Home

Arrest van het Hof (grote kamer) van 9 november 2004.

Arrest van het Hof (grote kamer) van 9 november 2004.

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
9 november 2004

Uitspraak

Arrest van het Hof (grote kamer)

9 november 2004(*)

In zaak C-444/02,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,

ingediend door het Monomeles Protodikeio Athinon (Griekenland) bij beslissing van 11 juli 2002, ingekomen bij het Hof op 9 december 2002, in de procedure

Fixtures Marketing Ltd

tegen

Organismos prognostikou agonon podosfairou AE (OPAP),

HET HOF VAN JUSTITIE (grote kamer),

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas en K. Lenaerts (rapporteur), kamerpresidenten, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaatgeneraal: C. Stix-Hackl,

griffiers: M. Mugica Arzamendi en M.-F. Contet, hoofdadministrateurs,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 maart 2004,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • Fixtures Marketing Ltd, vertegenwoordigd door K. Giannakopoulos, dikigoros,

    • het Organismos prognostikon agonon podosfairou AE, vertegenwoordigd door F. Christodoulou, K. Christodoulou, A. Douzas, L. Maravelis en C. Pampoukis, dikigoroi,

    • de Griekse regering, vertegenwoordigd door E. Mamouna, I. Bakopoulos en V. Kyriazopoulos als gemachtigden,

    • de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx als gemachtigde, bijgestaan door P. Vlaemminck, advocaat,

    • de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door E. Riedl als gemachtigde,

    • de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Fernandes en A. P. Matos Barros als gemachtigden,

    • de Finse regering, vertegenwoordigd door T. Pynnä als gemachtigde,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Banks en M. Patakia als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 8 juni 2004,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de bepalingen van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20; hierna: „richtlijn”).

2 Dit verzoek is ingediend in het leader van een geding tussen de vennootschap Fixtures Marketing Ltd (hierna: „Fixtures”) en het Organismos prognostikou agonon podosfairou AE (hierna: „OPAP”). Het geding is ontstaan doordat het OPAP voor het organiseren van voetbaltoto's gebruik maakt van gegevens uit kalenders van Engelse en Schotse voetbalkampioenschappen.

Rechtskader

3 Volgens artikel 1, lid 1, van de richtlijn betreft deze de rechtsbescherming van databanken in ongeacht welke vorm. In artikel 1, lid 2, van deze richtlijn wordt een databank gedefinieerd als „een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk”.

4 Artikel 3 van de richtlijn bepaalt dat „databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen”, door het auteursrecht worden beschermd.

5 Artikel 7 van de richtlijn schept in de volgende bewoordingen een recht sui generis:

„Voorwerp van de bescherming

1. De lidstaten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.

2. In dit hoofdstuk wordt:

  1. onder ‚opvraging’ verstaan, het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm,

  2. onder ‚hergebruik’ verstaan, elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, on line transmissie of in een andere vorm. De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de Gemeenschap.

Openbare uitlening wordt niet als opvraging of hergebruik beschouwd.

3. Het in lid 1 bedoelde recht kan overgedragen, afgestaan of contractueel in licentie gegeven worden.

4. Het in lid 1 bedoelde recht geldt ongeacht de mogelijkheid dat die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. Het geldt bovendien ongeacht de mogelijkheid dat de inhoud van die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. De bescherming van databanken door het in lid 1 bedoelde recht laat de bestaande rechten op de inhoud ervan onverlet.

5. Het herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank, zijn niet toegestaan.”

6 De richtlijn is in Grieks recht omgezet bij wet nr. 2819/2000 (FEK A' 84/15.3.2000).

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

7 Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de organisatoren van Engelse en Schotse voetbalkampioenschappen de vennootschap Football Fixtures Ltd door middel van licentieovereenkomsten hebben belast met het beheer van het gebruik dat buiten het Verenigd Koninkrijk wordt gemaakt van de wedstrijdkalenders van die kampioenschappen. Daarbij is Fixtures het recht verleend, de houders van de aan deze kalenders verbonden intellectuele eigendomsrechten te vertegenwoordigen.

