Home

/* COM/2013/06 final */

/* COM/2013/06 final */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEESPARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VANDE REGIO'S

over de tenuitvoerlegging van deafvalwetgeving van de EU

Richtlijn 2006/12/EG betreffendeafvalstoffen,Richtlijn 91/689/EEG inzake gevaarlijk afval,Richtlijn 75/439/EEG inzake afgewerkte olie, Richtlijn 86/278/EEG betreffendehet gebruik van zuiveringsslib in de landbouw,Richtlijn 94/62/EG inzake verpakking en verpakkingsafval,Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen en Richtlijn2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuurvoor de periode 2007-2009

1.           Inleiding

Dit verslag is bedoeld om belanghebbenden teinformeren over de tenuitvoerlegging van de Europese afvalwetgeving over deperiode 2007-2009. Het betreft de richtlijnen 2006/12/EG betreffendeafvalstoffen, 91/689/EG inzake gevaarlijk afval, 75/439/EEG inzake afgewerkteolie, 86/278/EEG betreffende het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, 94/62/EGinzake verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten vanafvalstoffen en 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronischeapparatuur. Daarnaast komen er nog afzonderlijke verslagen over detenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende deoverbrenging van afvalstoffen, Richtlijn 2006/21/EG betreffende het beheer vanafval van winningsindustrieën en Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken.

Het verslag is gebaseerd op door de lidstatenverstrekte informatie. Uitvoerige verslagen over de afzonderlijke richtlijnenzijn te vinden op http://ec.europa.eu/environment/waste/reporting/index.htm.

De richtlijnen 2006/12/EG betreffendeafvalstoffen, 91/689/EG inzake gevaarlijk afval en 75/439/EEG inzake afgewerkteolie zijn met ingang van 12 december 2010 ingetrokken bij de herziene Richtlijn2008/98/EG betreffende afvalstoffen, waarin de hoofdbepalingen van deingetrokken richtlijnen zijn opgenomen. Vandaar dat dit het laatste verslag isover de tenuitvoerlegging van die richtlijnen. Er is een nieuwe vragenlijstvastgesteld voor de verslagen over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/98/EG[1]. Figuur 1 in de bijlage bij ditverslag geeft een overzicht van de veranderingen in het afvalacquis.

2.           Tijdigheid en kwaliteit van derapportage

Voor de verslagperiode 2007-2009 hebben bijnaalle lidstaten voldaan aan hun rapportageverplichtingen[2]. Toch is derapportagediscipline nog steeds vatbaar voor verbetering: vier lidstaten haddenhun verslagen niet op tijd ingediend, soms waren niet alle vragen beantwoord ende informatie was niet altijd compleet.

Wat betreft de jaargegevens voor recycling ennuttige toepassing voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur(AEEA) en verpakking verwezen de meeste lidstaten naar de jaarverslagen die bijEurostat waren ingediend. Voor de meeste lidstaten waren geen gegevensbeschikbaar voor 2009 (wat voor AEEA in overeenstemming is met derapportageverplichtingen). Voor 2007 en 2008 was voor AEEA en verpakking eenvolledige reeks gegevens beschikbaar voor het percentage totale recycling ennuttige toepassing, alsook voor het percentage recycling en nuttige toepassingper materiaal- en afvalstroom.

De kwaliteit van de rapportage en van deverstrekte informatie was erg wisselend. De antwoorden van de lidstaten warenvaak onduidelijk. Hoewel dit in sommige gevallen kan worden toegeschreven aande onduidelijke formulering van verscheidene vragen in de vragenlijst, waren deantwoorden van de lidstaten bij herhaling vaag, bijvoorbeeld met frequenteverwijzingen naar nationale wetgeving maar zonder nadere bijzonderheden te geven,zelfs niet wanneer uitdrukkelijk werd gevraagd om een toelichting of ombijzonderheden over ervaringen.

3.           Richtlijn 2006/12/EG betreffendeafvalstoffen

Bij Richtlijn 2006/12/EG (hierna:"kaderrichtlijn afvalstoffen 2006" of "KRA 2006"), dieinmiddels is ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2008/98/EG betreffendeafvalstoffen, werden de basiseisen, definities en beginselen voor hetafvalbeheer in de EU vastgesteld. De KRA, die in 1975 werd vastgesteld en in 1991ingrijpend herzien, is vele malen gewijzigd. De KRA 2006, een gecodificeerdeversie van Richtlijn 75/442/EEG, was het relevante document voor deverslagperiode 2007-2009.

Bij de KRA 2006 werden cruciale definities ophet gebied van afvalbeheer ingevoerd (zoals de definitie van 'afval'), werdenlidstaten verplicht om adequate netwerken van afvalverwijderingsinstallaties opte zetten en werd een afvalbeheerhiërarchie van drie lagen ingevoerd waarbij depreventie van afval voorrang had op de nuttige toepassing ervan en verwijderingop de laatste plaats kwam. Volgens de KRA 2006 moesten de lidstaten ervoorzorgen dat afval nuttig werd toegepast of verwijderd zonder de menselijkegezondheid en het milieu in gevaar te brengen en was het onbeheerd achterlatenof ongecontroleerd storten of verwijderen van afval verboden. De lidstatenmoesten nationale afvalbeheerplannen (ABP's) opstellen en afvalverwerkingvergunningplichtig maken.

