„Het vonnis tot opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten doet voor de schuldeisers niet de mogelijkheid herleven om individueel tegen de debiteur op te treden, tenzij de vordering is ontstaan:
-
uit een strafrechtelijke veroordeling wegens feiten die geen verband houden met de beroepsuitoefening van de schuldenaar, of wegens belastingontduiking, maar in dit laatste geval enkel ten behoeve van de fiscus;
-
uit aan de persoon van de schuldeiser gebonden rechten.