8 Het OPAP heeft in Griekenland het monopolie op de organisatie van kansspelen. In het kader van zijn activiteiten maakt het gebruik van gegevens uit de kalenders van Engelse en Schotse voetbalkampioenschappen.

9 Fixtures heeft bij het Monomeles Protodikeio Athinon een vordering tegen het OPAP ingediend op grond dat de activiteiten van dit organisme verboden zijn uit hoofde van het recht sui generis dat zij krachtens artikel 7 van de richtlijn geniet.

10 Omdat de richtlijn naar zijn mening uitlegging behoeft, heeft het Monomeles Protodikeio Athinon besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1) Wat moet worden verstaan onder databank, en wat is de werkingssfeer van [de] richtlijn [...], inzonderheid van artikel 7, betreffende het recht sui generis?

2) Strekt de werkingssfeer van de richtlijn zich ook uit tot kalenders van voetbalkampioenschappen, in dier voege dat die kalenders bescherming genieten als databanken waarop de fabrikant een recht sui generis heeft en zo ja, onder welke voorwaarden?

3) Hoe wordt het recht op de databank precies geschonden en geniet dit recht ook bescherming na aanpassing van de inhoud van de databank?”

De prejudiciële vragen

Ontvankelijkheid

11 De Finse regering is van mening dat het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk is. Zij stelt dat de verwijzingsbeslissing onnauwkeurig is met betrekking tot het juridisch en feitelijk kader van het hoofdgeding, waardoor het Mof geen bruikbaar antwoord kan geven op de prejudiciële vragen en de lidstaten geen relevante opmerkingen over deze vragen kunnen indienen.

12 Er zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak de nationale rechter wegens het vereiste om tot een voor hem nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, een omschrijving moet geven van het feitelijk en juridisch kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, althans de feiten moet uiteenzetten waarop die vragen zijn gebaseerd (arrest van 21 september 1999, Albany, C-67/96, Jurispr. blz. I-5751, punt 39).

13 De in de verwijzingsbeslissingen verstrekte gegevens dienen niet enkel om het Hof in staat te stellen een bruikbaar antwoord te geven, maar ook om de regeringen van de lidstaten en de andere belanghebbende partijen de mogelijkheid te bieden, overeenkomstig artikel 20 van het Statuut EG van het Hof van Justitie opmerkingen te maken. Het Hof dient erop toe te zien, dat deze mogelijkheid gewaarborgd blijft, in aanmerking genomen dat ingevolge voormelde bepaling alleen de verwijzingsbeslissingen ter kennis van de belanghebbende partijen worden gebracht (arrest Albany, reeds aangehaald, punt 40).

14 In casu blijkt uit de door partijen in het hoofdgeding en de regeringen van de lidstaten overeenkomstig artikel 20 van het Statuut EG van het Hof van Justitie ingediende opmerkingen, dat zij aan de hand van de gegevens in de verwijzingsbeslissing hebben begrepen dat het hoofdgeding is ontstaan doordat het OPAP voor de organisatie van sportweddenschappen gebruik maakt van gegevens uit door de liga's beroepsvoetbal opgestelde kampioenschapskalenders, en dat de verwijzende rechter in dit verband vragen heeft over het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn en over de werkingssfeer en de draagwijdte van het door artikel 7 van de richtlijn in het leven geroepen recht sui generis.

15 Voor het overige bevat de verwijzingsbeslissing nadere gegevens over de betrekkingen tussen de betrokken voetballiga's, Football Fixtures Ltd en Fixtures, waaruit blijkt op welke grond deze laatste in het kader van het hoofdgeding aanspraak maakt op de met het recht sui generis verbonden bescherming.

16 De door de verwijzende rechter verschafte informatie stelt het Hof overigens voldoende op de hoogte van het kader van het hoofdgeding om de betrokken communautaire bepalingen te kunnen uitleggen met het oog op de situatie die in dit geding aan de orde is.

17 Hieruit volgt dat de prejudiciële vraag ontvankelijk is.

Ten gronde

Het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn

18 Allereerst wenst de verwijzende rechter met zijn eerste twee vragen te vernemen, wat door het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn wordt gedekt en of kalenders van voetbalkampioenschappen onder dit begrip vallen.