Alle rapporterende lidstaten hebben bevestigddat zij de KRA 2006 in nationaal recht hebben omgezet en dat zij voldoen aan debasiseisen die daarin zijn neergelegd, waartoe het opstellen van een of meerABP's en het nemen van maatregelen om te komen tot zelfvoorziening op hetgebied van afvalverwijdering behoren. Ook hebben zij bevestigd dat zij debepalingen inzake vergunningsvereisten en het bijhouden van registers hebbennageleefd.

Er kon echter een belangrijke tekortkoming in detoepassing van de Europese afvalwetgeving worden geconstateerd, namelijk tenaanzien van de gekozen afvalverwerkingsopties. Uit statistieken blijkt dat veellidstaten voor de verwerking van huishoudelijk afval nog steeds voor een grootdeel afhankelijk zijn van storten, wat in strijd is met deafvalbeheerhiërarchie zoals die in artikel 3, lid 1 KRA 2006 tot uitdrukkingwordt gebracht en helemaal met de eisen van de herziene kaderrichtlijn, waarineen afvalbeheerhiërarchie van vijf lagen wordt geïntroduceerd. In 2009verschilden de verwerkingsmethoden voor stedelijk afval nog aanzienlijk tussende lidstaten: van een extreem grote afhankelijkheid van stortplaatsen(Bulgarije, Roemenië, Malta, Litouwen en Letland storten meer dan 90% van hunafval) tot een stortpercentage van minder dan 5% (België, Denemarken,Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden). Het hoogste recyclingpercentage(inclusief compostering[3])werd bereikt in Oostenrijk (70%), gevolgd door Duitsland (66%), België enNederland (60%) en Zweden (55%). Zweden, Denemarken, Nederland, Luxemburg,België, Duitsland en Frankrijk hadden de hoogste verbrandingspercentages(waarbij toen geen onderscheid werd gemaakt tussen verbranding met en zonderterugwinning van energie). Deze grote verschillen waren, tot op zekere hoogte,het gevolg van de late tenuitvoerlegging van de afvalwetgeving in de lidstatendie na 2004 tot de EU zijn toegetreden. Vandaar dat in die landen devooruitgang op dit terrein nauwgezet moet worden gemonitord als debelangrijkste indicator van de doeltreffendheid van hun afvalbeheerbeleid. Maarook enkele oudere lidstaten laten consistent een laag prestatieniveau zien(bijv. Griekenland met een stortpercentage van 82% en Portugal met eenrecyclingpercentage van slechts 20%). In deze landen moet vooruitgang wordenaangemoedigd door advies op maat te verstrekken en middelen uit de Structuurfondsenen het Cohesiefonds in te zetten.

Wat de verwerking van stedelijk afval betreft,is er sprake van enige vooruitgang ten opzichte van de vorige verslagperiode,hetgeen waarschijnlijk te danken is aan een verbetering van deafvalbeheerinfrastructuur in de afgelopen jaren. De tenuitvoerlegging van deafvalstroomspecifieke EU-richtlijnen (zoals de verpakkingsrichtlijn, deAEEA-richtlijn en de batterijenrichtlijn) en maatregelen voor het realiserenvan de daarin gestelde doelen waren eveneens drijvende factoren, omdatbijvoorbeeld de infrastructuur, inzamelingssystemen en voorlichtingscampagnesdie naar aanleiding van deze wetgeving zijn gerealiseerd, hebben bijgedragenaan een algehele verbetering van het afvalbeheer. Gezien de doelstelling van deEU om een "Europese kringloopsamenleving" tot stand te brengen, zoalsneergelegd in de herziene kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG), zijn decijfers over afvalbeheer in het algemeen en het beheer van stedelijk afval inhet bijzonder echter nog steeds onbevredigend. Er is nog steeds een enormongebruikt recyclingpotentieel, waardoor meer dan de helft van de natuurlijkehulpbronnen die zich in afvalstoffen bevinden, niet wordt hergebruikt. Ermoeten onmiddellijk maatregelen worden genomen om sneller moderne,hulpbronnenefficiënte afvalbeheersystemen in te voeren.

