoegdheid van de afwikkelingsautoriteit om over te gaan tot een cash call bij afwikkeling noch het vereiste van een minimale contractuele toezegging voor de cash call bij herstel mag afbreuk doen aan het recht van de CTP om in haar regels te voorzien in cash calls bij herstel bovenop de bij deze verordening verplichte minimale contractuele toezegging of aan het risicobeheer van de CTP

  23. Herstelplannen moeten ook rekening houden met cyberaanvallen die kunnen leiden tot een aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van de CTP of tot een risico op schending van de prudentiële vereisten op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012.

  24. CTP’s moeten ervoor zorgen dat hun herstelplan niet-discriminerend en evenwichtig is wat betreft de gevolgen ervan en de prikkels die het creëert. De gevolgen van de herstelmaatregelen voor clearingleden en, indien de relevante informatie beschikbaar is, voor hun cliënten en de bredere gevolgen voor het financiële stelsel van de Unie of van een of meer van haar lidstaten moeten proportioneel zijn. Met name dienen CTP’s er overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 voor te zorgen dat hun clearingleden beperkte blootstellingen ten aanzien van de CTP hebben. CTP’s moeten ervoor zorgen dat alle relevante belanghebbenden worden betrokken bij de opstelling van het herstelplan door hun vertegenwoordiging in het risicocomité van de CTP, naargelang het geval, en door passende raadpleging. Aangezien verwacht kan worden dat de standpunten van de belanghebbenden zullen verschillen, moeten CTP’s duidelijke procedures invoeren om die verschillen en eventuele belangenconflicten tussen de belanghebbenden en de CTP te beheren.

  25. Gelet op het mondiale karakter van de door CTP’s bediende markten moeten de werkingsregels van de CTP’s contractuele bepalingen bevatten om ervoor te zorgen dat een CTP waar nodig de herstelmogelijkheden kan toepassen op contracten of activa die onder de wetgeving van een derde land vallen, of op in derde landen gevestigde entiteiten.

  26. Indien een CTP geen deugdelijk herstelplan indient, moeten de bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat de CTP de nodige maatregelen neemt om de wezenlijke tekortkomingen van het plan te verhelpen met het oog op de versterking van de bedrijfsactiviteit van de CTP en ervoor te zorgen dat zij verliezen zou kunnen toewijzen, haar kapitaal kan herstellen en, waar passend, haar portefeuille in het geval van falen opnieuw kan matchen. Dat moet de bevoegde autoriteiten in staat stellen om preventieve maatregelen te treffen voor zover nodig om tekortkomingen aan te pakken en aldus de doelstelling van financiële stabiliteit te verwezenlijken.

  27. Indien er uitzonderlijk haircuts worden toegepast op variatiemarginwinsten na een andere gebeurtenis dan een wanbetaling en indien het herstel geslaagd is, moet de bevoegde autoriteit van de CTP kunnen verlangen dat zij haar clearingleden vergoedt in verhouding tot hun verliezen die hun contractuele afspraken overschrijden, en dit via betalingen in contanten, of moet zij, waar passend, van de CTP kunnen verlangen dat zij instrumenten uitgeeft met een vordering op de toekomstige winsten.

  28. Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De plannen moeten door de afwikkelingsautoriteit van de CTP worden opgesteld en in het afwikkelingscollege gezamenlijk worden goedgekeurd. In de plannen moet rekening worden gehouden met een breed scala aan scenario’s, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen scenario’s die het gevolg zijn van wanbetalingen, andere gebeurtenissen dan wanbetalingen en een combinatie van beide, alsook tussen de verschillende soorten andere gebeurtenissen dan wanbetalingen. De autoriteiten moeten over alle informatie beschikken die nodig is om te bepalen welke de kritieke functies zijn en de continuïteit ervan te garanderen. De inhoud van een afwikkelingsplan moet echter recht doen aan de activiteiten van de CTP en de soorten producten die zij cleart, en moet onder meer gebaseerd zijn op de door haar verschafte informatie. Om cash calls bij afwikkeling en de vermindering van het bedrag van te betalen winsten aan een niet in gebreke zijnd clearinglid van een CTP in afwikkeling makkelijker afdwingbaar te maken, moet in de werkingsregels van de CTP een verwijzing worden opgenomen naar de bevoegdheid van de afwikkelingsautoriteit om dergelijke cash calls bij afwikkeling en dergelijke verminderingen te eisen. Zo nodig moeten er in de werkingsregels van de CTP die contractueel worden overeengekomen met clearingleden bepalingen worden opgenomen die ervoor zorgen dat andere afwikkelingsmaatregelen van afwikkelingsautoriteiten afdwingbaar zijn.

  29. Afwikkelingsautoriteiten moeten, op basis van de beoordeling van de afwikkelbaarheid, de bevoegdheid hebben om, direct of indirect via de bevoegde autoriteit, wijzigingen in de juridische of operationele structuur en organisatie van CTP’s te eisen en om maatregelen te nemen die noodzakelijk en proportioneel zijn met het oog op het beperken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en op het waarborgen van hun afwikkelbaarheid. Gezien de uiteenlopende structuur van de groepen waartoe CTP’s behoren, de verschillen in structuur in vergelijking met bankgroepen en de verschillende regelgevingskaders die van toepassing zijn op individuele entiteiten binnen dergelijke groepen, moet de afwikkelingsautoriteit van de CTP in overleg met de bevoegde autoriteit van de CTP kunnen beoordelen of het afdwingen van wijzigingen in de juridische of operationele structuren van de CTP, of van een groepsentiteit die direct of indirect onder haar zeggenschap staat, tegelijkertijd wijzigingen in de structuren van de groep waartoe de CTP behoort met zich mee zou brengen die tot juridische betwisting of problemen met afdwingbaarheid zouden kunnen leiden, afhankelijk van de specifieke juridische omstandigheden die van toepassing zijn. Wanneer zij nagaat hoe dergelijke belemmeringen voor de afwikkeling kunnen worden weggewerkt, moet de afwikkelingsautoriteit in plaats van wijzigingen in de juridische of operationele structuren van de groep een ander pakket afwikkelbaarheidsmaatregelen kunnen voorstellen, indien het gebruik van dergelijke alternatieve maatregelen de belemmeringen voor afwikkelbaarheid evenzeer wegwerkt.

  30. Wat afwikkelingsplannen en beoordelingen van de afwikkelbaarheid betreft, heeft de noodzaak om snelle herstructureringsmaatregelen te nemen om de kritieke functies van een CTP te waarborgen en de financiële stabiliteit veilig te stellen, voorrang op routineuze toezichtactiviteiten. Bij een verschil van mening tussen de leden van het afwikkelingscollege over besluiten die moeten worden genomen over het afwikkelingsplan van de CTP, de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de CTP en het besluit om belemmeringen hiervoor weg te nemen, moet de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) (“European Securities and Markets Authority” — ESMA) overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6) als bemiddelaar optreden. Die bindende bemiddeling moet niettemin door een intern comité van de ESMA worden voorbereid en daarna door de ESMA worden getoetst, gezien de bevoegdheden van de ESMA-leden om de financiële stabiliteit te waarborgen en toezicht te houden op de clearingleden in verschillende lidstaten. Sommige op grond van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van Europees Parlement en de Raad(7) bevoegde autoriteiten moeten worden uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan het intern comité van de ESMA, aangezien deze autoriteiten op grond van Richtlijn 2014/59/EU soortgelijke taken uitvoeren. Die bindende bemiddeling mag niet beletten dat in andere gevallen overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot niet-bindende bemiddeling wordt overgegaan. Overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 moet die bindende bemiddeling de begrotingsbevoegdheden van de lidstaten onverlet laten.

  31. Het zou nodig kunnen zijn dat het herstelplan voor de CTP de voorwaarden beschrijft die aanleiding geven tot de verlening van eventuele contractueel bindende financiële steunregelingen, garanties of andere vormen van operationele steun door een moederonderneming of een andere groepsentiteit aan een CTP van dezelfde groep. Transparantie inzake dergelijke regelingen zou de risico’s beperken voor de liquiditeit en de solvabiliteit van de groepsentiteit die steun verleent aan een CTP in financiële moeilijkheden. Daarom moeten wijzigingen in deze regelingen die de kwaliteit en de aard van dergelijke groepssteun beïnvloeden voor de evaluatie van het herstelplan als een wezenlijke wijziging worden beschouwd.

  32. Gezien het gevoelige karakter van de informatie in de herstel- en afwikkelingsplannen moeten voor deze plannen passende vertrouwelijkheidsvoorschriften gelden.

  33. De bevoegde autoriteiten moeten de herstelplannen en alle wijzigingen daarvan doorzenden aan de betrokken afwikkelingsautoriteiten, en die moeten de afwikkelingsplannen en alle wijzigingen daarvan dan weer doorzenden aan de bevoegde autoriteiten, zodat alle betrokken autoriteiten steeds volledig op de hoogte worden gehouden.

  34. Om de financiële stabiliteit veilig te stellen, is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten de verslechterende financiële en economische situatie van een CTP kunnen verhelpen voordat de CTP het punt bereikt waarop de autoriteiten geen andere mogelijkheid meer hebben dan deze af te wikkelen, of de CTP kunnen opdragen haar herstelmaatregelen te veranderen indien zij de algehele financiële stabiliteit kunnen bedreigen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten vroegtijdige-interventiebevoegdheden krijgen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit of voor de belangen van cliënten die de toepassing van bepaalde maatregelen door de CTP met zich mee kan brengen. Deze bevoegdheden moeten aan de bevoegde autoriteiten worden verleend in aanvulling op de bevoegdheden die ze overeenkomstig het nationale recht van een lidstaat of op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 hebben voor andere omstandigheden dan vroegtijdige interventie. Vroegtijdige-interventiebevoegdheden moeten de bevoegdheid bevatten om vergoedingen voor eigen vermogen en als eigen vermogen behandelde instrumenten, inclusief dividenduitkeringen en herinkopen door de CTP, zo integraal mogelijk te beperken of te verbieden zonder aanleiding te geven tot wanbetaling, alsmede de bevoegdheid om betalingen van variabele vergoedingen als omschreven in het vergoedingsbeleid van de CTP overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012, discretionaire pensioenuitkeringen of ontslagvergoedingen aan de directie te beperken, te verbieden of te bevriezen.

  35. In het kader van de vroegtijdige-interventiebevoegdheden en overeenkomstig de relevante bepalingen van nationaal recht dient de bevoegde autoriteit een tijdelijk bewindvoerder te kunnen aanstellen, hetzij om de raad en de directie van de CTP te vervangen, hetzij om tijdelijk met hen samen te werken. De taak van de tijdelijk bewindvoerder moet erin bestaan om, onder voorbehoud van de voorwaarden die hem zijn opgelegd bij zijn aanstelling, de hem toegekende bevoegdheden uit te oefenen ter bevordering van oplossingen voor de financiële situatie van de CTP. De aanstelling van de tijdelijk bewindvoerder mag echter niet onnodig afbreuk doen aan de rechten van aandeelhouders of eigenaars, of aan procedurele verplichtingen die bij het vennootschapsrecht van de Unie of de lidstaten zijn vastgesteld, en moet tevens stroken met de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten op het gebied van beleggersbescherming.

  36. Tijdens de stadia van herstel en vroegtijdige interventie moeten de aandeelhouders hun rechten volledig behouden. Zij moeten dergelijke rechten verliezen wanneer de CTP eenmaal in staat van afwikkeling verkeert. Vergoedingen voor eigen vermogen en als eigen vermogen behandelde instrumenten, inclusief dividenduitkeringen en herinkopen door de CTP, moeten in het herstelstadium zo integraal mogelijk worden beperkt of verboden zonder aanleiding te geven tot wanbetaling. In eerste instantie moeten de houders van eigen vermogen van een CTP de verliezen in een afwikkeling absorberen op een manier die het risico op juridische betwisting door diezelfde houders beperkt indien die verliezen hoger oplopen dan de verliezen die zij volgens normale insolventieprocedures zouden hebben geleden, ook bekend als het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel. Een afwikkelingsautoriteit moet kunnen afwijken van dat beginsel. Een aandeelhouder of schuldeiser die grotere verliezen lijdt dan hij volgens normale insolventieprocedures zou hebben geleden, zou evenwel aanspraak kunnen maken op de betaling van het verschil.

  37. Het afwikkelingskader moet voorzien in tijdige afwikkeling voordat een CTP insolvent wordt verklaard. Een CTP moet worden geacht te falen of waarschijnlijk te zullen falen wanneer zij de vereisten om haar vergunning te behouden schendt of het waarschijnlijk is dat zij deze in de nabije toekomst zal schenden, wanneer het herstel ervan haar niet opnieuw levensvatbaar heeft gemaakt of waarschijnlijk niet opnieuw levensvatbaar zal maken, wanneer de CTP niet in staat is of waarschijnlijk niet in staat zal zijn om een kritieke functie te vervullen, wanneer de activa van de CTP geringer zijn of waarschijnlijk in de nabije toekomst geringer zullen zijn dan haar passiva, wanneer de CTP niet in staat is of waarschijnlijk in de nabije toekomst niet in staat zal zijn haar schulden of andere verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden, of wanneer de CTP buitengewone openbare financiële steun nodig heeft. Dat een CTP niet voldoet aan alle vergunningsvereisten is op zich echter geen grond voor afwikkeling.

  38. Het feit dat een CTP noodliquiditeitssteun van een centrale bank ontvangt, zo een dergelijke faciliteit beschikbaar is, mag op zich niet worden beschouwd als een omstandigheid die aantoont dat de CTP niet in staat is of in de nabije toekomst niet in staat zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden. Om de financiële stabiliteit veilig te stellen, met name in het geval van een systemisch liquiditeitstekort, mogen staatsgaranties voor liquiditeitsfaciliteiten van centrale banken, of staatsgaranties voor nieuwe passiva om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat te verhelpen, geen aanleiding geven tot afwikkeling, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.

  39. De leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), andere organen van de lidstaten met een soortgelijke functie, andere overheidsinstellingen van de Unie die zijn belast met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, en de Bank voor Internationale Betalingen, alsook andere entiteiten die worden genoemd in artikel 1, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012, kunnen in verband met hun activiteiten optreden in de hoedanigheid van een clearinglid. Op deze entiteiten mogen geen in het herstelplan van CTP’s opgenomen verliestoewijzingsinstrumenten worden toegepast. Afwikkelingsautoriteiten mogen ten aanzien van deze entiteiten evenmin verliestoewijzingsinstrumenten toepassen, zodat er geen risico’s zijn voor overheidsgeld.

  40. Indien een CTP aan de voorwaarden voor afwikkeling voldoet, moet de afwikkelingsautoriteit van de CTP beschikken over een geharmoniseerd geheel van afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden. Dat geheel moet de afwikkelingsautoriteit in staat stellen te reageren op scenario’s die het gevolg zijn van wanbetalingen of van andere gebeurtenissen dan wanbetalingen, of van een combinatie van beide. Het toepassen ervan moet onderworpen zijn aan gemeenschappelijke voorwaarden, doelstellingen en algemene beginselen. De toepassing van deze instrumenten en bevoegdheden mag met name geen afbreuk doen aan de doeltreffende afwikkeling van grensoverschrijdende groepen.