19 Het begrip databank is in artikel 1, lid 2, van de richtlijn gedefinieerd als „een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk”.

20 Naar de mening van Fixtures en de Commissie blijkt uit verschillende elementen dat het de bedoeling van de communautaire wetgever is geweest om aan het begrip databank in de zin van de richtlijn een ruime draagwijdte te geven, vrij van overwegingen van formele, technische of materiële aard.

21 Zo vermeldt artikel 1, lid 1, van de richtlijn dat deze de rechtsbescherming betreft van databanken „in ongeacht welke vorm”.

22 Terwijl het door de Commissie op 15 april 1992 ingediende voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB 1992, C 156, blz. 4) uitsluitend zag op elektronische databanken volgens de definitie van databanken in artikel 1, eerste alinea, punt 1, van dit voorstel voor een richtlijn, is in de loop van het wetgevingsproces overeengekomen, zoals blijkt uit overweging 14 van de richtlijn, „de bij deze richtlijn toegekende bescherming [uit te breiden] tot niet-elektronische databanken”.

23 Volgens overweging 17 van deze richtlijn moet onder het begrip databank worden verstaan „iedere verzameling van literaire, artistieke, muzikale of andersoortige werken, of van enig ander materiaal, zoals tekst, geluid, beeld, cijfers, feiten, gegevens”. De omstandigheid dat de betrokken gegevens of elementen betrekking hebben op een sportieve discipline, vormt dus geen belemmering om de kwalificatie als databank in de zin van genoemde richtlijn te erkennen.

24 Terwijl het Europees Parlement in zijn advies van 23 juni 1993 ter zake van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB C 194, blz. 144) had geopperd aan de kwalificatie als databank de voorwaarde te verbinden, dat de verzameling „een aanzienlijk aantal” gegevens, werken of ander materiaal bevat, komt deze voorwaarde in de definitie van artikel 1, lid 2, van de richtlijn niet meer voor.

25 Om te beoordelen of sprake is van een databank in de zin van de richtlijn, is het niet van belang dat de verzameling bestaat uit gegevens die afkomstig zijn uit één of meerdere andere bronnen dan deze verzameling zelf, gegevens die door deze verzameling zijn gecreëerd dan wel gegevens die tot deze beide categorieën behoren.

26 Anders dan de Griekse en de Portugese regering beweren, wettigt niets in de richtlijn de conclusie dat de kwalificatie als databank afhangt van het bestaan van een eigen intellectuele schepping van de maker ervan. Zoals de Commissie opmerkt, is blijkens artikel 3, lid 1, alsook de overwegingen 15 en 16 van de richtlijn het oorspronkelijkheidscriterium slechts relevant om te bepalen of de databank in aanmerking komt voor de door hoofdstuk II van de richtlijn in het leven geroepen auteursrechtelijke bescherming.

27 In deze context van een ruime uitlegging blijkt uit verschillende elementen van de richtlijn dat het begrip databank in de zin van deze laatste zijn specificiteit aan een functioneel criterium ontleent.

28 Uit de considerans van de richtlijn blijkt immers dat, gelet op het feit dat — in de bewoordingen van overweging 10 — „de hoeveelheid informatie die jaarlijks in alle sectoren van handel en industrie wordt voortgebracht en verwerkt, zowel in als buiten de Gemeenschap exponentieel groeit”, de door deze richtlijn in het leven geroepen rechtsbescherming blijkens de overwegingen 10 en 12 de ontwikkeling beoogt te bevorderen van systemen „voor de opslag en verwerking van informatie”.

29 Voor de kwalificatie als databank geldt derhalve allereerst als voorwaarde, dat er sprake is van een verzameling van „zelfstandige elementen”, dat wil zeggen elementen die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat daardoor de informatieve, litteraire, artistieke of muzikale waarde of de waarde anderszins van de inhoud daarvan wordt aangetast. Uit dien hoofde is volgens overweging 17 van deze richtlijn de vastlegging van een audiovisueel, cinematografisch, literair of muzikaal werk van het toepassingsgebied van de richtlijn uitgesloten.