4.           Richtlijn 91/689/EEG betreffendegevaarlijke afvalstoffen

De richtlijn gevaarlijke afvalstoffen - die inmiddelsis ingetrokken en waarvan de hoofdbepalingen zijn opgenomen in Richtlijn 2008/98/EGbetreffende afvalstoffen - voorzag in een uniforme definitie van gevaarlijkeafvalstoffen en was bedoeld om een milieuvriendelijk beheer van deze afvalstroomte verzekeren. Naast de eisen die al in de KRA 2006 waren neergelegd, werd nogeen aantal extra eisen gesteld met betrekking tot het beheer van gevaarlijkeafvalstoffen, waaronder traceerbaarheidseisen, een verbod op het vermengen vangevaarlijke afvalstoffen met andere afvalstoffen en een verplichting om deCommissie in kennis te stellen van afvalstoffen die gevaarlijke eigenschappenbezitten maar niet als gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld.

Alle rapporterende lidstaten hebben derelevante bepalingen van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen in nationaalrecht omgezet. Maar de informatie die zij verstrekten, was niet in allegevallen precies en volledig. Meer in het bijzonder bestaan er nog steedszorgen ten aanzien van de handhaving van het mengverbod en de vrijstellingenvan dit verbod. Er zijn twijfels over de vraag of inspecties op basis vanconcrete verdenkingen en naar aanleiding van specifieke klachten zoals die doorenkele lidstaten werden gemeld, voldoen aan het vereiste van "passendeperiodieke inspecties". Ook was niet altijd duidelijk of producenten vangevaarlijke afvalstoffen of ondernemingen in het algemeen of alleeninrichtingen die zich met afvalbeheer bezighouden werden onderworpen aaninspecties en rapportageplichtig waren.

5.           Richtlijn 75/439/EEG betreffende deverwijdering van afgewerkte olie

Ook de richtlijn afgewerkte olie is met ingangvan 12 december 2010 ingetrokken - afgewerkte olie valt nu onder Richtlijn 2008/98/EG betreffendeafvalstoffen.

Alle lidstaten hebben de richtlijn afgewerkteolie in nationaal recht omgezet. Uit de verslagen van de lidstaten blijkt datgeschikte vergunnings- en controlemechanismen zijn ingevoerd om te voorkomendat de verwijdering van afgewerkte olie negatieve milieu- ofgezondheidseffecten heeft.

In 2008 en 2009 werd in de EU een mix vanverwerkingsmethoden voor afgewerkte olie gebruikt. Zeven lidstaten gaven devoorkeur aan regeneratie boven verbranding en storten. Vier lidstaten gaven devoorkeur aan verbranding en één aan storten. Twee lidstaten wisten eenopvallend groot deel van hun afgewerkte olie te exporteren. Voor acht lidstatenwas een uitvoerige analyse niet mogelijk omdat gegevens ontbraken. Deresterende vijf lidstaten kozen voor een mix van de drie methoden.

Een aantal lidstaten wees op belemmeringenvoor de regeneratie of verbranding van afgewerkte olie. De meest gangbare wasde geringe hoeveelheid olie die werd geproduceerd en ingezameld, waardoor hetontbrak aan verwerkingscapaciteit. Investeringen in infrastructuur voor deverwerking van afgewerkte olie leken voor die landen uit economisch oogpuntweinig zinvol.

6.           Richtlijn 86/278/EEG betreffende hetgebruik van zuiveringsslib in de landbouw

De richtlijn zuiveringsslib is vastgesteld omhet gebruik van zuiveringsslib in de landbouw te bevorderen en de schadelijkeeffecten ervan op bodem, vegetatie, dieren en mensen te voorkomen. De richtlijnstelt een aantal kwaliteitseisen aan slib dat voor gebruik in de landbouw isbestemd en aan de bodem waarop slib wordt toegepast. Ook stelt de richtlijnbeperkingen aan de doeleinden waarvoor en de perioden waarin slib mag wordengebruikt. Deze eisen zijn in de eerste plaats bedoeld om de concentratie zwaremetalen in de bodem te beperken. Daartoe zijn grenswaarden vastgesteld voor deconcentratie zware metalen in bodems waarop zuiveringsslib wordt toegepast envoor de hoeveelheid zware metalen die per jaar door gebruik van slib in delandbouw in de bodem mag worden gebracht.

De omzetting en tenuitvoerlegging van dezerichtlijn verloopt nog steeds zonder problemen en sinds de laatsteverslagperiode hebben geen grote veranderingen plaatsgevonden. Het isinteressant dat de nationale grenswaarden voor zware metalen een grote variatievertonen tussen de lidstaten: terwijl sommige lidstaten de grenswaarden van derichtlijn hebben overgenomen, hebben andere veel strengere grenswaardengesteld.

Uit de analyse van de door de lidstatengerapporteerde gegevens over de hoeveelheid geproduceerd slib en de hoeveelheidslib die in de landbouw wordt gebruikt, blijkt dat de doelstelling om hetgebruik van slib in de landbouw te verhogen, is gerealiseerd: hoewel deproductie van slib tussen 2007 en 2009 licht verminderde (< 1%), nam dehoeveelheid slib die in de landbouw werd gebruikt in diezelfde periode metongeveer 8% toe.