  41. De afwikkeling moet voornamelijk ten doel hebben de continuïteit van kritieke functies te waarborgen, negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen en overheidsmiddelen te beschermen.

  42. De kritieke functies van een falende CTP moeten worden gehandhaafd, zij het in geherstructureerde vorm met waar passend wijzigingen in het management, door de toepassing van afwikkelingsinstrumenten, en zo veel mogelijk door aanwending van particuliere middelen en zonder een beroep te doen op buitengewone openbare financiële steun. Die doelstelling zou verwezenlijkt kunnen worden door de uitstaande verliezen toe te wijzen en de gematchte portefeuille van de CTP te herstellen door bij verliezen door wanbetalingen de positie- en verliestoewijzingsinstrumenten toe te passen, of, bij verliezen die niet het gevolg zijn van wanbetalingen, eigenvermogensinstrumenten af te schrijven en ongedekte passiva af te schrijven en om te zetten tot eigen vermogen om de verliezen te absorberen en de CTP te herkapitaliseren. Om te voorkomen dat overheidsinstrumenten voor stabilisatie moeten worden toegepast, moet de afwikkelingsautoriteit ook na een andere gebeurtenis dan een wanbetaling gebruik kunnen maken van de cash call bij afwikkeling. Een CTP of een specifieke clearingdienst moet ook verkocht kunnen worden aan of samengevoegd kunnen worden met een solvente derde CTP die de overgedragen clearingactiviteiten kan uitoefenen en beheren. Conform de doelstelling om de kritieke functies van de CTP te handhaven en alvorens de hierboven beschreven maatregelen te nemen, moet de afwikkelingsautoriteit in het algemeen bestaande en uitstaande contractuele verplichtingen ten aanzien van de CTP afdwingen op dezelfde manier als wanneer zij volgens haar werkingsregels zouden worden afgeroepen, waaronder in het bijzonder contractuele verplichtingen van clearingleden om aan cash calls bij herstel te voldoen of om posities van in gebreke zijnde clearingleden in te nemen, hetzij via een veiling hetzij via andere in de werkingsregels van de CTP overeengekomen middelen, alsook bestaande en uitstaande contractuele verplichtingen die andere partijen dan clearingleden verplichten tot enige vorm van financiële steun.

  43. Snel en kordaat optreden is vereist om het marktvertrouwen in stand te houden en besmetting te beperken. Wanneer aan de voorwaarden voor afwikkeling is voldaan, mag de afwikkelingsautoriteit van de CTP het nemen van passende en gecoördineerde afwikkelingsmaatregelen in het algemeen belang niet uitstellen. Een CTP kan falen in omstandigheden die een onmiddellijk optreden van de bevoegde afwikkelingsautoriteit vereisen. Daarom moet die autoriteit ook afwikkelingsmaatregelen kunnen nemen zelfs als de CTP al herstelmaatregelen neemt of zonder dat zij eerst vroegtijdige-interventiebevoegdheden heeft uitgeoefend.

  44. Wanneer zij afwikkelingsmaatregelen neemt, moet de afwikkelingsautoriteit van de CTP rekening houden met en gevolg geven aan de maatregelen in de afwikkelingsplannen die in het afwikkelingscollege zijn opgesteld, tenzij de afwikkelingsautoriteit, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat de afwikkelingsdoelstellingen doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen waarin de afwikkelingsplannen niet voorzien. De afwikkelingsautoriteit moet de algemene besluitvormingsbeginselen in aanmerking nemen, waaronder de noodzaak een evenwicht te vinden tussen de belangen van de verschillende belanghebbenden van de CTP en te zorgen voor transparantie voor en betrokkenheid van de desbetreffende autoriteiten van de lidstaten indien het voorgestelde besluit of de voorgestelde maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de financiële stabiliteit of begrotingsmiddelen. De afwikkelingsautoriteit moet met name het afwikkelingscollege in kennis stellen van de geplande afwikkelingsmaatregelen, ook indien die maatregelen afwijken van het afwikkelingsplan.

  45. Er mag enkel in eigendomsrechten worden ingegrepen indien dat in verhouding staat tot het risico voor de financiële stabiliteit. Afwikkelingsinstrumenten mogen daarom alleen worden toegepast ten aanzien van CTP’s die voldoen aan de voorwaarden voor afwikkeling, met name indien dat noodzakelijk is om de doelstelling van financiële stabiliteit in het openbaar belang na te streven. De afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden kunnen de rechten van aandeelhouders, schuldeisers, clearingleden en, waar toepasselijk, cliënten van clearingleden in het gedrang brengen. Bijgevolg moeten alleen afwikkelingsmaatregelen worden genomen indien dat nodig is in het algemeen belang, en moeten ingrepen met gevolgen voor deze rechten verenigbaar zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”).

  46. Getroffen aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers van de CTP mogen geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij zouden hebben geleden indien de afwikkelingsautoriteit geen afwikkelingsmaatregelen had genomen ten aanzien van de CTP en zij in plaats daarvan zouden zijn onderworpen aan alle toepasselijke uitstaande verplichtingen op grond van de wanbetalingsregels van de CTP of andere contractuele regelingen in haar werkingsregels en indien de CTP volgens normale insolventieprocedures was geliquideerd (het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel). In geval van een gedeeltelijke overdracht van activa van een CTP in afwikkeling aan een particuliere koper of aan een overbruggings-CTP, moet het resterende deel van de CTP in afwikkeling volgens normale insolventieprocedures worden geliquideerd.

  47. Ter bescherming van de rechten van aandeelhouders, van clearingleden en van andere schuldeisers moeten er duidelijke regels worden vastgesteld betreffende de waardering van de activa en de passiva van de CTP en betreffende de waardering van de behandeling die aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers zouden hebben gekregen indien de afwikkelingsautoriteit geen afwikkelingsmaatregelen had genomen. Hierbij moet de behandeling die aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers daadwerkelijk in de afwikkeling hebben gekregen, worden vergeleken met de behandeling die zij gekregen zouden hebben indien de afwikkelingsautoriteit ten aanzien van de CTP geen afwikkelingsmaatregelen zou hebben genomen en zij in plaats daarvan onderworpen zouden zijn geweest aan eventuele uitstaande verplichtingen op grond van het herstelplan voor de CTP of andere regelingen in haar werkingsregels en indien de CTP volgens normale insolventieprocedures zou zijn geliquideerd. Het gebruik van de cash call bij afwikkeling, die in de werkwijzen van de CTP moet worden opgenomen, is voorbehouden aan de afwikkelingsautoriteit. Zij kan niet door de CTP of door een bewindvoerder of een liquidateur in geval van insolventie worden gebruikt en mag daarom geen deel uitmaken van de behandeling die aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers zouden hebben gekregen indien de afwikkelingsautoriteit geen afwikkelingsmaatregelen zou hebben genomen. Gebruik door de afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheid om het bedrag van de te betalen winsten aan een niet in gebreke zijnd clearinglid te verminderen waarbij de contractueel overeengekomen limieten voor dergelijke verminderingen worden overschreden, mag evenmin deel uitmaken van de behandeling die aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers zouden hebben gekregen indien de afwikkelingsautoriteit geen afwikkelingsmaatregelen zou hebben genomen.

    Indien aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers ter betaling van of als compensatie voor hun vorderingen minder hebben ontvangen dan het bedrag dat zij zouden hebben ontvangen indien de afwikkelingsautoriteit ten aanzien van de CTP geen afwikkelingsmaatregelen zou hebben genomen en zij in plaats daarvan zouden zijn onderworpen aan eventuele uitstaande verplichtingen op grond van de wanbetalingsregels van de CTP of andere contractuele regelingen in haar werkingsregels en de CTP volgens normale insolventieprocedures zou zijn geliquideerd, moeten zij aanspraak kunnen maken op de betaling van het verschil. Cliënten mogen alleen in die vergelijking worden meegenomen en alleen recht hebben op betaling van eventuele verschillen in behandeling indien er een contractuele grondslag is voor een directe vordering van cliënten tegen de CTP, waardoor zij schuldeisers van de CTP worden. Alleen in die gevallen kan de afwikkelingsautoriteit de directe gevolgen van haar maatregelen controleren. Het moet mogelijk zijn om die vergelijking los van het afwikkelingsbesluit te betwisten. De lidstaten moeten vrij kunnen beslissen over de procedure om aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers te vergoeden voor alle vastgestelde verschillen in behandeling.

  48. Herstel- en afwikkelingsmaatregelen kunnen indirecte gevolgen hebben voor cliënten en indirecte cliënten die geen schuldeisers van de CTP zijn, in die zin dat de kosten van herstel en afwikkeling op grond van de toepasselijke contractuele regelingen zijn doorgerekend aan die cliënten en indirecte cliënten. Daarom moeten de gevolgen van een herstel- en afwikkelingsscenario van een CTP voor cliënten en indirecte cliënten ook worden geregeld via dezelfde contractuele regelingen met de clearingleden en cliënten die hun clearingdiensten aanbieden. Dit kan worden bereikt door ervoor te zorgen dat, indien contractuele regelingen clearingleden toestaan om de negatieve gevolgen van de afwikkelingsinstrumenten door te rekenen aan hun cliënten, deze contractuele regelingen cliënten ook, op een gelijkwaardige en evenredige basis, het recht geven op vergoedingen die clearingleden van de CTP ontvangen of op een kasequivalent van zulke vergoedingen of op opbrengsten die zij ontvangen na een “geen enkele schuldeiser slechter af”-vordering, voor zover deze betrekking hebben op posities van cliënten. Dergelijke bepalingen moeten ook van toepassing zijn op de contractuele regelingen van cliënten en indirecte cliënten die indirecte clearingdiensten aan hun cliënten aanbieden.

  49. Met het oog op de doeltreffende afwikkeling van een CTP moet het waarderingsproces de toe te wijzen verliezen zo nauwkeurig mogelijk bepalen zodat de CTP opnieuw een gematchte portefeuille van uitstaande posities tot stand kan brengen en lopende betalingsverplichtingen kan nakomen. De waardering van de activa en passiva van een falende CTP moet berusten op eerlijke, prudente en realistische aannamen op het moment dat de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast. De financiële toestand van de CTP mag echter geen gevolgen hebben voor de waardering van de passiva. In spoedeisende situaties moeten afwikkelingsautoriteiten een snelle waardering van de activa of passiva van een falende CTP kunnen uitvoeren. Deze waardering dient voorlopig te zijn en te gelden totdat er een onafhankelijke waardering is uitgevoerd.

  50. Bij de start van de afwikkeling van de CTP moet de afwikkelingsautoriteit alle uitstaande contractuele verplichtingen afdwingen als beschreven in de werkingsregels van de CTP, met inbegrip van uitstaande herstelmaatregelen, tenzij het passender is een andere afwikkelingsbevoegdheid of ander afwikkelingsinstrument te gebruiken om de negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit te beperken of om de kritieke functies van de CTP tijdig veilig te stellen. De afwikkelingsautoriteit moet het recht hebben, maar niet de plicht, om die contractuele verplichtingen ook na de afwikkeling af te dwingen indien de redenen om af te zien van het afdwingen ervan niet langer bestaan. Opdat de clearingleden en andere relevante partijen zich kunnen voorbereiden op de afdwinging van de resterende verplichtingen, moet de afwikkelingsautoriteit de betrokken clearingleden en andere partijen op voorhand in kennis stellen. Die periode van voorafgaande kennisgeving moet drie tot zes maanden bedragen.

    De afwikkelingsautoriteit moet in overleg met de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de getroffen clearingleden en andere partijen die door bestaande en uitstaande verplichtingen gebonden zijn, bepalen of de redenen om af te zien van het afdwingen van de contractuele verplichtingen nog bestaan en of de resterende verplichtingen moeten worden afgedwongen. Indien de redenen nog steeds bestaan, moet de afwikkelingsautoriteit afzien van het afdwingen van die verplichtingen. De opbrengst van de uitgestelde afdwinging van de uitstaande contractuele verplichtingen moet worden gebruikt voor het vergoeden van overheidsmiddelen die zijn gebruikt voor de betaling van “geen enkele schuldeiser slechter af”-vorderingen die voortvloeien uit het besluit van de afwikkelingsautoriteit om af te zien van het afdwingen van die verplichtingen of voor de toepassing van overheidsinstrumenten voor stabilisatie. De afwikkelingsautoriteit moet slechts van die mogelijkheid tot uitgestelde afdwinging gebruikmaken voor zover geen afbreuk wordt gedaan aan de “geen enkele schuldeiser slechter af”-waarborg ten aanzien van de belanghebbende die aan de uitgestelde afdwinging zal worden onderworpen. Bij verliezen door wanbetalingen moet de afwikkelingsautoriteit de gematchte portefeuille van de CTP herstellen en de uitstaande verliezen toewijzen door de toepassing van positie- en verliestoewijzingsinstrumenten. Bij verliezen die niet het gevolg zijn van wanbetalingen, moeten de verliezen door wettelijke kapitaalinstrumenten worden geabsorbeerd en aan aandeelhouders in verhouding tot hun verliesabsorptiecapaciteit worden toegewezen, ofwel door de intrekking of overdracht van eigendomsinstrumenten, ofwel door ernstige verwatering. Mochten die instrumenten niet volstaan, moeten de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben ongedekte schuld en passiva af te schrijven overeenkomstig hun rangorde krachtens het toepasselijke nationale insolventierecht, en voor zover nodig verliestoewijzingsinstrumenten toe te passen zonder de bredere financiële stabiliteit te ondermijnen.

  51. Indien de voorgefinancierde middelen van de CTP uitgeput blijven nadat de verliezen zijn geabsorbeerd en, waar toepasselijk, de gematchte portefeuille van de CTP is hersteld, moet de afwikkelingsautoriteit ervoor zorgen dat die middelen worden hersteld tot de niveaus die nodig zijn om aan de wettelijke vereisten te voldoen, hetzij door het verder toepassen van de instrumenten in de werkingsregels van de CTP, hetzij via andere maatregelen. Afwikkelingsautoriteiten moeten met name de mogelijkheid hebben niet in gebreke zijnde clearingleden die recht zouden hebben gehad op een “geen enkele schuldeiser slechter af”-vergoeding te vergoeden voor de toepassing van verliestoewijzingsinstrumenten dat zou resulteren in meer verliezen dan die welke de clearingleden met eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten of instrumenten met een vordering op de toekomstige winsten van de CTP zouden hebben geleden in het kader van hun verplichtingen op grond van de werkingsregels van de CTP. De afwikkelingsautoriteit kan bij het beoordelen van het bedrag en de vorm van de vergoeding bijvoorbeeld rekening houden met de financiële soliditeit van de CTP, en van de kwaliteit van voor vergoedingen beschikbare instrumenten en voor het voldoen aan de “geen enkele schuldeiser slechter af”-waarborg. Om ervoor te zorgen dat de structuur van de prikkels adequaat blijft, moet die vergoeding weerspiegelen in hoeverre een clearinglid het herstel van de CTP heeft ondersteund en dus ook rekening houden met de resterende uitstaande contractuele verplichtingen van de clearingleden ten aanzien van die CTP. Dergelijke vergoedingen moeten in mindering worden gebracht op eventuele aanspraken op “geen enkele schuldeiser slechter af”-betalingen.