30 De kwalificatie van een verzameling als databank veronderstelt vervolgens dat de zelfstandige elementen waaruit deze verzameling bestaat systematisch of methodisch geordend en op de een of andere wijze afzonderlijk toegankelijk zijn. Ofschoon volgens overweging 21 van de richtlijn deze systematische of methodische ordening niet materieel zichtbaar hoeft te zijn, impliceert deze voorwaarde dat de verzameling een vaste drager heeft, van welke aard dan ook, en een technisch middel bevat, zoals — in de bewoordingen van overweging 13 van deze richtlijn — een elektronische, elektromagnetische of elektro-optische verwerking, of een ander middel, zoals een index, een inhoudsopgave of een ordening of bijzondere wijze van rangschikking welke het mogelijk maakt ieder zelfstandig element dat erin is opgenomen, op te zoeken.

31 Deze tweede voorwaarde maakt het mogelijk een databank in de zin van de richtlijn, welke wordt gekenmerkt door een middel om daarbinnen elk van de elementen waaruit zij bestaat, terug te vinden, te onderscheiden van een verzameling elementen die informatie verschaft maar geen enkel middel bevat om de individuele elementen waaruit zij bestaat te verwerken.

32 Uit bovenstaande analyse volgt dat het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn doelt op iedere verzameling die werken, gegevens of andere elementen bevat die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat de waarde van de inhoud ervan daardoor wordt aangetast, en die een methode of systeem van welke aard dan ook bevat waardoor het mogelijk is elk van de elementen waaruit zij bestaat, terug te vinden.

33 In het hoofdgeding vallen datum, tijdschema en identiteit van het uit- en het thuisspelende team voor een voetbalwedstrijd onder het begrip zelfstandige elementen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de richtlijn, in die zin dat zij een zelfstandige informatieve waarde hebben.

34 Ofschoon het belang van een voetbalkampioenschap stellig bestaat in het feit dat de verschillende wedstrijden van het betrokken kampioenschap globaal in aanmerking worden genomen, neemt zulks immers niet weg dat de gegevens met betrekking tot datum, tijdschema en identiteit van de teams ter zake van een bepaalde wedstrijd een zelfstandige waarde hebben doordat zij belanghebbende derden de relevante informatie verschaffen.

35 De compilatie van de data, de tijdschema's en de namen van teams voor de ontmoetingen op de verschillende dagen van een voetbalkampioenschap vormt in deze omstandigheden een verzameling van zelfstandige elementen. De ordening, in de vorm van een kalender, van de data, de tijdschema's en de namen van de elftallen voor deze reeks voetbalwedstrijden voldoet aan de voorwaarden van systematische of methodische ordening en afzonderlijke toegankelijkheid van de elementen waaruit deze verzameling bestaat. De door de Griekse en de Oostenrijkse regering aangevoerde omstandigheid dat in het begin wordt geloot welke teams aan elkaar worden gekoppeld, doet aan bovenstaande analyse geen afbreuk.

36 Daaruit volgt dat een kalender voor voetbalkampioenschappen zoals aan de orde in het hoofdgeding, een databank vormt in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn.

De werkingssfeer van het recht sui generis

37 De verwijzende rechter wenst in het kader van zijn eerste twee vragen vervolgens van het Hof te vernemen, wat de werkingssfeer is van de bescherming die het recht sui generis biedt in een context als die van het hoofdgeding.

38 Artikel 7, lid 1, van de richtlijn behoudt de aan het recht sui generis verbonden bescherming voor aan databanken die aan een nauwkeurig criterium voldoen, te weten dat de verkrijging, de controle of de presentatie van hun inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

39 In de bewoordingen van de overwegingen 9, 10 en 12 van de richtlijn heeft deze, zoals het OPAP en de Griekse regering opmerken, tot doel het bevorderen en beschermen van investeringen in systemen voor de „opslag” en de „verwerking” van gegevens, welke bijdragen tot de ontwikkeling van de informatiemarkt in een context die wordt gekenmerkt door exponentiële groei van de hoeveelheid gegevens die jaarlijks in alle sectoren van bedrijvigheid wordt voortgebracht en verwerkt. Daaruit volgt dat het begrip investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank algemeen moet worden opgevat als betrekking hebbend op de investering ten behoeve van het aanleggen van deze databank als zodanig.