In het eerste kwartaal van 2013 zal deCommissie een ex-postevaluatie verrichten van een aantal richtlijnen inzakeafvalstromen, waaronder de richtlijn inzake zuiveringsslib.

7.           Richtlijn 94/62/EG inzake verpakking enverpakkingsafval

De verpakkingsrichtlijn is gericht op hetharmoniseren van nationale maatregelen om negatieve milieueffecten vanverpakkingen en verpakkingsafval te voorkomen dan wel te verminderen en degoede werking van de eengemaakte markt te waarborgen. De richtlijn bevat bepalingeninzake preventie, hergebruik, nuttige toepassing en recycling vanverpakkingsafval. Ze stelt doelen voor recycling en nuttige toepassing,verplicht de lidstaten inzamelingssystemen voor verpakkingsafval in te voerenen stelt minimumeisen waaraan alle verpakkingen moeten voldoen voor toelatingtot de EU-markt. Aan verscheidene lidstaten is een overgangsperiode verleend voorhet bereiken van de doelen inzake recycling en nuttige toepassing.

De richtlijn is in het algemeen door allerapporterende lidstaten naar behoren in nationaal recht omgezet. Afgaande op deinformatie van de lidstaten en de statistieken van Eurostat is het algeheletenuitvoerleggingsniveau nog steeds bevredigend. Slechts twee lidstaten hebbenaangegeven dat hun nationale wetgeving in de verslagperiode is gewijzigd.

Tussen 2007 en 2009 bleven de hoeveelheid ensamenstelling van het geproduceerde verpakkingsafval vrij stabiel, met eenlichte stijging qua gewicht in 2007 en 2008. In 2009 was er sprake van eenaanzienlijke daling van de hoeveelheid verpakkingsafval, tot onder het niveauvan 2005, hoewel niet precies kan worden aangegeven wat de oorzaken hiervanzijn.

Griekenland, Ierland en Portugal is tot 2011uitstel verleend voor het bereiken van de verwerkingsdoelen voor verpakkingen,vanwege respectievelijk het grote aantal kleine eilanden, de aanwezigheid vanplattelands- en berggebieden en het lage verbruik van verpakkingen. Daarnaast wordtbij Richtlijn 2005/20/EG en de toetredingsverdragen uitstel verleend aan landendie respectievelijk in 2004 (Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije,Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië) en 2007 (Bulgarije en Roemenië)tot de Unie zijn toegetreden.

De percentages voor totale nuttige toepassingen recycling zijn vergeleken met de vorige verslagperiode aanzienlijk gestegen,vooral door de invoering van inzamelings- en verwerkingssystemen voorverpakkingsafval in de nieuwe lidstaten. Tussen 2007 en 2009vertoonden die percentages in de EU-27 een lichte maar gestage stijging.

De overgrote meerderheid van de lidstatenheeft de doelen voor totale nuttige toepassing en recycling gehaald, alsook dedoelen voor de recycling van specifieke materialen, op enkele uitzonderingenna. In 2009 haalden vier lidstaten een of meer van de gestelde doelen niet.Enkele lidstaten haalden een bepaalde doelstelling in één jaar niet, maar in dejaren ervoor en erna wel, wat erop duidt dat de afvalbeheerinfrastructuur indie lidstaten geen systematische structurele gebreken heeft. Andere lidstaten slaagdener tijdens de verslagperiode echter nooit in de doelen voor totale nuttigetoepassing en recycling en de materiaalspecifieke doelen te halen. Dit probleemmoet per land worden aangepakt.

De meerderheid van de lidstaten heeftmaatregelen genomen om het ontstaan van verpakkingsafval te voorkomen. Hetstimuleren van het voorkómen van verpakkingsafval en het ontwikkelen van systemenvoor het hergebruik van verpakkingen blijft echter een continue taak voor delidstaten.

Alle rapporterende lidstaten hebben aangegevendat zij afzonderlijke inzamelingssystemen voor verpakkingsafval hebben opgezet[4]. Maar niet alle systemen zijneven efficiënt en even toegankelijk voor de bevolking en ook de kosten voor deburger verschillen. Sommige van de lidstaten die in 2004 zijn toegetreden, zijnnog maar pas geleden begonnen met het opzetten van de relevante infrastructuur,via proefprojecten in stedelijke gebieden. De lidstaten hebben verschillendeinitiatieven uitgevoerd voor de bewustmaking van consumenten en ondernemingenover het belang van milieuvriendelijk beheer van verpakkingsafval, onder meerdoor gescheiden inzameling. Op de plaatsen waar bedoelde systemen wareningevoerd, verliep de gescheiden inzameling beduidend beter dan op plaatsenwaar dat niet was gebeurd (en was ook de daaropvolgende recycling van hogerekwaliteit).

De tenuitvoerlegging en praktische handhavingvan de eisen van de verpakkingsrichtlijn variëren aanzienlijk tussen delidstaten, hetgeen wordt bevestigd door de statistische gegevens. Ook deverpakkingsrichtlijn wordt onderworpen aan de geplande ex-postevaluatie die in2013 van start gaat.