  52. De afwikkelingsautoriteiten moeten er ook voor zorgen dat de kosten voor de afwikkeling van de CTP tot een minimum worden beperkt en dat schuldeisers uit dezelfde categorie op gelijkwaardige wijze worden behandeld. Indien dat gerechtvaardigd is in het algemeen belang om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en in verhouding staat tot het op te vangen risico, moet de afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen die afwijkt van het beginsel van gelijke behandeling van schuldeisers. Indien de afwikkelingsautoriteit een dergelijke maatregel neemt, mag zij niemand discrimineren op grond van nationaliteit.

  53. De afwikkeling van een CTP mag niet betekenen dat een beroep wordt gedaan op buitengewone openbare financiële steun. De uitstaande herstelinstrumenten en afwikkelingsinstrumenten, in het bijzonder het afschrijvingsinstrument, moeten zo veel mogelijk worden toegepast voordat of op het moment dat er sprake kan zijn van een kapitaalinjectie vanuit de publieke sector of van vergelijkbare buitengewone openbare financiële steun aan een CTP. Het gebruik van buitengewone openbare financiële steun om de afwikkeling van falende instellingen te ondersteunen moet een laatste redmiddel vormen, beperkt in de tijd zijn en stroken met de toepasselijke staatssteunregels.

  54. Een doeltreffende afwikkelingsregeling moet de door de belastingbetalers gedragen kosten van de afwikkeling van een falende CTP zo veel mogelijk beperken. Zij moet ervoor zorgen dat CTP’s kunnen worden afgewikkeld zonder de financiële stabiliteit te ondermijnen. Het afschrijvingsinstrument en de verlies- en positietoewijzingsinstrumenten moeten die doelstelling verwezenlijken door ervoor te zorgen dat aandeelhouders en tegenpartijen die tot de schuldeisers van de falende CTP behoren, een passend percentage van de verliezen en een passend percentage van de uit het falen van de CTP voortvloeiende kosten dragen. Het afschrijvingsinstrument en de verlies- en positietoewijzingsinstrumenten geven aandeelhouders en tegenpartijen van een CTP dus een grotere prikkel om toe te zien op de gezondheid van een CTP in normale omstandigheden, zoals wordt aanbevolen door de Raad voor Financiële Stabiliteit (“Financial Stability Board” — FSB) in diens document “Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” (Essentiële eigenschappen van doeltreffende afwikkelingsregelingen voor financiële instellingen).

  55. Om ervoor te zorgen dat afwikkelingsautoriteiten de nodige flexibiliteit hebben om in diverse omstandigheden verliezen en posities aan tegenpartijen toe te wijzen, is het passend dat die autoriteiten de positie- en verliestoewijzingsinstrumenten moeten kunnen toepassen zowel indien het de bedoeling is de kritieke clearingdiensten binnen de CTP in afwikkeling te houden als wanneer kritieke diensten worden overgedragen aan een overbruggings-CTP of een derde partij, waarna het resterende deel van de CTP zijn activiteiten staakt en wordt geliquideerd.

  56. Indien de positie- en verliestoewijzingsinstrumenten worden toegepast met de bedoeling de levensvatbaarheid van de falende CTP te herstellen zodat deze als going concern actief kan blijven, moet de afwikkeling vergezeld gaan van een vervanging van het management, behalve indien handhaving van het management passend en nodig is om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, en van een daarop aansluitende zodanige herstructurering van de CTP en haar activiteiten dat de redenen voor het falen worden aangepakt. Deze herstructurering moet plaatsvinden aan de hand van een bedrijfssaneringsplan dat verenigbaar is met het herstructureringsplan dat overeenkomstig de staatssteunregels van de CTP kan worden verlangd.

  57. De positie- en verliestoewijzingsinstrumenten moeten worden toegepast met het oog op het opnieuw matchen van de CTP-portefeuille, het beperken van verdere verliezen en het verkrijgen van extra middelen om bij te dragen aan de herkapitalisatie van de CTP en de aanvulling van haar voorgefinancierde middelen. Om ervoor te zorgen dat ze doeltreffend zijn en hun doel bereiken, moeten deze instrumenten kunnen worden toegepast op een zo breed mogelijke waaier aan contracten die ongedekte passiva of een niet-gematchte portefeuille creëren voor de falende CTP. Ze moeten voorzien in de mogelijkheid om de posities van wanbetalers te veilen onder de overige clearingleden of deze onder dwang toe te wijzen voor zover de vrijwillige regelingen in het kader van het herstelplan aan het begin van de afwikkeling niet zijn uitgeput, om de contracten van in gebreke gebleven clearingleden, of van een betrokken clearingdienst of activaklasse en andere contracten van de CTP geheel of gedeeltelijk te beëindigen, om een grotere haircut toe te passen op uitgaande betalingen van variatiemargin aan die clearingleden en, waar toepasselijk, hun cliënten, en om over te gaan tot in herstelplannen opgenomen uitstaande cash calls bij herstel, tot aanvullende cash calls bij afwikkeling, tot afschrijving van door de CTP uitgegeven kapitaal- en schuldinstrumenten of andere niet-gedekte passiva en tot omzetting van schuldinstrumenten in aandelen. Daartoe behoort ook de mogelijkheid om de verliestoewijzingsinstrumenten toe te passen om bij te dragen aan het herstel van een gematchte portefeuille door de CTP middelen te verschaffen om een bod in een veiling te aanvaarden, zodat de CTP de posities van de wanbetaler kan toewijzen of betalingen kan verrichten met betrekking tot de beëindigde contracten.

  58. Bij toepassing van het verliestoewijzingsinstrument waardoor de waarde van door de CTP te betalen winsten aan niet in gebreke zijnde clearingleden kan worden verminderd, moet de afwikkelingsautoriteit zich laten leiden door de verwerking van variatiemargin overeenkomstig de rekeningstructuur van de CTP, de werking van de vermindering van de waarde van eventuele door de CTP te betalen winsten aan niet in gebreke zijnde clearingleden bij herstel, indien toepasselijk, en het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel.

  59. Rekening houdend met de gevolgen voor de financiële stabiliteit en als laatste redmiddel moeten afwikkelingsautoriteiten de mogelijkheid hebben om bepaalde contracten in een aantal omstandigheden geheel of gedeeltelijk van positie- en verliestoewijzing uit te sluiten. Worden dergelijke uitsluitingen toegepast, dan moet het mogelijk zijn om het niveau van blootstelling of verlies voor andere contracten te verhogen om met die uitsluitingen rekening te houden, op voorwaarde dat het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel in acht wordt genomen.

  60. Indien de afwikkelingsinstrumenten zijn toegepast om de kritieke functies of levensvatbare bedrijfsactiviteiten van een CTP over te dragen aan een solide entiteit, zoals een koper uit de particuliere sector of een overbruggings-CTP, moet het resterende deel van de CTP binnen een passend tijdsbestek worden geliquideerd, rekening houdend met de eventuele noodzaak van de falende CTP om diensten of ondersteuning te verlenen om de koper of de overbruggings-CTP in staat te stellen de door middel van die overdracht verworven activiteiten of diensten voort te zetten.

  61. Het instrument van verkoop van de onderneming moet de autoriteiten in staat stellen de CTP of bedrijfsonderdelen daarvan aan een of meer kopers te verkopen, zonder toestemming van de aandeelhouders. Wanneer dit instrument wordt toegepast, moeten de autoriteiten volgens een open, transparante en niet-discriminerende procedure regelingen voor het aanbieden van de betrokken CTP of een deel van haar bedrijfsactiviteiten treffen en tegelijkertijd streven naar een zo hoog mogelijke verkoopprijs.

  62. Eventuele netto-opbrengsten van een overdracht van activa of passiva van de CTP in afwikkeling moeten bij toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming toekomen aan de entiteit in liquidatie. Eventuele netto-opbrengsten van de overdracht van door de CTP in afwikkeling uitgegeven eigendomsinstrumenten moeten bij toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming toekomen aan de aandeelhouders. Eventuele niet in gebreke zijnde clearingleden die verliezen hebben geleden moeten ook profiteren van door de koper betaalde vergoedingen. Eventuele netto-opbrengsten of -voordelen van die aard moeten afhankelijk zijn van de volledige recuperatie van bij afwikkeling verstrekte overheidsmiddelen. Bij de berekening moeten de uit het falen van de CTP en uit het afwikkelingsproces voortgevloeide kosten van de opbrengsten worden afgetrokken.

  63. Om tijdig tot de verkoop van de onderneming te kunnen overgaan en de financiële stabiliteit te beschermen, moet de beoordeling van de koper van een gekwalificeerde deelneming tijdig gebeuren zodat de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming geen vertraging oploopt. De CTP, de koper of beide, afhankelijk van de gevolgen van het instrument van verkoop van de onderneming en de vorm van de verwerving, moeten de bestaande rechten van lidmaatschap en toegang tot betalings- en afwikkelingssystemen en andere daaraan verbonden financiële marktinfrastructuren en handelsplatformen kunnen uitoefenen of handhaven. Die rechten mogen niet worden ontzegd op basis van niet-nakoming van de toepasselijke criteria voor lidmaatschap of deelneming, noch op basis van een ontoereikende rating. Een koper die niet aan deze criteria voldoet kan die rechten uitsluitend uitoefenen gedurende een door de afwikkelingsautoriteit bepaalde periode.

  64. Voordat het instrument van verkoop van de onderneming wordt toegepast, zal de informatie betreffende het aanbieden van een falende CTP en de onderhandelingen met potentiële kopers waarschijnlijk systeemrelevant zijn. Om de financiële stabiliteit te waarborgen, is het belangrijk dat de openbaarmaking van die informatie die is vereist uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad(8) gedurende de tijd die nodig is om de afwikkeling van de CTP te plannen en structureren, kan worden uitgesteld in overeenstemming met de uitstellen die op grond van de marktmisbruikregeling zijn toegestaan.

  65. Een overbruggings-CTP is een CTP die geheel of gedeeltelijk eigendom is van een of meer overheidsinstanties of onder de zeggenschap van de afwikkelingsautoriteit staat, en dient als dusdanig hoofdzakelijk om ervoor te zorgen dat de essentiële financiële dienstverlening aan de clearingleden en cliënten van de in afwikkeling geplaatste CTP verzekerd blijft en dat de essentiële financiële activiteiten worden voortgezet. De overbruggings-CTP moet als een levensvatbare going concern-entiteit worden geëxploiteerd en weer op de markt worden gebracht wanneer de omstandigheden geschikt zijn, of worden geliquideerd indien zij niet langer levensvatbaar is.

  66. Indien alle andere opties niet beschikbaar zijn of duidelijk ontoereikend zijn om de financiële stabiliteit te waarborgen, moet overheidsdeelname in de vorm van eigenvermogenssteun of tijdelijke overheidseigendom mogelijk zijn, overeenkomstig de toepasselijke staatssteunregels, inclusief een herstructurering van de bedrijfsactiviteiten van de CTP. Om moreel risico te voorkomen mag dergelijke buitengewone openbare financiële steun alleen als laatste redmiddel worden verstrekt, moet het karakter ervan tijdelijk zijn en moeten de verstrekte middelen altijd binnen een passende termijn worden teruggevorderd. Daarom moeten de lidstaten alomvattende en geloofwaardige regelingen voor de recuperatie van middelen tot stand brengen, die evenwel geen obstakel mogen vormen voor het toepassen van overheidsinstrumenten voor stabilisatie. Het toepassen van overheidsinstrumenten voor stabilisatie doet niets af aan de rol van centrale banken om het financiële stelsel eventueel van liquiditeit te voorzien, volledig naar goeddunken van de centrale bank, zelfs in tijden van stress.

  67. Opdat een afwikkelingsautoriteit het verlies- en positietoewijzingsinstrument kan toepassen op contracten met in derde landen gevestigde entiteiten, moet deze mogelijkheid in de werkingsregels van de CTP worden opgenomen.

  68. De afwikkelingsautoriteiten moeten alle nodige wettelijke bevoegdheden hebben die, in diverse combinaties, bij het toepassen van de afwikkelingsinstrumenten kunnen worden uitgeoefend. Daartoe behoren de bevoegdheid om eigendomsinstrumenten, activa, rechten, verplichtingen of passiva van een falende CTP over te dragen aan een andere entiteit, zoals een andere CTP of een overbruggings-CTP, de bevoegdheid om eigendomsinstrumenten af te schrijven of in te trekken of om passiva van een falende CTP af te schrijven of om te zetten, de bevoegdheid om variatiemargin af te schrijven, de bevoegdheid om eventuele uitstaande verplichtingen van derden ten aanzien van de CTP af te dwingen, inclusief cash calls bij herstel als beschreven in de werkingsregels van de CTP, en positietoewijzingen, de bevoegdheid om over te gaan tot cash calls bij afwikkeling, de bevoegdheid om contracten van de CTP geheel en gedeeltelijk te beëindigen, de bevoegdheid om het management te vervangen en de bevoegdheid om een tijdelijke opschorting van de betaling van schuldvorderingen op te leggen. De CTP en de leden van de raad en de directie ervan moeten op grond van het nationale burgerlijk recht of strafrecht aansprakelijk blijven voor het falen van de CTP.

  69. Het afwikkelingskader moet procedurevoorschriften bevatten om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsmaatregelen correct worden gemeld en openbaar worden gemaakt. Aangezien de informatie die de afwikkelingsautoriteiten en hun professionele adviseurs tijdens de afwikkelingsprocedure verkrijgen naar alle waarschijnlijkheid gevoelig is, moet, vóór de openbaarmaking van het afwikkelingsbesluit, voor deze informatie evenwel een doeltreffende geheimhoudingsregeling gelden. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat informatie over de inhoud en de details van herstel- en afwikkelingsplannen en over de resultaten van de beoordeling van deze plannen verregaande gevolgen zou kunnen hebben, in het bijzonder voor de betrokken ondernemingen. Alle informatie die met betrekking tot een besluit wordt verstrekt voordat het besluit wordt genomen, bijvoorbeeld over de vraag of aan de voorwaarden voor afwikkeling wordt voldaan, over de toepassing van een bepaald instrument of over een maatregel in de loop van de procedure, moet worden verondersteld gevolgen te hebben voor de openbare en particuliere belangen die bij de maatregel betrokken zijn. Alleen al de informatie dat de afwikkelingsautoriteit een bepaalde CTP aan het onderzoeken is, kan al negatieve gevolgen voor die CTP hebben. Daarom moet worden voorzien in passende mechanismen om dergelijke informatie, zoals de inhoud en de details van herstel- en afwikkelingsplannen en de resultaten van een beoordeling in dat verband, vertrouwelijk te houden.