8.           Richtlijn 1999/31/EG betreffende hetstorten van afvalstoffen

De stortrichtlijn is bedoeld om de negatieveeffecten van het storten van afvalstoffen op het milieu en de menselijkegezondheid te voorkomen of te verminderen. De richtlijn stelt strengetechnische eisen aan stortplaatsen, bevat specifieke eisen voor het aanvaardenvan afvalstoffen op stortplaatsen en introduceert stortplaatsklassen op basisvan het afval dat wordt gestort. De stortrichtlijn verplicht de lidstaten omervoor te zorgen dat de bevoegde nationale autoriteiten vergunningen afgevenvoor het beheer van stortplaatsen. De hoofdbepalingen bevatten doelstellingenvoor een geleidelijke vermindering van het aandeel biologisch afbreekbareafvalstoffen[5]dat wordt gestort, teneinde de uitstoot van methaan[6] te verminderen, samen mettechnische eisen voor het afvangen en behandelen van stortgas.

Storten is altijd beschouwd als de minstwenselijke methode van afvalverwijdering. Dit is bevestigd in de KRA 2008. Veellidstaten namen maatregelen om het helemaal uit te bannen en waren hierin ergsuccesvol (in België, Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zwedenwas het percentage stedelijk afval dat werd gestort, gedaald tot minder dan 5%).Maar in veel andere landen was storten nog steeds verreweg de belangrijkste (zoniet de enige) methode voor het verwijderen van stedelijk afval. Die landenmoeten aanzienlijke inspanningen doen om hierin verandering te brengen en hetstorten van afval drastisch verminderen.

De lidstaten hebben gemeld dat de meeste eisenvan de richtlijn in nationaal recht zijn omgezet. Alle lidstaten hebbenmaatregelen genomen om minder stedelijk afval te storten, waaronderpreventiemaatregelen, en hebben nationale strategieën en maatregelenvastgesteld voor het verminderen van de hoeveelheid biologisch afbreekbareafvalstoffen die naar stortplaatsen gaat. De gegevens over de hoeveelheidbiologisch afbreekbaar afval die wordt gestort, laten een continue daling zien:van de 19 lidstaten waarvoor de gegevens kunnen worden vergeleken met die vanhet vorige verslag, hebben 11 de hoeveelheid biologisch afbreekbaar stedelijkafval die wordt gestort, kunnen verminderen.

Alle lidstaten hebben voor de verschillendestortplaatsklassen aanvaardingscriteria vastgesteld. De technische eisen van derichtlijn (monitoring van percolaat[7],oppervlakte- en grondwater en gasemissies) zijn in het algemeen goed innationaal recht omgezet. Er zijn echter niet voor alle lidstaten uitvoerigegegevens beschikbaar over de praktische handhaving van die eisen doorstortplaatsexploitanten. Volgens de gegevens die aan het einde van deverslagperiode 2007-2009 beschikbaar waren, was op dat moment nog steeds eenaanzienlijk aantal niet-conforme stortplaatsen in bedrijf, hoewel hun aantal invergelijking met het vorige verslag wel was gedaald (dit geldt met name voorstortplaatsen voor ongevaarlijke afvalstoffen). De meeste lidstaten gaven aandat alle stortplaatsen die in bedrijf waren, inclusief stortplaatsen voorinerte afvalstoffen, aan de eisen van de richtlijn voldeden. In vier lidstatenvoldeed maar een klein deel van de stortplaatsen aan de richtlijn en moesten deoverige worden verbeterd en gemoderniseerd.

De Commissie zal de doelstellingen voorvermindering van het storten van biologisch afbreekbaar afval in 2014 evaluerenen het Europees Parlement en de Commissie dienaangaande een verslag voorleggen,zo nodig vergezeld van een voorstel.

9.           Richtlijn 2002/96/EG betreffendeafgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-richtlijn)

De AEEA-richtlijn beoogt het bevorderen enoptimaliseren van de inzameling, het hergebruik, de recycling en de nuttigetoepassing van AEEA met inachtneming van een hoog niveau van milieu- engezondheidsbescherming. De richtlijn voorziet in het opzetten vaninzamelingssystemen voor oude toestellen en legt de nadruk op toepassing vanhet beginsel van producentenverantwoordelijkheid als een essentieelbeleidsmechanisme voor het verminderen van de hoeveelheid AEEA die definitiefwordt verwijderd. De richtlijn is gericht op het bevorderen vanproductontwerpen die minder AEEA doen ontstaan en het hergebruik en de nuttigetoepassing van AEEA vergemakkelijken en voorziet in de financiering van systemenvan producenten voor de nuttige toepassing en verwerking ervan. In de richtlijnwordt benadrukt dat AEEA vanwege het feit dat zij vaak gevaarlijkeeigenschappen bezitten en als hulpbron een materiële waarde hebben, zorgvuldigmoeten worden beheerd. Vandaar dat voor de lidstaten bindende streefcijferszijn vastgesteld voor de inzameling van AEEA van huishoudens en voorhergebruik/recycling en de nuttige toepassing van de verschillende categorieënAEEA, om zo bij te dragen aan een efficiënt gebruik van deze hulpbron (sommigelidstaten is uitstel verleend voor het bereiken van de streefcijfers).