  70. De afwikkelingsautoriteiten moeten bijkomende bevoegdheden hebben om de doeltreffendheid van de overdracht van eigendomsinstrumenten of schuldinstrumenten en activa, passiva, rechten en verplichtingen, waaronder posities en daaraan verbonden margins, te garanderen. Onder voorbehoud van de in deze verordening bepaalde waarborgen moeten tot die bevoegdheden behoren: de bevoegdheid om rechten van derden die uit de overgedragen instrumenten of activa voortvloeien te annuleren en de bevoegdheid om contracten af te dwingen en om de continuïteit van regelingen ten aanzien van de ontvanger van de overgedragen activa en eigendomsinstrumenten te waarborgen. Er mag echter geen afbreuk worden gedaan aan de rechten van werknemers om een arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het recht van een partij om een contract met een CTP in afwikkeling of een groepsentiteit van die CTP te beëindigen om andere redenen dan de afwikkeling van de falende CTP, moet eveneens onverlet worden gelaten. De afwikkelingsautoriteiten moeten ook de bijkomende bevoegdheid hebben om van de rest-CTP, die volgens normale insolventieprocedures wordt geliquideerd, te verlangen dat deze de diensten verricht die nodig zijn om de CTP waaraan activa, contracten of eigendomsinstrumenten zijn overgedragen op grond van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggings-CTP, in staat te stellen haar bedrijfsactiviteiten uit te voeren.

  71. Aangezien crisisbeheersingsmaatregelen soms dringend kunnen zijn wegens ernstige risico’s voor de financiële stabiliteit in de lidstaten en de Unie, moeten procedures van nationaal recht betreffende het verzoek om voorafgaande rechterlijke goedkeuring van een crisisbeheersingsmaatregel en de beoordeling van het verzoek door de rechtbank voortvarend verlopen. Aangezien een crisisbeheersingsmaatregel dringend moet worden genomen, moet de rechtbank haar beschikking binnen 24 uur geven en moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de betrokken autoriteit haar besluit onmiddellijk na de beschikking van de rechtbank kan nemen. Dit moet losstaan van het recht van belanghebbende partijen om de rechtbank te verzoeken de crisisbeheersingsmaatregel van de afwikkelingsautoriteit gedurende een beperkte periode op te schorten.

  72. Overeenkomstig artikel 47 van het Handvest hebben de betrokken partijen recht op een eerlijk proces en op een doeltreffende voorziening in rechte tegen de maatregelen die voor hen gevolgen hebben. De besluiten van de afwikkelingsautoriteiten moeten derhalve vatbaar zijn voor beroep.

  73. De afwikkelingsmaatregelen van de nationale afwikkelingsautoriteiten zouden economische beoordelingen en een ruime beoordelingsmarge kunnen vergen. De nationale afwikkelingsautoriteiten beschikken specifiek over de nodige deskundigheid om deze beoordelingen te maken en om over het juiste gebruik van de beoordelingsmarge te beslissen. Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat de economische beoordelingen die de nationale afwikkelingsautoriteiten in dit verband maken, door de nationale rechtbanken worden gebruikt wanneer zij de betrokken crisisbeheersingsmaatregelen evalueren. Dat deze beoordelingen complex zijn, mag de nationale rechtbanken er echter niet van weerhouden te onderzoeken of de bewijselementen waarop de afwikkelingsautoriteit zich baseert, materieel juist, betrouwbaar en samenhangend zijn, en of die elementen het relevante feitenkader vormen voor de beoordeling van een complexe toestand en of zij de daaruit getrokken conclusies kunnen schragen.

  74. Om op bijzonder spoedeisende situaties te kunnen reageren, en aangezien de opschorting van een besluit van de afwikkelingsautoriteiten de continuïteit van kritieke functies kan belemmeren, moet worden bepaald dat de indiening van een beroep niet tot een automatische opschorting van de gevolgen van het betwiste besluit mag leiden, en dat het besluit van de afwikkelingsautoriteit onmiddellijk uitvoerbaar moet zijn.

  75. Om in voorkomend geval derden te beschermen die te goeder trouw activa, contracten, rechten en passiva van de CTP in afwikkeling hebben verkregen dankzij de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten, en om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen, moet het recht op beroep voorts alle latere bestuurlijke handelingen of transacties die zijn gebaseerd op een nietig verklaard besluit, onverlet laten. In dergelijke gevallen moeten de rechtsmiddelen ten aanzien van een onrechtmatig besluit derhalve beperkt blijven tot de toekenning van schadevergoeding aan de getroffen personen.

  76. In het belang van een efficiënte afwikkeling en om rechtsbevoegdheidsconflicten te voorkomen mag ten aanzien van de falende CTP geen normale insolventieprocedure worden geopend of voortgezet zolang de afwikkelingsautoriteit haar afwikkelingsbevoegdheden uitoefent of de afwikkelingsinstrumenten toepast, behalve op initiatief of met instemming van de afwikkelingsautoriteit. Het is nuttig en noodzakelijk om bepaalde contractuele verplichtingen gedurende een beperkte periode op te schorten om de afwikkelingsautoriteit de tijd te geven de afwikkelingsinstrumenten toe te passen. Dit mag echter niet gelden voor verplichtingen van een falende CTP jegens systemen als bedoeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(9), waaronder andere CTP’s en centrale banken. Richtlijn 98/26/EG beperkt het risico dat aan deelname aan betalings- en effectenafwikkelingssystemen is verbonden, met name door de verstoring ten gevolge van de insolventie van een deelnemer aan het systeem te beperken. Opdat deze bescherming ook in crisissituaties naar behoren werkt en de exploitanten van betalings- en effectenafwikkelingssystemen en andere marktdeelnemers over de nodige zekerheid blijven beschikken, mogen crisispreventie- of afwikkelingsmaatregelen niet worden beschouwd als insolventieprocedures in de zin van Richtlijn 98/26/EG, mits bij voortduring aan de materiële verplichtingen van het contract wordt voldaan. De werking van krachtens Richtlijn 98/26/EG aangewezen systemen of het recht op zakelijke zekerheden krachtens diezelfde richtlijn mag niet worden ondermijnd.

  77. Om de afwikkelingsautoriteiten bij het overdragen van de activa en passiva aan een koper uit de particuliere sector of een overbruggings-CTP een voldoende lange termijn te gunnen om na te gaan welke contracten moeten worden overgedragen, kan het raadzaam zijn om evenredige beperkingen in te stellen op de rechten van tegenpartijen om financiële contracten vroegtijdig te beëindigen, te versnellen of anderszins te beëindigen voordat de overdracht heeft plaatsgevonden. Een dergelijke beperking zou nodig zijn om de autoriteiten de gelegenheid te bieden een goed beeld te krijgen van de balans van de falende CTP, zonder de wijzigingen in waarde en reikwijdte die grootschalige uitoefening van beëindigingsrechten met zich mee zou brengen. Om zo weinig mogelijk in te grijpen in de contractuele rechten van tegenpartijen moet de beperking van de beëindigingsrechten worden gelimiteerd tot een zo kort mogelijke periode en alleen worden toegepast met betrekking tot de crisispreventiemaatregel of de afwikkelingsmaatregel, daaronder begrepen een gebeurtenis die rechtstreeks met de toepassing van een dergelijke maatregel verband houdt, en moeten de beëindigingsrechten die voortvloeien uit een andere wanbetaling, zoals het niet betalen van margins of het niet bijstorten bij onvoldoende margins, blijven bestaan.

  78. Om legitieme kapitaalmarktregelingen te behouden in het geval van een overdracht van sommige, maar niet alle activa, contracten, rechten en passiva van een falende CTP, is het raadzaam in waarborgen te voorzien om te voorkomen dat gekoppelde passiva, rechten en contracten, naargelang het geval, worden gesplitst. Een dergelijke beperking op selectiepraktijken met betrekking tot gekoppelde contracten en gerelateerde zekerheden moet ook gelden voor door zekerheidsregelingen gedekte contracten met dezelfde tegenpartij, financiëlezekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, verrekeningsovereenkomsten, overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging en gestructureerde financieringsregelingen. Indien de waarborg van toepassing is, moeten de afwikkelingsautoriteiten ernaar streven alle gekoppelde contracten binnen een beschermde regeling over te dragen of ze allemaal bij de falende rest-CTP te laten. Deze waarborgen moeten garanderen dat de kapitaalvereisten voor door een salderingsovereenkomst gedekte blootstellingen voor de toepassing van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad(10) zo veel mogelijk onverlet worden gelaten.

  79. CTP’s uit de Unie verrichten diensten voor clearingleden en hun cliënten die gevestigd zijn in derde landen en CTP’s uit derde landen verrichten diensten voor clearingleden en hun cliënten die in de Unie zijn gevestigd. Een doeltreffende afwikkeling van internationaal actieve CTP’s vereist samenwerking tussen de lidstaten en de autoriteiten van derde landen. Daartoe moet de ESMA richtsnoeren verstrekken inzake de relevante inhoud van met autoriteiten van derde landen te treffen samenwerkingsregelingen. Die samenwerkingsregelingen moeten zorgen voor een doeltreffende planning, besluitvorming en coördinatie ten aanzien van internationaal actieve CTP’s. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten de afwikkelingsprocedures van derde landen erkennen en afdwingen in bepaalde omstandigheden. Ook met betrekking tot dochterondernemingen van CTP’s uit de Unie of derde landen en hun clearingleden en hun cliënten is samenwerking vereist.

  80. Om ervoor te zorgen dat administratieve sancties vanwege inbreuken op deze verordening in alle lidstaten consistent worden toegepast, moet deze verordening voorzien in een lijst van de voornaamste administratieve sancties en andere administratieve maatregelen waarover de afwikkelingsautoriteiten en de bevoegde autoriteiten moeten kunnen beschikken, in de bevoegdheid om die administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen aan alle natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk, en in een lijst van belangrijke criteria bij het bepalen van het niveau en de soort van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen, en in niveaus van administratieve geldboeten. Bij administratieve sancties en andere administratieve maatregelen moet rekening worden gehouden met factoren als vastgestelde financiële voordelen als gevolg van de inbreuk, de ernst en duur van de inbreuk, verzwarende of verzachtende omstandigheden en het noodzakelijke afschrikkingseffect dat van administratieve sancties moet uitgaan, en moet, waar passend, worden voorzien in de mogelijkheid tot strafvermindering bij samenwerking met de afwikkelingsautoriteit of de bevoegde autoriteit. Bij de vaststelling en bekendmaking van administratieve sancties moeten de grondrechten als verankerd in het Handvest in acht worden genomen.

  81. Om te zorgen voor consistente harmonisatie en afdoende bescherming voor marktdeelnemers in de hele Unie moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om bij gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door de ESMA ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen tot nadere bepaling van de volgende elementen: a) nadere bepaling van de inhoud van de schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van de afwikkelingscolleges; b) de methodiek voor de berekening en de instandhouding van het bedrag van de aanvullende voorgefinancierde specifieke eigen middelen die de CTP moet gebruiken bij herstel, en de procedures, indien dergelijke eigen middelen niet beschikbaar zijn, voor de CTP om herstelmaatregelen te gebruiken waarvoor bijdragen van niet in gebreke zijnde clearingleden vereist zijn en die clearingleden vervolgens te vergoeden; c) de beoordelingsmethodiek voor herstelplannen; d) de inhoud van afwikkelingsplannen; e) de volgorde van toewijzing, de maximale periode en het maximale aandeel van de jaarlijkse winst van de CTP in het kader van het vergoedingsmechanisme bij herstel; f) elementen die relevant zijn voor het uitvoeren van waarderingen; g) de methodiek voor het berekenen van de buffer voor aanvullende verliezen die moeten worden opgenomen in voorlopige waarderingen; h) de elementen die ten minste moeten worden meegenomen bij een bedrijfssanering; i) de criteria waaraan een bedrijfssaneringsplan moet voldoen; j) de methodiek voor de definitieve waardering op grond van het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel; k) de voorwaarden voor clearingleden om vergoedingen door te rekenen aan hun cliënten conform het beginsel van contractuele symmetrie en de voorwaarden waaronder deze verrichting als evenredig dient te worden beschouwd.

  82. De Commissie moet de overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 648/2012 ingestelde clearingverplichting kunnen opschorten naar aanleiding van een verzoek van de afwikkelingsautoriteit van een CTP in afwikkeling of haar bevoegde autoriteit, op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op een clearinglid van de CTP in afwikkeling, en naar aanleiding van een niet-bindend advies van de ESMA, voor een bepaald type tegenpartij of voor bepaalde categorieën otc-derivaten die door een CTP in afwikkeling worden gecleard. Er mag enkel tot opschorting van de clearingverplichting worden besloten indien dat noodzakelijk is om de financiële stabiliteit en het vertrouwen van de markten veilig te stellen, met name om besmettingseffecten te vermijden en om hoge en onzekere risicoblootstellingen van tegenpartijen en beleggers aan een CTP te voorkomen. Voor haar besluit moet de Commissie rekening houden met de afwikkelingsdoelstellingen, de in Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde criteria om de clearingverplichting toe te passen op otc-derivaten waarvoor opschorting is aangevraagd en de vraag of het noodzakelijk is de clearingverplichting op te schorten met het oog op de handhaving van de financiële stabiliteit en de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie. De ESMA moet de Commissie kunnen verzoeken om de handelsverplichting waarin Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(11) voorziet, op te schorten indien zij van oordeel is dat de opschorting van de clearingverplichting een materiële wijziging van de criteria voor de handelsverplichting is. De opschorting moet tijdelijk zijn en kunnen worden verlengd. Ook de rol van het risicocomité van de CTP, zoals bepaald in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 648/2012, moet worden uitgebreid om de CTP verder aan te moedigen haar risico’s behoedzaam te beheren en haar veerkracht te verbeteren.

    De leden van het risicocomité moeten de bevoegde autoriteit kunnen informeren wanneer de CTP geen gevolg geeft aan het advies van het risicocomité, en vertegenwoordigers van de clearingleden en cliënten in het risicocomité moeten de verstrekte informatie kunnen gebruiken om hun blootstellingen aan de CTP te monitoren, met inachtneming van de vertrouwelijkheidswaarborgen en onverminderd de beperkingen op de uitwisseling van die informatie op grond van het mededingingsrecht. Ten slotte moeten de afwikkelingsautoriteiten van CTP’s ook toegang hebben tot alle noodzakelijke informatie in transactieregisters. Verordening (EU) nr. 648/2012 en Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad(12) moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  83. Om ervoor te zorgen dat de hervorming van rentevoetbenchmarks van de FSB correct wordt doorgevoerd, moeten marktdeelnemers er duidelijkheid over krijgen dat transacties die zijn aangegaan of verlengd vóór de inwerkingtreding van de clearing- of marginvereisten voor otc-derivatentransacties met een rentevoetbenchmark als referentie (transacties uit het verleden), niet aan de in Verordening (EU) nr. 648/2012 bepaalde vereisten zullen worden onderworpen indien zij worden verlengd met de uitvoering of voorbereiding van de uitvoering van de hervorming van rentevoetbenchmarks als enig doel. Dat zou ook moeten voorkomen dat tegenpartijen uit de Unie bij die transacties uit het verleden onvoorbereid blijken wanneer een specifieke benchmark materieel wordt gewijzigd of wordt stopgezet, en zodoende daaraan gerelateerde risico’s voor de financiële stabiliteit opvangen. Die benadering is in lijn met de internationale richtsnoeren van het Bazels Comité voor bankentoezicht (BCBS) en de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders (Iosco).