In 2008 is de Commissie begonnen met eenherschikking van de AEEA-richtlijn, teneinde de inzamelingsstreefcijfers aan tepassen aan de realiteit in de lidstaten, de bepalingen tegen illegaleoverbrenging te versterken en de administratieve lasten te verlichten. Denieuwe AEEA-richtlijn is goedgekeurd op 4 juli 2012[8].

Alle lidstaten hebben de relevante bepalingenvan de AEEA-richtlijn in nationaal recht omgezet.

Uitgaande van de nationale tenuitvoerleggingsverslagenvoor de periode 2007-2009 en de gerapporteerde gegevens over de mate waarin degestelde doelen zijn bereikt, zijn de bepalingen van de richtlijn in hetalgemeen naar tevredenheid nageleefd. De EU-15 moesten de streefcijfers van derichtlijn in de verslagjaren 2007 en 2008 halen. Ook voor Slovenië gold 2008als deadline. De overige lidstaten moeten vanaf verslagjaar 2009 laten zien datzij de richtlijn naleven. De relevante gegevens werden door alle lidstatengerapporteerd. Van de landen die de streefcijfers in 2008 moesten halen, lagenalleen Italië en Slovenië beduidend onder het huidige inzamelingsstreefcijfervan 4 kg[9].De tot dusver gerapporteerde jaargegevens laten een duidelijk positieve trendzien voor inzameling en nuttige toepassing.

Alle rapporterende lidstaten hebben aangegevendat inzamelingssystemen voor AEEA zijn opgezet. Gemeentelijke inzameling isverreweg de meest gekozen optie. Slechts in een paar gevallen vindt naastcollectieve inzameling ook inzameling via private, individuele systemen plaats.De nationale systemen verschillen onderling in complexiteit en doelmatigheid enin de beschikbaarheid voor inwoners. Daarnaast zijn de inzamelingssystemen inhet ene land verder ontwikkeld dan in het andere en zijn er ook verschillen inontwikkelingsniveau tussen stad en platteland.

In alle lidstaten waarvoor gegevensbeschikbaar zijn, is over de verslagperiode sprake van een groei van dehoeveelheid AEEA die wordt ingezameld, hergebruikt/gerecycled of nuttigtoegepast. De overgrote meerderheid van de lidstaten heeft deinzamelingsstreefcijfers van de richtlijn gehaald[10], alsook de streefcijfers voorhergebruik/recycling en nuttige toepassing voor de afzonderlijkeAEEA-categorieën. In de gevallen waarin lidstaten streefcijfers van derichtlijn niet hebben gehaald, hebben zij in de regel alleen specifiekestreefcijfers niet gehaald en de overige wel. In 2007 en 2008 werden deafvalstroomspecifieke hergebruik-/recyclingstreefcijfers door drie rapporterendelidstaten niet gehaald.

10.         Conclusies

Op basis van de verslagen van de lidstatenvoor de periode 2007-2009 kan worden geconcludeerd dat de Europeseafvalwetgeving grotendeels naar behoren in nationaal recht is omgezet.

Volgens de informatie van de lidstaten en debeschikbare statistische cijfers is het tenuitvoerleggingsniveau voor de AEEA-en de verpakkingsrichtlijn in het algemeen bevredigend. Slechts een paarlidstaten hebben specifieke doelstellingen niet gehaald.

Voor de richtlijnen betreffende respectievelijkde verwijdering van afgewerkte olie en het gebruik van zuiveringsslib in delandbouw zijn evenmin grote problemen of tekortkomingen bij detenuitvoerlegging vastgesteld.

Voor andere richtlijnen zijn echter welbelangrijke problemen bij de praktische tenuitvoerlegging en handhavinggeconstateerd. Deze conclusie kan niet alleen worden getrokken uit detenuitvoerleggingsverslagen van de lidstaten, maar ook uit andereinformatiebronnen, zoals gegevens van Eurostat, de eigen studies van deCommissie en het aantal klachten en inbreuken in verband met afvalbeheer. Demate waarin de verschillende richtlijnen worden gehandhaafd, varieertaanzienlijk, waarbij de handhaving van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen,de KRA 2006 en de stortrichtlijn de grootste zorgen baart.

Wat de richtlijn gevaarlijke afvalstoffenbetreft, baren met name de praktische handhaving van het mengverbod[11] en van de vrijstellingen vandit verbod[12]zorgen en, meer in het algemeen, de uitleg die wordt gegeven aan 'periodieke'inspecties en de inrichtingen die in sommige lidstaten aan een inspectie wordenonderworpen.

Wat de stortrichtlijn betreft, zijn de strengeeisen van die richtlijn in veel gevallen in nationaal recht omgezet en zijnmaatregelen genomen om het storten van biologisch afbreekbaar afval teverminderen, maar is het zorgelijk hoeveel niet-conforme stortplaatsen nogsteeds in bedrijf zijn. Een ander ernstig probleem is het algemeenstortpercentage: daar waar sommige lidstaten hebben laten zien dat het mogelijkis dit tot bijna nul terug te dringen, zijn verscheidene andere lidstaten nogsteeds voor een groot deel afhankelijk van deze minst wenselijkeverwijderingsoptie. In het licht van de beleidsprioriteit van het Stappenplanvoor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa om het storten van afval quasivolledig tot het verleden te doen behoren, moet hieraan bijzondere aandachtworden geschonken.

Wat de KRA 2006 betreft, duiden de beschikbarestatistieken, het aantal inbreukzaken, de vorige tenuitvoerleggingsverslagen ende eigen studies van de Commissie op een continu gebrek aan uitvoering enhandhaving. Hoewel voor deze verslagperiode enige vooruitgang valt te noteren,blijft de juiste toepassing van de afvalbeheerhiërarchie, zelfs in de drielagenversie,zorgen baren: de afhankelijkheid van storten is te groot en als gevolg daarvanwordt het potentieel voor recycling en nuttige toepassing onvoldoende benut.Tot de grootste hindernissen voor een betere tenuitvoerlegging oplidstaatniveau behoren een gebrek aan betrokkenheid en middelen voor controleen handhaving, in combinatie met structurele, institutionele en constitutionelebelemmeringen[13].Het wegnemen van deze belemmeringen zou samen met krachtigere nationaleinspecties en het verwerven van meer knowhow over afvalbeheer tot groteverbeteringen leiden.

In Richtlijn 2008/98/EG is deafvalbeheerhiërarchie zo gewijzigd dat een grotere nadruk is komen te liggen oppreventie, hergebruik en recycling. Verwacht wordt dat het opnemen van nieuwestreefcijfers voor recycling en nuttige toepassing in deze richtlijn eenbelangrijke impuls zal zijn om te streven naar meer hergebruik van degrondstoffen die in afval zijn verwerkt, in plaats van die grondstoffen met hetafval te verwijderen. Tegelijkertijd biedt de herziene richtlijn de lidstatende mogelijkheid om af te wijken van de afvalbeheerhiërarchie wanneer dit"op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de algemeneeffecten van het produceren en beheren van [...] afvalstoffen gerechtvaardigdis". Hierdoor kunnen de lidstaten bij het vaststellen en toepassen vanmethoden voor afvalbeheer een bredere aanpak volgen en kiezen voor de methodedie het beste milieuresultaat oplevert[14].

Volgens een recente studie[15] die door de Commissie isgepubliceerd, zou de volledige tenuitvoerlegging van de Europese afvalwetgevingjaarlijks uiterlijk in 2020 een besparing van 72 miljard euro opleveren, dejaaromzet van de afval- en recyclingsector van de EU met 42 miljard euro doenstijgen en 400 000 banen creëren. Door illegale afvalpraktijken enontbrekende infrastructuur in de lidstaten worden kansen voor economische groeigemist en milieubedreigingen veroorzaakt die wij ons niet kunnen veroorloven.Daarom is het van het allergrootste belang dat er doortastende maatregelenworden genomen om de hiaten in de uitvoering van de afvalwetgeving te dichtenen een hulpbronnenefficiënte samenleving dichter bij te brengen.

            Bijlage           

Figuur 1. Overzicht van Europese afvalwetgeving - stand van zaken injuli 2012

Figuur 2. Stedelijk afval perland in 1995, 2002 en 2009, gerangschikt naar de hoeveelheid afval in 2009 (kgper hoofd)

Figuur 3. Stedelijk afval dat werd gestort,verbrand, gerecycled en gecomposteerd in de EU-27 in de periode 1995 - 2009

Figuur 4. Behandeling van stedelijk afval, 2009(Bron : DG ENV, op basis van gegevens van Eurostat)

Figuur 5. Afvalproductie voor mineraal enorganisch afval, 2008 (kg per hoofd)

Figuur 6. Productie vangevaarlijk afval, voor de periode 2004 - 2008 (kg per hoofd)

Figuur 7. Ontwikkeling vanafvalbehandeling in de EU-27 naar afvalcategorie, voor de periode 2004 - 2008(in duizenden tonnen)

Figuur 8. Streefcijfers voorAEEA bestemd voor verwerking, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2002/96/EG

De verwerking omvat ten minste het verwijderen van alle vloeistoffen. Artikel 7 van de richtlijn bevat specifieke streefcijfers voor recycling en nuttige toepassing voor de verschillende categorieën AEEA. || Percentage hergebruik en recycling (van het gemiddelde gewicht per apparaat) || Percentage nuttige toepassing (van het gemiddelde gewicht per apparaat)