  84. Met het oog op een doeltreffende afwikkeling van CTP’s mogen de waarborgen waarin Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad(13) voorziet, niet van toepassing zijn op een beperking van de afdwinging van een financiëlezekerheidsovereenkomst, of van de gevolgen van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, of op een bepaling inzake saldering of verrekening bij vroegtijdige beëindiging krachtens deze verordening.

  85. De Richtlijnen (EU) 2017/1132(14), 2004/25/EG(15) en 2007/36/EG(16) van het Europees Parlement en de Raad bevatten regels inzake de bescherming van aandeelhouders en schuldeisers van CTP’s die binnen het toepassingsgebied van die richtlijnen vallen. In een situatie waarin afwikkelingsautoriteiten snel moeten handelen op grond van deze verordening, zouden deze regels een doeltreffende afwikkelingsmaatregel en de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden door afwikkelingsautoriteiten kunnen belemmeren. De afwijkingen in het kader van Richtlijn 2014/59/EU moeten dus ook gelden voor handelingen op grond van deze verordening. Om maximale rechtszekerheid voor de belanghebbende partijen te garanderen, moeten de afwijkingen duidelijk en precies worden omschreven en mogen ze alleen in het algemeen belang worden gebruikt, mits is voldaan aan de voorwaarden om tot afwikkeling over te gaan.

  86. Om te voorkomen dat vereisten elkaar overlappen, moet het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad(17) worden gewijzigd, zodat de entiteiten waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 een vergunning is verleend er niet meer onder vallen.

  87. Artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorziet in een overgangsperiode, waarin artikel 35 of 36 van die verordening niet van toepassing zouden zijn op de CTP’s of handelsplatformen die bij hun bevoegde autoriteit een verzoek hebben ingediend om te profiteren van de overgangsregelingen met betrekking tot op de beurs verhandelde derivaten. De overgangsperiode waarin een handelsplatform of een CTP door zijn nationale bevoegde autoriteit kan worden vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 35 en 36 van die verordening met betrekking tot op de beurs verhandelde derivaten is op 3 juli 2020 verstreken. De huidige marktsituatie, met veel onzekerheid en volatiliteit ten gevolge van de COVID-19-pandemie, schaadt de bedrijfsactiviteiten van CTP’s en handelsplatformen omdat hun operationele risico’s toenemen. Die verhoogde risico’s, in combinatie met de beperkte capaciteit voor het beoordelen van toegangsverzoeken en voor het beheren van de migratie van transactiestromen, zouden de ordelijke werking van de markten of de financiële stabiliteit kunnen ondermijnen. Daarnaast voorziet die verordening in een nieuw regime voor op de beurs verhandelde derivaten met betrekking tot toegang tot kritieke marktinfrastructuren, dat een evenwicht nastreeft tussen meer concurrentie tussen deze infrastructuren en de noodzaak hun operationele integriteit in stand te houden.

    Derhalve mogen marktdeelnemers, hoewel die verordening ertoe strekt een concurrerende markt voor financiële infrastructuren tot stand te brengen, er niet van uitgaan dat de bestaande regels en prioriteiten behouden blijven wanneer de economische omstandigheden veranderen als gevolg van, met name, een enorme economische crisis. Dit is meer bepaald het geval op een gebied waar de wisselwerking tussen kritieke marktinfrastructuren, zoals handels- en clearinginfrastructuren, een uitzonderlijk niveau van operationele veerkracht vergt, aangezien falen van dergelijke kritieke infrastructuren een hoog risico voor de financiële stabiliteit zou meebrengen. Ten gevolge van de COVID-19-pandemie wordt de datum van toepassing van het nieuwe open-toegangsregime voor handelsplatformen en CTP’s die handels- en clearingdiensten aanbieden met betrekking tot op de beurs verhandelde derivaten met één jaar uitgesteld tot 3 juli 2021.

  88. Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteiten van CTP’s in alle relevante fora zijn vertegenwoordigd en dat de ESMA toegang heeft tot alle deskundigheid die noodzakelijk is voor het vervullen van de taken in verband met herstel en afwikkeling van CTP’s, moet Verordening (EU) nr. 1095/2010 worden gewijzigd om nationale afwikkelingsautoriteiten van CTP’s op te nemen in het in die verordening vastgelegde concept van bevoegde autoriteiten.

  89. De ESMA moet ter voorbereiding van de besluiten met betrekking tot de haar toegewezen taken, namelijk de ontwikkeling van ontwerpen van technische normen voor waarderingen vooraf en achteraf en voor afwikkelingscolleges en afwikkelingsplannen, en van richtsnoeren inzake de voorwaarden voor afwikkeling en inzake bindende bemiddeling, en om ervoor te zorgen dat de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA) en haar leden intens betrokken worden bij de voorbereiding van deze besluiten, een intern comité (“het ESMA-afwikkelingscomité”) oprichten met de afwikkelingsautoriteiten als leden. Waar relevant moeten de bevoegde autoriteiten in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(18), inclusief de Europese Centrale Bank, en de afwikkelingsautoriteiten in de zin van Richtlijn 2014/59/EU, inclusief de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 opgerichte gemeenschappelijke afwikkelingsraad, worden uitgenodigd om als waarnemers deel te nemen.

  90. Het ESMA-afwikkelingscomité moet worden geraadpleegd bij de voorbereiding van het conceptuele kader om te beoordelen hoe bestand CTP’s zijn tegen ongunstige marktontwikkelingen wanneer deze beoordeling rekening houdt met de geaggregeerde gevolgen van herstel- en afwikkelingsregelingen voor CTP’s op de financiële stabiliteit in de Unie. In die gevallen moet het ESMA-afwikkelingscomité ook worden geraadpleegd bij de beoordeling van de bevindingen van die stresstests.

  91. Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de in het Handvest erkende rechten, vrijheden en beginselen.

  92. Bij het nemen van besluiten of maatregelen op grond van deze verordening moeten de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten steeds terdege rekening houden met de gevolgen daarvan voor de financiële stabiliteit in andere lidstaten en de economische situatie in andere lidstaten waar de CTP bedrijfsactiviteiten verricht die kritiek of belangrijk zijn voor lokale financiële markten, ook waar clearingleden en — indien er desbetreffende informatie beschikbaar is — hun cliënten zich bevinden en waar gekoppelde handelsplatformen en financiële marktinfrastructuren, waaronder interoperabele CTP’s, zijn gevestigd.

  93. Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de harmonisatie van de regels en procedures voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen van het falen van een CTP in de hele Unie beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

  94. De toepassing van deze verordening moet worden uitgesteld tot 12 augustus 2022 om alle essentiële uitvoeringsmaatregelen vast te stellen en CTP’s en andere marktdeelnemers de gelegenheid te geven de nodige stappen te ondernemen met het oog op nakoming. Het vereiste voor de CTP om specifieke eigen middelen te gebruiken bij herstel en de bepalingen inzake het vergoeden van clearingleden in het uitzonderlijke geval waarin haircuts worden toegepast op variatiemarginwinsten bij herstel, zijn evenwel afhankelijk van de beschikbaarheid van passende technische reguleringsnormen. Daarom is het passend de datum van toepassing van die bepaling verder uit te stellen tot 12 februari 2023. Daarnaast moeten sommige bepalingen die van toepassing zijn op herstelplannen van CTP’s en de vaststelling en evaluatie van herstelplannen, waaronder de verplichting een herstelplan in te dienen, vroeger ingaan, daar alle CTP’s immers reeds over herstelplannen beschikken, zoals verplicht op grond van de beginselen voor financiële marktinfrastructuren die zijn gepubliceerd door het Comité betalingen en marktinfrastructuur en de Iosco. CTP’s waaraan reeds een vergunning is verleend op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten passende maatregelen nemen opdat zij hun herstelplannen uiterlijk op 12 februari 2022 bij hun bevoegde autoriteiten kunnen indienen. De bepalingen in verband met herstelplannen moeten worden toegepast met ingang van 12 februari 2022. Indien de afwikkelingsautoriteit nog niet is geraadpleegd over het herstelplan van de CTP wanneer de andere bepalingen van deze verordening toepasselijk worden, moet de bevoegde autoriteit van de CTP de afwikkelingsautoriteit onverwijld raadplegen over het herstelplan van de CTP. Teneinde tegenpartijen rechtszekerheid te bieden, moeten de wijzigingen in Verordening (EU) nr. 648/2012 die bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de hervorming van de rentevoetbenchmarks van de FSB correct wordt doorgevoerd, van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

  95. Teneinde ervoor te zorgen dat de verhoogde operationele risico’s als gevolg van de toepassing van het open-toegangsregime voor op de beurs verhandelde derivaten de ordelijke werking van de markten of de financiële stabiliteit niet in gevaar brengen en om discontinuïteit te voorkomen, moet de verlenging van die overgangsperioden met terugwerkende kracht worden toegepast van 4 juli 2020 tot en met 3 juli 2021.

  96. Deze verordening moet ervoor zorgen dat CTP’s voldoende verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit hebben opdat de absorptie van verliezen en de herkapitalisatie soepel en snel geschieden met zo weinig mogelijk gevolgen voor de financiële stabiliteit, waarbij beoogd wordt gevolgen voor de belastingbetaler te voorkomen. In het verlengde van de internationaal overeengekomen beginselen voor doeltreffende afwikkelingsregelingen voor financiële instellingen die door de FSB zijn ontwikkeld, moet deze verordening ervoor zorgen dat verliezen bij afwikkeling in de eerste plaats door houders van eigen vermogen van een CTP worden geabsorbeerd op een wijze die het risico op juridische betwisting door die houders tot een minimum beperkt, aangezien hun verliezen bij afwikkeling hoger oplopen dan de verliezen die zij volgens normale insolventieprocedures zouden hebben geleden overeenkomstig het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel. De FSB bracht op 15 november 2018 een raadplegingsdocument uit met als titel “Financial resources to support CCP resolution and the treatment of CCP equity in resolution”.

    Op basis van de ontvangen feedback over die nota en verdere beoordelingen is de FSB voornemens eind 2020 richtsnoeren uit te brengen over de vraag hoe eigen vermogen bij afwikkeling van CTP’s moet worden gebruikt opdat het risico op juridische betwisting door houders van eigen vermogen als gevolg van de toepassing van het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel tot een minimum wordt beperkt. Na de publicatie van die richtsnoeren moet de Commissie de toepassing van de regels van deze verordening wat betreft het afschrijven van eigen vermogen bij afwikkeling evalueren aan de hand van die internationaal overeengekomen normen. Naast deze specifieke evaluatie moet de Commissie de toepassing van deze verordening vijf jaar na de datum van inwerkingtreding ervan evalueren, waarbij zij onder meer rekening dient te houden met eventuele nieuwe internationale ontwikkelingen. Die algemene evaluatie moet ten minste betrekking hebben op bepaalde kernvraagstukken in verband met het herstel en de afwikkeling van CTP’s, zoals de financiële middelen die afwikkelingsautoriteiten ter beschikking hebben om verliezen die niet het gevolg zijn van wanbetalingen op te vangen en de eigen middelen van CTP’s die bij herstel en afwikkeling moeten worden gebruikt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ONDERWERP EN DEFINITIES

In deze verordening worden de regels en procedures vastgesteld voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen (CTP’s) waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 een vergunning is verleend en de regels voor regelingen met derde landen op het gebied van het herstel en de afwikkeling van CTP’s.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “CTP”: een CTP als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  2. “afwikkelingscollege”: het college dat is ingesteld op grond van artikel 4;

  3. “afwikkelingsautoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 aangewezen autoriteit;

  4. “afwikkelingsinstrument”: een afwikkelingsinstrument als vastgesteld in artikel 27, lid 1;

  5. “afwikkelingsbevoegdheid”: om het even welke van de bevoegdheden vastgelegd in de artikelen 48 tot en met 58;

  6. “afwikkelingsdoelstellingen”: de in artikel 21 vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen;

  7. “bevoegde autoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangewezen autoriteit;

  8. “wanbetaling”: een gebeurtenis bestaande uit het in gebreke stellen door de CTP van:

    1. een of meer clearingleden, volgens de procedure van artikel 48 van Verordening (EU) nr. 648/2012, of

    2. een of meer interoperabele CTP’s, volgens de toepasselijke contractuele regeling of de in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 648/2012 bepaalde procedure;

  9. “andere gebeurtenis dan een wanbetaling”: een gebeurtenis waarbij een CTP verlies lijdt om een andere reden dan een wanbetaling, zoals tekortkomingen met betrekking tot de bedrijfsvoering, de bewaarneming of investeringen, juridische tekortkomingen of operationele storingen of fraude, met inbegrip van storingen als gevolg van cyberaanvallen;

  10. “afwikkelingsplan”: een overeenkomstig artikel 12 opgesteld afwikkelingsplan voor een CTP;

  11. “afwikkelingsmaatregel”: een overeenkomstig artikel 22 genomen besluit om een CTP af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden;

  12. “clearinglid”: een clearinglid als omschreven in artikel 2, punt 14, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  13. “moederonderneming”: een moederonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  14. “CTP uit een derde land”: een CTP waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gevestigd;

  15. “verrekeningsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de CTP in afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

  16. “financiële marktinfrastructuur” of “FMI”: een CTP, een centrale effectenbewaarinstelling, een transactieregister, een betalingssysteem of een ander systeem, gedefinieerd en aangewezen door een lidstaat overeenkomstig artikel 2, onder a), van Richtlijn 98/26/EG;

  17. “handelsplatform”: een handelsplatform als omschreven in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  18. “cliënt”: een cliënt als omschreven in artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  19. “andere systeemrelevante instellingen” of “ASI’s”: andere systeemrelevante instellingen als bedoeld in artikel 131, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU;

  20. “indirecte cliënt”: een onderneming die indirecte clearingregelingen heeft getroffen met een clearinglid in de zin van artikel 4, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  21. “interoperabele CTP”: een CTP waarmee een interoperabiliteitsregeling is getroffen;

  22. “herstelplan”: een herstelplan dat door een CTP overeenkomstig artikel 9 wordt opgesteld en bijgehouden;

  23. “raad”: het bestuursorgaan of het toezichthoudend orgaan, of beide, opgericht krachtens het nationale vennootschapsrecht en overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  24. “toezichtcollege”: het college bedoeld in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  25. “kapitaal”: kapitaal als omschreven in artikel 2, punt 25, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  26. “trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling”: trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  27. “kritieke functies”: voor derden buiten de CTP om verrichte activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten waarvan de onderbreking naar alle waarschijnlijkheid in een of meer lidstaten tot een verstoring van essentiële diensten aan de reële economie zal leiden of, wegens de omvang of het marktaandeel van een CTP, haar verwevenheid met entiteiten binnen en buiten een groep, haar complexiteit of grensoverschrijdende activiteiten, de financiële stabiliteit zal verstoren, vooral wat de vervangbaarheid van deze activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten betreft;

  28. “groep”: een groep als omschreven in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  29. “gekoppelde FMI”: een FMI waarmee de CTP contractuele regelingen, waaronder interoperabiliteitsregelingen, heeft getroffen;

  30. “buitengewone openbare financiële steun”: staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), of elke andere openbare financiële steun op supranationaal niveau die als hij op nationaal niveau werd verstrekt, staatssteun zou vormen, die wordt verstrekt om de levensvatbaarheid, liquiditeit of solvabiliteit van een CTP te vrijwaren of te herstellen;

  31. “financiële contracten”: contracten en overeenkomsten als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 100, van Richtlijn 2014/59/EU;

  32. “normale insolventieprocedures”: de collectieve insolventieprocedures die ertoe leiden dat de debiteur het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verliest en dat een liquidateur of een bewindvoerder wordt aangewezen, die normaal gesproken op grond van het nationaal recht op CTP’s van toepassing zijn, en die ofwel specifiek voor die instellingen gelden, ofwel algemeen op alle natuurlijke en rechtspersonen van toepassing zijn;

  33. “eigendomsinstrumenten”: aandelen, andere instrumenten die recht geven op eigendom, instrumenten die kunnen worden omgezet in, of recht geven op de verwerving van, aandelen of andere eigendomsinstrumenten, en instrumenten die belangen in aandelen of andere eigendomsinstrumenten vertegenwoordigen;

  34. “aangewezen nationale macroprudentiële autoriteit”: de autoriteit die is belast met het voeren van macroprudentieel beleid als bedoeld in aanbeveling B1 van de aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) van 22 december 2011 betreffende het macroprudentiële mandaat van nationale autoriteiten (ESRB/2011/3);

  35. “wanbetalingsfonds”: een door een CTP in stand gehouden wanbetalingsfonds overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  36. “voorgefinancierde middelen”: middelen die in het bezit zijn van en vrij beschikbaar zijn voor de betrokken rechtspersoon;

  37. “directie”: de persoon of de personen die de activiteiten van de CTP daadwerkelijk leiden en het uitvoerend lid of de uitvoerende leden van de raad;

  38. “transactieregister”: een transactieregister als omschreven in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 of in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad(19);

  39. “staatssteunregels van de Unie”: het kader dat is vastgesteld bij de artikelen 107, 108 en 109 VWEU en de verordeningen en alle handelingen van de Unie, met inbegrip van richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen, die krachtens artikel 108, lid 4, of artikel 109 VWEU zijn uitgevaardigd of aangenomen;

  40. “schuldinstrumenten”: obligaties of andere vormen van ongedekte overdraagbare schuld, instrumenten die een schuld creëren of erkennen en instrumenten die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;

  41. “initiële margin”: door de CTP geïnde margins ter dekking van de potentiële toekomstige blootstelling aan de clearingleden die de margin verstrekken en, waar toepasselijk, interoperabele CTP’s in het interval tussen de laatste inning van de margin en de liquidatie van posities na een wanbetaling door een clearinglid of een interoperabele CTP;

  42. “variatiemargin”: de margins die worden geïnd of uitbetaald om de actuele blootstellingen weer te geven die voortvloeien uit werkelijke veranderingen in de marktprijzen;

  43. “cash call bij afwikkeling”: een verzoek aan clearingleden van de CTP om, naast voorgefinancierde middelen, kasmiddelen te verstrekken op basis van de wettelijke bevoegdheden van een afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 31;

  44. “cash call bij herstel”: een verzoek, anders dan een cash call bij afwikkeling, aan clearingleden van de CTP om, naast voorgefinancierde middelen, kasmiddelen te verstrekken op basis van in de werkingsregels van de CTP vastgelegde contractuele regelingen;

  45. “overdrachtsbevoegdheden”: de in artikel 48, lid 1, onder c) en d), bedoelde bevoegdheden voor het overdragen van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten, verplichtingen of passiva, dan wel een willekeurige combinatie daarvan door een CTP in afwikkeling aan een ontvanger;

  46. “derivaat”: een derivaat als omschreven in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  47. “salderingsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij een aantal vorderingen of verplichtingen in één enkele nettovordering kunnen worden omgezet, met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet (hoe ook of waar ook gedefinieerd), de verplichtingen van de partijen worden versneld zodat deze onmiddellijk verschuldigd zijn of beëindigd worden, en in ieder geval in één enkele nettovordering worden omgezet of erdoor worden vervangen, met inbegrip van “clausules tot saldering bij vroegtijdige beëindiging” als omschreven in artikel 2, lid 1, onder n), i), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad(20), en “verrekening (netting)” als omschreven in artikel 2, onder k), van Richtlijn 98/26/EG;

  48. “crisispreventiemaatregel”: de uitoefening van bevoegdheden om een CTP te verplichten maatregelen te nemen om tekortkomingen in haar herstelplan te verhelpen op grond van artikel 10, leden 8 en 9, de uitoefening van bevoegdheden voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid op grond van artikel 16 of de toepassing van een vroegtijdige-interventiemaatregel op grond van artikel 18;

  49. “beëindigingsrecht”: een recht om een contract te beëindigen, een recht om verplichtingen te versnellen, vroegtijdig te beëindigen, te verrekenen of te salderen, dan wel een eventuele soortgelijke bepaling die een verplichting van een partij bij het contract opschort, wijzigt of nietig verklaart of een bepaling die het ontstaan belet van een verplichting op grond van het contract die anders zou zijn ontstaan;

  50. “financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht”: een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/47/EG;

  51. “gedekte obligatie”: een gedekte obligatie als omschreven in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad(21);

  52. “afwikkelingsmaatregelen van een derde land”: maatregelen naar het recht van een derde land om het falen van een CTP uit een derde land te beheren die, wat de doelstellingen en de te verwachten resultaten betreft, vergelijkbaar zijn met afwikkelingsmaatregelen op grond van deze verordening;

  53. “betrokken nationale autoriteiten”: de afwikkelingsautoriteiten, bevoegde autoriteiten of bevoegde ministeries aangewezen overeenkomstig deze verordening of overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU of andere autoriteiten van de lidstaten die bevoegdheden hebben met betrekking tot activa, rechten, verplichtingen of passiva van CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten in hun rechtsgebied;

  54. “betrokken autoriteit van een derde land”: een autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor de uitoefening van functies die vergelijkbaar zijn met die van afwikkelingsautoriteiten of bevoegde autoriteiten op grond van deze verordening.

Artikel 1 Onderwerp

In deze verordening worden de regels en procedures vastgesteld voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen (CTP’s) waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 een vergunning is verleend en de regels voor regelingen met derde landen op het gebied van het herstel en de afwikkeling van CTP’s.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “CTP”: een CTP als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  2. “afwikkelingscollege”: het college dat is ingesteld op grond van artikel 4;

  3. “afwikkelingsautoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 aangewezen autoriteit;

  4. “afwikkelingsinstrument”: een afwikkelingsinstrument als vastgesteld in artikel 27, lid 1;

  5. “afwikkelingsbevoegdheid”: om het even welke van de bevoegdheden vastgelegd in de artikelen 48 tot en met 58;

  6. “afwikkelingsdoelstellingen”: de in artikel 21 vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen;

  7. “bevoegde autoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangewezen autoriteit;

  8. “wanbetaling”: een gebeurtenis bestaande uit het in gebreke stellen door de CTP van:

    1. een of meer clearingleden, volgens de procedure van artikel 48 van Verordening (EU) nr. 648/2012, of

    2. een of meer interoperabele CTP’s, volgens de toepasselijke contractuele regeling of de in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 648/2012 bepaalde procedure;

  9. “andere gebeurtenis dan een wanbetaling”: een gebeurtenis waarbij een CTP verlies lijdt om een andere reden dan een wanbetaling, zoals tekortkomingen met betrekking tot de bedrijfsvoering, de bewaarneming of investeringen, juridische tekortkomingen of operationele storingen of fraude, met inbegrip van storingen als gevolg van cyberaanvallen;

  10. “afwikkelingsplan”: een overeenkomstig artikel 12 opgesteld afwikkelingsplan voor een CTP;

  11. “afwikkelingsmaatregel”: een overeenkomstig artikel 22 genomen besluit om een CTP af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden;

  12. “clearinglid”: een clearinglid als omschreven in artikel 2, punt 14, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  13. “moederonderneming”: een moederonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

  14. “CTP uit een derde land”: een CTP waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gevestigd;

  15. “verrekeningsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de CTP in afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

  16. “financiële marktinfrastructuur” of “FMI”: een CTP, een centrale effectenbewaarinstelling, een transactieregister, een betalingssysteem of een ander systeem, gedefinieerd en aangewezen door een lidstaat overeenkomstig artikel 2, onder a), van Richtlijn 98/26/EG;

  17. “handelsplatform”: een handelsplatform als omschreven in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  18. “cliënt”: een cliënt als omschreven in artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  19. “andere systeemrelevante instellingen” of “ASI’s”: andere systeemrelevante instellingen als bedoeld in artikel 131, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU;

  20. “indirecte cliënt”: een onderneming die indirecte clearingregelingen heeft getroffen met een clearinglid in de zin van artikel 4, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  21. “interoperabele CTP”: een CTP waarmee een interoperabiliteitsregeling is getroffen;

  22. “herstelplan”: een herstelplan dat door een CTP overeenkomstig artikel 9 wordt opgesteld en bijgehouden;

  23. “raad”: het bestuursorgaan of het toezichthoudend orgaan, of beide, opgericht krachtens het nationale vennootschapsrecht en overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  24. “toezichtcollege”: het college bedoeld in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  25. “kapitaal”: kapitaal als omschreven in artikel 2, punt 25, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  26. “trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling”: trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  27. “kritieke functies”: voor derden buiten de CTP om verrichte activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten waarvan de onderbreking naar alle waarschijnlijkheid in een of meer lidstaten tot een verstoring van essentiële diensten aan de reële economie zal leiden of, wegens de omvang of het marktaandeel van een CTP, haar verwevenheid met entiteiten binnen en buiten een groep, haar complexiteit of grensoverschrijdende activiteiten, de financiële stabiliteit zal verstoren, vooral wat de vervangbaarheid van deze activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten betreft;

  28. “groep”: een groep als omschreven in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  29. “gekoppelde FMI”: een FMI waarmee de CTP contractuele regelingen, waaronder interoperabiliteitsregelingen, heeft getroffen;

  30. “buitengewone openbare financiële steun”: staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), of elke andere openbare financiële steun op supranationaal niveau die als hij op nationaal niveau werd verstrekt, staatssteun zou vormen, die wordt verstrekt om de levensvatbaarheid, liquiditeit of solvabiliteit van een CTP te vrijwaren of te herstellen;

  31. “financiële contracten”: contracten en overeenkomsten als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 100, van Richtlijn 2014/59/EU;

  32. “normale insolventieprocedures”: de collectieve insolventieprocedures die ertoe leiden dat de debiteur het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verliest en dat een liquidateur of een bewindvoerder wordt aangewezen, die normaal gesproken op grond van het nationaal recht op CTP’s van toepassing zijn, en die ofwel specifiek voor die instellingen gelden, ofwel algemeen op alle natuurlijke en rechtspersonen van toepassing zijn;

  33. “eigendomsinstrumenten”: aandelen, andere instrumenten die recht geven op eigendom, instrumenten die kunnen worden omgezet in, of recht geven op de verwerving van, aandelen of andere eigendomsinstrumenten, en instrumenten die belangen in aandelen of andere eigendomsinstrumenten vertegenwoordigen;

  34. “aangewezen nationale macroprudentiële autoriteit”: de autoriteit die is belast met het voeren van macroprudentieel beleid als bedoeld in aanbeveling B1 van de aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) van 22 december 2011 betreffende het macroprudentiële mandaat van nationale autoriteiten (ESRB/2011/3);

  35. “wanbetalingsfonds”: een door een CTP in stand gehouden wanbetalingsfonds overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  36. “voorgefinancierde middelen”: middelen die in het bezit zijn van en vrij beschikbaar zijn voor de betrokken rechtspersoon;

  37. “directie”: de persoon of de personen die de activiteiten van de CTP daadwerkelijk leiden en het uitvoerend lid of de uitvoerende leden van de raad;

  38. “transactieregister”: een transactieregister als omschreven in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 of in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad(19);

  39. “staatssteunregels van de Unie”: het kader dat is vastgesteld bij de artikelen 107, 108 en 109 VWEU en de verordeningen en alle handelingen van de Unie, met inbegrip van richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen, die krachtens artikel 108, lid 4, of artikel 109 VWEU zijn uitgevaardigd of aangenomen;

  40. “schuldinstrumenten”: obligaties of andere vormen van ongedekte overdraagbare schuld, instrumenten die een schuld creëren of erkennen en instrumenten die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;

  41. “initiële margin”: door de CTP geïnde margins ter dekking van de potentiële toekomstige blootstelling aan de clearingleden die de margin verstrekken en, waar toepasselijk, interoperabele CTP’s in het interval tussen de laatste inning van de margin en de liquidatie van posities na een wanbetaling door een clearinglid of een interoperabele CTP;

  42. “variatiemargin”: de margins die worden geïnd of uitbetaald om de actuele blootstellingen weer te geven die voortvloeien uit werkelijke veranderingen in de marktprijzen;

  43. “cash call bij afwikkeling”: een verzoek aan clearingleden van de CTP om, naast voorgefinancierde middelen, kasmiddelen te verstrekken op basis van de wettelijke bevoegdheden van een afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 31;

  44. “cash call bij herstel”: een verzoek, anders dan een cash call bij afwikkeling, aan clearingleden van de CTP om, naast voorgefinancierde middelen, kasmiddelen te verstrekken op basis van in de werkingsregels van de CTP vastgelegde contractuele regelingen;

  45. “overdrachtsbevoegdheden”: de in artikel 48, lid 1, onder c) en d), bedoelde bevoegdheden voor het overdragen van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten, verplichtingen of passiva, dan wel een willekeurige combinatie daarvan door een CTP in afwikkeling aan een ontvanger;

  46. “derivaat”: een derivaat als omschreven in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  47. “salderingsovereenkomst”: een overeenkomst waarbij een aantal vorderingen of verplichtingen in één enkele nettovordering kunnen worden omgezet, met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet (hoe ook of waar ook gedefinieerd), de verplichtingen van de partijen worden versneld zodat deze onmiddellijk verschuldigd zijn of beëindigd worden, en in ieder geval in één enkele nettovordering worden omgezet of erdoor worden vervangen, met inbegrip van “clausules tot saldering bij vroegtijdige beëindiging” als omschreven in artikel 2, lid 1, onder n), i), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad(20), en “verrekening (netting)” als omschreven in artikel 2, onder k), van Richtlijn 98/26/EG;

  48. “crisispreventiemaatregel”: de uitoefening van bevoegdheden om een CTP te verplichten maatregelen te nemen om tekortkomingen in haar herstelplan te verhelpen op grond van artikel 10, leden 8 en 9, de uitoefening van bevoegdheden voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid op grond van artikel 16 of de toepassing van een vroegtijdige-interventiemaatregel op grond van artikel 18;

  49. “beëindigingsrecht”: een recht om een contract te beëindigen, een recht om verplichtingen te versnellen, vroegtijdig te beëindigen, te verrekenen of te salderen, dan wel een eventuele soortgelijke bepaling die een verplichting van een partij bij het contract opschort, wijzigt of nietig verklaart of een bepaling die het ontstaan belet van een verplichting op grond van het contract die anders zou zijn ontstaan;

  50. “financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht”: een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/47/EG;

  51. “gedekte obligatie”: een gedekte obligatie als omschreven in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad(21);

  52. “afwikkelingsmaatregelen van een derde land”: maatregelen naar het recht van een derde land om het falen van een CTP uit een derde land te beheren die, wat de doelstellingen en de te verwachten resultaten betreft, vergelijkbaar zijn met afwikkelingsmaatregelen op grond van deze verordening;

  53. “betrokken nationale autoriteiten”: de afwikkelingsautoriteiten, bevoegde autoriteiten of bevoegde ministeries aangewezen overeenkomstig deze verordening of overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU of andere autoriteiten van de lidstaten die bevoegdheden hebben met betrekking tot activa, rechten, verplichtingen of passiva van CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten in hun rechtsgebied;

  54. “betrokken autoriteit van een derde land”: een autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor de uitoefening van functies die vergelijkbaar zijn met die van afwikkelingsautoriteiten of bevoegde autoriteiten op grond van deze verordening.