Afvalstroom van elektronische apparaten:

Grote huishoudelijke apparaten || 75% || 80%

Automaten || 75% || 80%

IT- en telecommunicatieapparatuur || 65% || 75%

Consumentenapparatuur || 65% || 75%

Kleine huishoudelijke apparaten || 70% || 50%

Verlichtingsapparatuur || 70% || 50%

Elektrisch en elektronisch gereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties) || 70% || 50%

Speelgoed, apparatuur voor ontspanning || 70% || 50%

Meet- en controle-instrumenten || 70% || 50%

Gasontladingslampen || 80% ||

[1]               Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 april 2012tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over detenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raadbetreffende afvalstoffen, beschikbaar op http://ec.europa.eu/environment/waste/reporting/pdf/C_2012_2384.pdf

[2]               Met uitzondering van Frankrijk, Griekenland, Malta en deBelgische gewesten Brussel en Wallonië, die op het moment dat dit verslag werdafgerond geen volledige reeks tenuitvoerleggingsverslagen hadden voorgelegd.

[3]               Compostering is een proces waarbij biomassa metbehulp van zuurstof en bepaalde micro-organismen wordt omgezet in compost (vooreen uitvoerige beschrijving van verschillende methoden voor de verwerking vanbiologisch afbreekbaar afval zie kader 2 van het werkdocument van de dienstenvan de Commissie bij de mededeling van de Commissie betreffende toekomstigestappen op het gebied van bioafvalbeheer in de Europese Unie SEC(2010) 577definitief, beschikbaar ophttp://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/sec_biowaste.pdf)

[4]               Onder afzonderlijke inzamelingssystemen voorverpakkingsafval wordt verstaan systemen voor "de terugname en/ofinzameling van gebruikte verpakkingen en/of verpakkingsafval van de consumentenof andere eindgebruikers of uit de afvalstroom, teneinde ze naar de meestgeschikte beheersalternatieven toe te leiden" (artikel 7, lid 1, onder a),van de verpakkingsrichtlijn).

[5]               Onder biologisch afbreekbare afvalstoffen wordtverstaan "afvalstoffen die aëroob of anaëroob kunnen worden afgebroken,zoals voedsel- en tuinafval, en papier en karton" (artikel 2, onder m),van de stortrichtlijn).

[6]               Bij de afbraak van biologisch afbreekbaar afval komtmethaan vrij, een krachtig broeikasgas waarvan het broeikaseffect ongeveertwintig keer zo groot is als dat van CO2.

[7]               Onder percolaat wordt verstaan "iederevloeistof die door de gestorte afvalstoffen sijpelt en afkomstig is uit destortplaats of zich daarin bevindt" (artikel 2, onder i), van destortrichtlijn).

[8]               Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en deRaad, PB L 197/38 van 24.7.2012, van 4 juli 2012 betreffende afgedankteelektrische en elektronische apparatuur (AEEA).

[9]               "(D)e lidstaten [zorgen] ervoor dat op uiterlijk 31december 2006 een gemiddelde hoeveelheid gescheiden ingezamelde AEEA uitparticuliere huishoudens wordt bereikt van ten minste vier kilogram per inwonerper jaar" (artikel 5, lid 5 AEEA-richtlijn).

[10]             Voor de streefcijfers die op de verschillende categorieënAEEA van toepassing zijn, zie artikel 7, lid 2, en bijlage IA van deAEEA-richtlijn, alsook figuur 8 in de bijlage bij dit verslag en tabel 3 in hetverslag over de tenuitvoerlegging van de AEEA-richtlijn ophttp://ec.europa.eu/environment/waste/reporting/index.htm

[11]             "De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te eisendat bedrijven en ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen verwijderen, nuttigtoepassen, inzamelen of vervoeren, de verschillende categorieën gevaarlijkeafvalstoffen van elkaar gescheiden houden en gevaarlijke afvalstoffengescheiden houden van niet-gevaarlijke afvalstoffen" (artikel 2, lid 2,van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen).

[12]             Merk op dat de bepalingen inzake het mengverbod en devoorwaarden voor vrijstelling in Richtlijn 2008/98/EG aanzienlijk zijngewijzigd.

[13]             Zie de studie van de Commissie getiteld "ImplementingEU legislation for green growth", eindverslag van 29 november 2011,beschikbaar op     http://ec.europa.eu/environment/waste/studies/pdf/study%2012%20FINAL%20REPORT.pdf

[14]             Zie de richtsnoeren van de Commissie voor de toepassingvan benaderingen die op levenscyclusdenken zijn gebaseerd (bijv.LCA) op afvalbeheer, beschikbaar op http://lct.jrc.ec.europa.eu/assessment/publications

[15]             "Implementing EU legislation for green growth",eindverslag van 29 november 2011, beschikbaar op http://ec.europa.eu/environment/waste/studies/pdf/study%2012%20FINAL%20REPORT.pdf