TITEL II AUTORITEITEN, AFWIKKELINGSCOLLEGE EN PROCEDURES

1.

Elke lidstaat wijst een of meer afwikkelingsautoriteiten aan waaraan de bevoegdheid wordt verleend om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen en de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen zoals beschreven in deze verordening.

Afwikkelingsautoriteiten zijn nationale centrale banken, bevoegde ministeries, administratieve overheidsautoriteiten of andere autoriteiten waaraan administratieve bevoegdheden zijn verleend.

2.

Afwikkelingsautoriteiten beschikken over de deskundigheid, middelen en operationele capaciteit om afwikkelingsmaatregelen toe te passen en hun bevoegdheden uit te oefenen met de snelheid en flexibiliteit die nodig zijn om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

3.

Indien een overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangewezen afwikkelingsautoriteit met andere functies is belast, zijn passende structurele regelingen getroffen om belangenconflicten te voorkomen tussen de bij deze verordening aan de afwikkelingsautoriteit toevertrouwde functies en alle andere aan die autoriteit toevertrouwde functies. Meer bepaald worden er regelingen ingevoerd om te zorgen voor daadwerkelijke operationele onafhankelijkheid, onder meer met afzonderlijke personeelsleden en rapportageregelingen en een onafhankelijk besluitvormingsproces van die afwikkelingsautoriteit, van alle taken die de afwikkelingsautoriteit op grond van artikel 22 van Verordening (EU) nr. 648/2012 als een bevoegde autoriteit van de CTP mag verrichten, en van de taken die de afwikkelingsautoriteit als de bevoegde autoriteit van de in artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde clearingleden mag verrichten.

4.

De vereisten van lid 3 beletten niet dat rapportageregelingen convergeren op het hoogste niveau van een organisatie die verschillende functies of autoriteiten omvat, of dat personeel op vooraf vastgestelde voorwaarden wordt gedeeld tussen de andere aan de afwikkelingsautoriteit toevertrouwde functies om een tijdelijk hoge werkdruk op te vangen, of dat de afwikkelingsautoriteit zelf gebruik kan maken van de deskundigheid van het gedeelde personeel.

5.

Autoriteiten die toezichts- en afwikkelingsfuncties op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 en de onderhavige verordening uitoefenen, en personen die deze functies namens die autoriteiten uitoefenen, werken bij de voorbereiding, planning en toepassing van afwikkelingsbesluiten nauw samen, zowel indien de afwikkelingsautoriteit en de bevoegde autoriteit afzonderlijke entiteiten zijn, als indien die functies door dezelfde entiteit worden verricht.

6.

Afwikkelingsautoriteiten zorgen voor de vaststelling en openbaarmaking van de geldende interne regels om te bewerkstelligen dat aan de vereisten van lid 3 wordt voldaan, waaronder regels inzake beroepsgeheim en inzake informatie-uitwisseling tussen de verschillende functionele gebieden.

7.

Lidstaten waar geen CTP is gevestigd, mogen van de vereisten van lid 3 afwijken, uitgezonderd wat betreft regelingen ter voorkoming van belangenconflicten.

8.

Elke lidstaat wijst één ministerie aan dat verantwoordelijk is voor de uitoefening van de bij deze verordening aan het bevoegde ministerie toevertrouwde functies.

9.

Indien de afwikkelingsautoriteit in een lidstaat niet het bevoegde ministerie is, stelt de afwikkelingsautoriteit het bevoegde ministerie zonder onnodige vertraging in kennis van de besluiten op grond van deze verordening en verkrijgt zij, tenzij de nationale wetgeving anders bepaalt, goedkeuring van dat ministerie vooraleer zij besluiten uitvoert die rechtstreekse budgettaire gevolgen zullen hebben of systeemimplicaties met waarschijnlijk rechtstreekse budgettaire gevolgen.

10.

De lidstaten stellen de Commissie en de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (ESMA) in kennis van de overeenkomstig lid 1 aangewezen afwikkelingsautoriteiten.

11.

Indien een lidstaat meer dan één afwikkelingsautoriteit aanwijst overeenkomstig lid 1, bevat de in lid 10 bedoelde kennisgeving:

  1. de redenen die deze meervoudige aanwijzing rechtvaardigen;

  2. de toewijzing van functies en verantwoordelijkheden tussen deze autoriteiten;

  3. de wijze waarop hun onderlinge coördinatie wordt gewaarborgd, en

  4. de afwikkelingsautoriteit die is aangewezen als contactautoriteit voor de samenwerking en coördinatie met de betrokken autoriteiten van andere lidstaten.

12.

De ESMA publiceert een lijst van de overeenkomstig lid 10 meegedeelde afwikkelingsautoriteiten en contactautoriteiten.

1.

De afwikkelingsautoriteit van de CTP richt voor het uitvoeren van de in de artikelen 12, 15 en 16 bedoelde taken een afwikkelingscollege op dat zij beheert en voorzit, en waarborgt de samenwerking en coördinatie met de autoriteiten die lid zijn van het afwikkelingscollege, en, waar passend, de samenwerking met bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten van derde landen.

Afwikkelingscolleges verschaffen de afwikkelingsautoriteiten en andere betrokken autoriteiten een kader voor het uitvoeren van de volgende taken:

  1. het uitwisselen van informatie die relevant is voor de opstelling van afwikkelingsplannen, onder meer voor het in aanmerking nemen van de systemische gevolgen van de uitvoering van het afwikkelingsplan, voor de toepassing van voorbereidende en preventiemaatregelen en voor de afwikkeling;

  2. het opstellen van afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 12;

  3. het beoordelen van de afwikkelbaarheid van CTP’s overeenkomstig artikel 15;

  4. het in kaart brengen, aanpakken en wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van CTP’s overeenkomstig artikel 16, en

  5. het coördineren van de openbare communicatie over afwikkelingsplannen en strategieën.

2.

De volgende entiteiten zijn lid van het afwikkelingscollege:

  1. de afwikkelingsautoriteit van de CTP;

  2. de bevoegde autoriteit van de CTP;

  3. de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de in artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde clearingleden, met inbegrip van, waar passend, de Europese Centrale Bank (ECB) in het kader van de taken in verband met het prudentieel toezicht op kredietinstellingen in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme die haar zijn verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad(22) en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) in zijn rol als afwikkelingsautoriteit van kredietinstellingen in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme die hem is verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 806/2014;

  4. de andere bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten van clearingleden dan die bedoeld onder c). Die bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten informeren de afwikkelingsautoriteit van de CTP en motiveren hun deelname aan het college op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de afwikkeling van de CTP kan hebben voor de financiële stabiliteit van hun respectieve lidstaat;

  5. de bevoegde autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten van de cliënten van clearingleden, mits er aan het college niet reeds een lid van hun eigen lidstaat deelneemt overeenkomstig punt c), d), f), g) of h) van dit lid. Die autoriteiten informeren de afwikkelingsautoriteit van de CTP en motiveren hun deelname aan het college op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de afwikkeling van de CTP kan hebben voor de financiële stabiliteit van hun respectieve lidstaat;

  6. de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 18, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  7. de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de CTP’s bedoeld in artikel 18, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  8. de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 18, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  9. de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) bedoeld in artikel 18, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  10. de centrale banken van uitgifte bedoeld in artikel 18, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  11. andere centrale banken van uitgifte van de EU-valuta’s van de financiële instrumenten die door de CTP zijn gecleard dan die welke worden bedoeld onder j). Die centrale banken van uitgifte informeren de afwikkelingsautoriteit van de CTP en motiveren hun deelname aan het college op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de afwikkeling van de CTP kan hebben voor hun respectieve valuta;

  12. de bevoegde autoriteit van de moederonderneming, in voorkomend geval;

  13. het bevoegde ministerie, indien de onder a) bedoelde afwikkelingsautoriteit niet het bevoegde ministerie is;

  14. de ESMA, en

  15. de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010.

3.

De ESMA, de EBA en de autoriteiten bedoeld in lid 2, onder d), e), k) en l) hebben geen stemrecht in afwikkelingscolleges.

Indien de ECB een lid van het college is overeenkomstig dit artikel, lid 2, onder c) en j), heeft zij twee stemmen in het college.

4.

De bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten van in derde landen gevestigde clearingleden en de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten van CTP’s uit derde landen waarmee de CTP interoperabiliteitsregelingen heeft getroffen, kunnen worden uitgenodigd om als waarnemer aan het afwikkelingscollege deel te nemen. Hun aanwezigheid hangt af van de mate waarin deze autoriteiten zijn onderworpen aan vertrouwelijkheidsvoorschriften die, naar het oordeel van de afwikkelingsautoriteit van de CTP als voorzitter van het afwikkelingscollege, gelijkwaardig zijn aan de in artikel 73 vastgestelde vertrouwelijkheidsvoorschriften.

De deelname van autoriteiten van derde landen aan het afwikkelingscollege kan worden beperkt tot de bespreking van welbepaalde grensoverschrijdende handhavingskwesties, waaronder mogelijkerwijs:

  1. de doeltreffende en gecoördineerde handhaving van afwikkelingsmaatregelen, met name overeenkomstig de artikelen 53 en 77;

  2. het vaststellen en wegnemen van mogelijke belemmeringen voor een doeltreffende afwikkeling die kunnen voortvloeien uit afwijkende wetgeving inzake zekerheid, salderings- en verrekeningsovereenkomsten en uiteenlopende bevoegdheden of strategieën op het gebied van herstel en afwikkeling;

  3. het vaststellen en het coördineren van benodigde nieuwe vereisten voor vergunning, erkenning of toelating, rekening houdend met het feit dat afwikkelingsmaatregelen tijdig moeten worden uitgevoerd;

  4. de mogelijke opschorting van de clearingverplichting voor de activacategorieën die worden getroffen door de afwikkeling van de CTP op grond van artikel 6 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 of van evenwaardige bepalingen in het nationale recht van het betrokken derde land;

  5. de mogelijke invloed van verschillende tijdzones op de toepasselijke kantoorsluitingstijd voor de beëindiging van de handel.

5.

De afwikkelingsautoriteit van de CTP is als voorzitter van het afwikkelingscollege verantwoordelijk voor:

  1. het opstellen van schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege, na raadpleging van de andere leden van het afwikkelingscollege;

  2. het coördineren van alle werkzaamheden van het afwikkelingscollege;

  3. het bijeenroepen en voorzitten van alle vergaderingen van het afwikkelingscollege;

  4. het vooraf informeren van alle leden van het afwikkelingscollege over de organisatie van vergaderingen, de voornaamste vergaderpunten en de te bespreken agendapunten;

  5. het beslissen of en welke autoriteiten van derde landen worden uitgenodigd op bepaalde vergaderingen van het afwikkelingscollege overeenkomstig lid 4;

  6. het faciliteren, bevorderen en coördineren van de tijdige uitwisseling van alle relevante informatie tussen de leden van het afwikkelingscollege, en

  7. het tijdig informeren van alle leden van het college over de besluiten en resultaten van die vergaderingen.

6.

Om de uitoefening van de aan het college toegewezen taken te faciliteren, krijgen de in lid 2 bedoelde leden van het college het recht om bij te dragen aan de opstelling van de agenda van de vergaderingen van het college, met name door punten aan de agenda van de vergadering toe te voegen.

7.

Voor een consistente en samenhangende werking van afwikkelingscolleges in de Unie ontwikkelt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud van de schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van de in lid 1 bedoelde afwikkelingscolleges.

Met het oog op het voorbereiden van die reguleringsnormen houdt de ESMA rekening met de desbetreffende bepalingen van de op basis van artikel 88, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU vastgestelde gedelegeerde handelingen.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 12 februari 2022 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

1.

De ESMA richt overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 een afwikkelingscomité (“het ESMA-afwikkelingscomité”) op dat de bij deze verordening aan de ESMA toevertrouwde besluiten voorbereidt, met uitzondering van de besluiten die overeenkomstig artikel 11 van deze verordening moeten worden genomen.

Daarnaast bevordert het ESMA-afwikkelingscomité de opstelling en coördinatie van afwikkelingsplannen, en ontwikkelt het methoden voor de afwikkeling van falende CTP’s.

2.

Het ESMA-afwikkelingscomité is samengesteld uit de overeenkomstig artikel 3, lid 1, aangewezen autoriteiten.

De in artikel 4, punt 2, i) en v), van Verordening (EU) nr. 1093/2010 bedoelde autoriteiten worden uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan het ESMA-afwikkelingscomité.

3.

Voor de toepassing van deze verordening werkt de ESMA samen met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (Eiopa) opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(23) en de EBA in het kader van het gemengd comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dat uit hoofde van artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 is opgericht.

4.

Voor de toepassing van deze verordening zorgt de ESMA voor een organisatorische scheiding tussen het ESMA-afwikkelingscomité en andere in Verordening (EU) nr. 1095/2010 genoemde functies.

1.

De bevoegde autoriteiten, de afwikkelingsautoriteiten en de ESMA werken voor de toepassing van deze verordening nauw samen. Meer bepaald wordt door de bevoegde autoriteit en de leden van het toezichtcollege tijdens de herstelfase doeltreffend met de afwikkelingsautoriteit samengewerkt en gecommuniceerd, opdat laatstgenoemde tijdig kan optreden.

2.

De afwikkelingsautoriteit van een CTP en de afwikkelingsautoriteiten van de clearingleden van de CTP werken nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat er geen belemmeringen bestaan voor de afwikkeling.

3.

De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten werken voor de toepassing van deze verordening samen met de ESMA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.

De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten verstrekken de ESMA onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

De bevoegde autoriteiten, de afwikkelingsautoriteiten en de ESMA houden bij het nemen van besluiten of maatregelen op grond van deze verordening rekening met alle hiernavolgende beginselen en aspecten:

  1. er wordt gewaarborgd dat besluiten of maatregelen met betrekking tot een CTP doeltreffend en evenredig zijn, rekening houdend met ten minste de volgende factoren:

    1. de rechtsvorm en de eigendoms- en organisatiestructuur van de CTP, inclusief eventuele verbanden van onderlinge afhankelijkheid binnen de groep waartoe de CTP behoort;

    2. de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de CTP, met name de omvang, structuur en liquiditeit in stressomstandigheden van de markten die zij bedient;

    3. de structuur, aard en diversiteit van het clearinglidmaatschap van de CTP, alsmede, voor zover de informatie beschikbaar is, van het netwerk van cliënten en indirecte cliënten van haar clearingleden;

    4. de vervangbaarheid van de kritieke functies van de CTP op de markten die zij bedient;

    5. de verwevenheid van de CTP met andere FMI’s, handelsplatformen, financiële instellingen en met het financiële stelsel in het algemeen;

    6. de vraag of de CTP otc-derivatencontracten cleart die behoren tot een klasse van otc-derivaten waarop de clearingverplichting overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van toepassing is, en

    7. de feitelijke of mogelijke gevolgen van de in artikel 18, lid 1, en artikel 22, lid 2, bedoelde schendingen;

  2. de besluiten worden zo nodig efficiënt, tijdig en met gepaste spoed genomen, bij het nemen van de besluiten en de maatregelen worden de kosten zo laag mogelijk gehouden, en er wordt tegelijk voor gezorgd dat de markt zo min mogelijk wordt verstoord;

  3. het gebruik van buitengewone openbare financiële steun wordt zo veel mogelijk vermeden, die steun wordt alleen als laatste redmiddel en overeenkomstig de voorwaarden in artikel 45 beschikbaar gesteld en gebruikt, en er worden geen verwachtingen gewekt dat er openbare financiële steun zal worden verstrekt;

  4. de afwikkelingsautoriteiten, de bevoegde autoriteiten en de andere autoriteiten werken samen om ervoor te zorgen dat besluiten en maatregelen gecoördineerd en efficiënt worden genomen;

  5. de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken autoriteiten in elke lidstaat worden duidelijk omschreven;

  6. de belangen van de lidstaten waar de CTP diensten verricht en waar haar clearingleden, en voor zover de informatie beschikbaar is, hun cliënten en indirecte cliënten, ook indien deze cliënten of indirecte cliënten door lidstaten als ASI’s zijn aangemerkt, en gekoppelde FMI’s, waaronder interoperabele CTP’s, zijn gevestigd, en in het bijzonder de gevolgen van een besluit of maatregel, of het uitblijven daarvan, voor de financiële stabiliteit of de begrotingsmiddelen van die lidstaten en van de Unie als geheel;

  7. afwikkelingsautoriteiten en afwikkelingscolleges kunnen de lidstaten noch verplichten tot het verstrekken van buitengewone openbare financiële steun noch afbreuk doen aan de budgettaire soevereiniteit en bevoegdheden van de lidstaten;

  8. de belangen van de getroffen clearingleden en, voor zover de informatie beschikbaar is, hun cliënten en indirecte cliënten, schuldeisers en andere belanghebbenden van de CTP in de betrokken lidstaten moeten in evenwicht worden gehouden door de belangen van bepaalde actoren niet oneerlijk te benadelen of te beschermen en door de lasten niet oneerlijk binnen en over de lidstaten te verdelen;

  9. elke verplichting op grond van deze verordening om een autoriteit te raadplegen alvorens een besluit of maatregel te nemen houdt ten minste de verplichting in te raadplegen over de elementen van het voorgestelde besluit of de voorgestelde maatregel die gevolgen heeft of waarschijnlijk zal hebben voor de clearingleden, cliënten, gekoppelde FMI’s of handelsplatformen of voor de financiële stabiliteit van de lidstaat waar de clearingleden, cliënten, gekoppelde FMI’s of handelsplatformen, gevestigd zijn of zich bevinden;

  10. indien een autoriteit de aandacht vestigt op een probleem in verband met de financiële stabiliteit van haar lidstaat, beraden de afwikkelingsautoriteit en het afwikkelingscollege van de CTP zich daar grondig over, en indien zij de geuite zorgpunten niet in aanmerking nemen, motiveren zij dat schriftelijk;

  11. afwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 12 worden in acht genomen, tenzij in het licht van de omstandigheden van het geval van die plannen moet worden afgeweken om de afwikkelingsdoelstellingen beter te kunnen verwezenlijken;

  12. zo mogelijk en in elk geval wanneer een voorgesteld besluit of een voorgestelde maatregel waarschijnlijk gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit of de begrotingsmiddelen van ongeacht welke lidstaat, wordt voor transparantie ten aanzien van de betrokken autoriteiten gezorgd;

  13. zij coördineren en werken zo nauw mogelijk samen, ook om de totale afwikkelingskosten te verlagen, en

  14. het volgende wordt, voor zover mogelijk, tot een minimum beperkt: de negatieve economische en sociale gevolgen van iedere beslissing, met inbegrip van negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit, voor alle lidstaten waar de CTP diensten verricht en waar haar clearingleden, en voor zover de informatie beschikbaar is, hun cliënten en indirecte cliënten, ook indien deze cliënten of indirecte cliënten door lidstaten als ASI’s zijn aangemerkt, en gekoppelde FMI’s, met inbegrip van interoperabele CTP’s, zijn gevestigd.

1.

De afwikkelingsautoriteiten, de bevoegde autoriteiten en de ESMA verstrekken elkaar op eigen initiatief of op verzoek tijdig alle informatie die relevant is voor de uitoefening van hun taken op grond van deze verordening.

2.

In afwijking van lid 1 mogen de afwikkelingsautoriteiten de door een autoriteit van een derde land verstrekte vertrouwelijke informatie alleen bekendmaken indien die autoriteit daar vooraf mee instemt.

3.

De afwikkelingsautoriteiten verstrekken het bevoegde ministerie alle informatie over beslissingen of maatregelen waarvoor kennisgeving, raadpleging of instemming van dat ministerie is vereist.

Afdeling 1 Afwikkelingsautoriteiten, afwikkelingscolleges en de rol van de Europese toezichthoudende autoriteiten

Artikel 3 Aanwijzing van afwikkelingsautoriteiten en bevoegde ministeries

Artikel 4 Afwikkelingscolleges

Artikel 5 ESMA-afwikkelingscomité

Artikel 6 Samenwerking tussen autoriteiten

Afdeling 2 Besluitvorming en procedures

Artikel 7 Algemene besluitvormingsbeginselen

Artikel 8 Uitwisseling van informatie

TITEL III VOORBEREIDING

HOOFDSTUK I Planning van herstel en afwikkeling

Afdeling 1 Herstelplanning

Artikel 9 Herstelplannen
Artikel 10 Beoordeling van herstelplannen
Artikel 11 Coördinatieprocedure voor herstelplannen

Afdeling 2 Afwikkelingsplanning

Artikel 12 Afwikkelingsplannen
Artikel 13 Plicht voor CTP’s om mee te werken en informatie te verstrekken
Artikel 14 Coördinatieprocedure voor afwikkelingsplannen

HOOFDSTUK II Afwikkelbaarheid

Artikel 15 Beoordeling van de afwikkelbaarheid

Artikel 16 Aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid

Artikel 17 Coördinatieprocedure voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid

TITEL IV VROEGTIJDIGE INTERVENTIE

Artikel 18 Vroegtijdige-interventiemaatregelen

Artikel 19 Afzetting van de directie en de raad

Artikel 20 Verlening van vergoeding aan niet in gebreke zijnde clearingleden

TITEL V AFWIKKELING

HOOFDSTUK I Doelstellingen, voorwaarden en algemene beginselen

Artikel 21 Afwikkelingsdoelstellingen

Artikel 22 Voorwaarden voor afwikkeling

Artikel 23 Algemene afwikkelingsbeginselen

HOOFDSTUK II Waardering

Artikel 24 Waarderingsdoelstellingen

Artikel 25 Voorschriften voor de waardering

Artikel 26 Voorlopige waardering

HOOFDSTUK III Afwikkelingsinstrumenten

Afdeling 1 Algemene beginselen

Artikel 27 Algemene bepalingen met betrekking tot afwikkelingsinstrumenten

Afdeling 2 Positie- en verliestoewijzingsinstrumenten

Artikel 28 Doelstelling en toepassingsgebied van de positie- en verliestoewijzingsinstrumenten
Artikel 29 Beëindiging van contracten — geheel of gedeeltelijk
Artikel 30 Vermindering van de waarde van winsten die de CTP moet betalen aan niet in gebreke zijnde clearingleden
Artikel 31 Cash call bij afwikkeling

Afdeling 3 Afschrijving en omzetting van eigendomsinstrumenten en schuldinstrumenten of andere ongedekte passiva

Artikel 32 Verplichting om eigendomsinstrumenten en schuldinstrumenten of andere ongedekte passiva af te schrijven en om te zetten
Artikel 33 Bepalingen inzake de afschrijving of omzetting van eigendomsinstrumenten en schuldinstrumenten of andere ongedekte passiva
Artikel 34 Gevolgen van afschrijving en omzetting
Artikel 35 Wegnemen van procedurele belemmeringen voor afschrijving en omzetting
Artikel 36 Indiening van een bedrijfssaneringsplan
Artikel 37 Inhoud van het bedrijfssaneringsplan
Artikel 38 Beoordeling en goedkeuring van het bedrijfssaneringsplan
Artikel 39 Uitvoering en monitoring van het bedrijfssaneringsplan

Afdeling 4 Instrument van verkoop van de onderneming

Artikel 40 Instrument van verkoop van de onderneming
Artikel 41 Instrument van verkoop van de onderneming: procedurevoorschriften

Afdeling 5 Instrument van de overbruggings-CTP

Artikel 42 Instrument van de overbruggings-CTP
Artikel 43 Overbruggings-CTP: procedurevoorschriften

Afdeling 6 Aanvullende financieringsregelingen

Artikel 44 Alternatieve financieringsmiddelen

Afdeling 7 Overheidsinstrumenten voor stabilisatie

Artikel 45 Overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie
Artikel 46 Openbare-kapitaalsteuninstrument
Artikel 47 Instrument voor tijdelijke overheidseigendom

HOOFDSTUK IV Afwikkelingsbevoegdheden

Artikel 48 Algemene bevoegdheden

Artikel 49 Bijkomende bevoegdheden

Artikel 50 Bijzonder bestuur

Artikel 51 Bevoegdheid om de verstrekking van diensten en faciliteiten te verlangen

Artikel 52 Bevoegdheid om crisispreventiemaatregelen of afwikkelingsmaatregelen van andere lidstaten af te dwingen

Artikel 53 Bevoegdheid met betrekking tot activa, contracten, rechten, passiva, verplichtingen en eigendomsinstrumenten van personen gevestigd in of onderworpen aan het recht van derde landen

Artikel 54 Uitsluiting van bepaalde contractuele voorwaarden in geval van vroegtijdige interventie en afwikkeling

Artikel 55 Bevoegdheid om bepaalde verplichtingen op te schorten

Artikel 56 Bevoegdheid om de afdwinging van zekerheidsrechten te beperken

Artikel 57 Bevoegdheid tot tijdelijke opschorting van beëindigingsrechten

Artikel 58 Bevoegdheid om zeggenschap over de CTP uit te oefenen

Artikel 59 Uitoefening van bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten

HOOFDSTUK V Waarborgen

Artikel 60 Geen enkele schuldeiser slechter af-beginsel

Artikel 61 Waardering voor de toepassing van het geen enkele schuldeiser slechter af-beginsel

Artikel 62 Waarborgen voor aandeelhouders, clearingleden en andere schuldeisers

Artikel 63 Bescherming voor cliënten en indirecte cliënten

Artikel 64 Recuperatie van betalingen

Artikel 65 Waarborg voor tegenpartijen bij gedeeltelijke overdrachten

Artikel 66 Bescherming voor financiële zekerheden en verrekenings- en salderingsovereenkomsten

Artikel 67 Bescherming voor zekerheidsregelingen

Artikel 68 Bescherming van gestructureerde financieringsregelingen en gedekte obligaties

Artikel 69 Gedeeltelijke overdrachten: bescherming van handels-, clearing- en afwikkelingssystemen

HOOFDSTUK VI Procedurele verplichtingen

Artikel 70 Kennisgevingsvereisten

Artikel 71 Beslissing van de afwikkelingsautoriteit

Artikel 72 Procedurele verplichtingen van afwikkelingsautoriteiten

Artikel 73 Vertrouwelijkheid

HOOFDSTUK VII Recht van beroep en uitsluiting van andere acties

Artikel 74 Voorafgaande rechterlijke goedkeuring en recht van beroep

Artikel 75 Beperkingen op andere procedures

TITEL VI BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 76 Overeenkomsten met derde landen

Artikel 77 Erkenning en handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen

Artikel 78 Recht tot weigering van de erkenning of handhaving van afwikkelingsprocedures van derde landen

Artikel 79 Samenwerking met autoriteiten van derde landen

Artikel 80 Uitwisseling van vertrouwelijke informatie

TITEL VII ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN EN SANCTIES

Artikel 81 Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen

Artikel 82 Specifieke bepalingen

Artikel 83 Bekendmaking van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen

Artikel 84 Door de ESMA bijgehouden centrale gegevensbank

Artikel 85 Uitoefening van de bevoegdheid om administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen en daadwerkelijke toepassing daarvan door bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten

TITEL VIII WIJZIGING VAN DE VERORDENINGEN (EU) Nr. 1095/2010, (EU) Nr. 648/2012, (EU) Nr. 600/2014, (EU) Nr. 806/2014 EN (EU) 2015/2365, EN RICHTLIJNEN 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU EN (EU) 2017/1132

Artikel 86 Wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010

Artikel 87 Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012

“Artikel 6 ter Opschorting van de clearingverplichting in het geval van afwikkeling

“Artikel 13 bis Vervanging van rentevoetbenchmarks in transacties uit het verleden

“Artikel 45 bis Tijdelijke beperkingen in geval van een significante andere gebeurtenis dan een wanbetaling

Artikel 88 Wijziging van Verordening (EU) 2015/2365

Artikel 89 Wijziging van Richtlijn 2002/47/EG

“Artikel 9 bis Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU)2021/23

Artikel 90 Wijziging van Richtlijn 2004/25/EG

Artikel 91 Wijziging van Richtlijn 2007/36/EG

Artikel 92 Wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132

Artikel 93 Wijziging van Richtlijn 2014/59/EU

Artikel 94 Wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014

Artikel 95 Wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014

TITEL IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 96 Evaluatie

Artikel 97 Inwerkingtreding

BIJLAGE