40 In dit verband moet, zoals het OPAP en de Belgische, de Oostenrijkse en de Portugese regering beklemtonen, het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank aldus worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande zelfstandige elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen, met uitsluiting van de middelen die worden aangewend voor het creëren van die zelfstandige elementen. De door de richtlijn geregelde bescherming door het recht sui generis strekt immers, tot bevordering van de totstandkoming van systemen voor de opslag en verwerking van bestaande gegevens te bevorderen, en niet tot het creëren van gegevens die naderhand in een databank bijeen kunnen worden gebracht.

41 Deze uitlegging wordt bevestigd door overweging 39 van de richtlijn, volgens welke het recht sui generis een bescherming beoogt tegen onrechtmatige toe-eigening van de resultaten van de financiële en professionele investeringen die zijn gedaan om „de inhoud [van een databank] te verkrijgen en te verzamelen”. Zoals de advocaatgeneraal in de punten 67 tot en met 72 van haar conclusie opmerkt, pleiten alle taalversies van deze overweging 39, in weerwil van lichte terminologische variaties, voor een uitlegging waarbij het creëren van in de databank opgenomen elementen van het begrip verkrijging wordt uitgesloten.

42 Overweging 19 van de richtlijn, volgens welke de compilatie van meerdere vastleggingen van muziekuitvoeringen op een CD geen voldoende substantiële investering vertegenwoordigt om onder het recht sui generis te vallen, verschaft een extra argument ter ondersteuning van deze uitlegging. Daaruit blijkt immers dat de middelen die worden aangewend voor het creëren van de werken of elementen in de databank, in casu op een CD, niet gelijk kunnen worden gesteld met een investering in de verkrijging van de inhoud van deze databank en bijgevolg niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling of de investering in de samenstelling van deze databank substantieel is.

43 Het begrip investering in de controle van de inhoud van de databank moet aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend voor de controle van de juistheid van de gezochte elementen, zowel bij de samenstelling van de databank als tijdens het functioneren ervan, teneinde de betrouwbaarheid van de informatie in deze databank te waarborgen. Het begrip investering in de presentatie van de inhoud van de betrokken databank betreft op zijn beurt de middelen die worden aangewend om deze databank gegevens te kunnen laten verwerken, dat wil zeggen hetgeen is gedaan met het oog op de systematische of methodische ordening van de in deze databank opgenomen elementen en de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid daarvan.

44 De investering in de samenstelling van de databank kan bestaan in menselijke, financiële of technische inspanningen of middelen, maar moet vanuit een kwantitatief of kwalitatief oogpunt substantieel zijn. Blijkens de overwegingen 7, 39 en 40 van de richtlijn ziet de kwantitatieve beoordeling op middelen die te becijferen zijn en de kwalitatieve beoordeling op niet-kwantificeerbare inspanningen, zoals een intellectuele inspanning of energieverbruik.

45 In dit verband sluit de omstandigheid dat de samenstelling van een databank samenhangt met de uitoefening van een hoofdactiviteit in het kader waarvan de samensteller van de databank tevens degene is die de in deze databank opgenomen elementen heeft gecreëerd, als zodanig niet uit dat deze persoon aanspraak kan maken op de bescherming die het recht sui generis biedt, op voorwaarde dat hij aantoont dat de verkrijging van deze elementen of de controle clan wel de presentatie daarvan, in de in de punten 40 tot en met 43 van dit arrest weergegeven zin, een in kwantitatief dan wel kwalitatief opzicht substantiële investering heeft gevergd, los van de middelen die voor het creëren van deze elementen zijn aangewend.

46 Ook al vereisen het opzoeken van gegevens en het controleren van de juistheid ervan op het moment van samenstelling van de databank in beginsel niet dat de samensteller van deze databank bijzondere middelen aanwendt, aangezien het gaat om gegevens die hij heeft gecreëerd en die te zijner beschikking staan, dit neemt niet weg dat het verzamelen van deze gegevens, de systematische of methodische ordening ervan in de databank, de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid en de controle van de juistheid gedurende de gehele periode waarin de databank functioneert, tot een in kwantitatief en/of kwalitatief substantiële investering in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn kunnen nopen.

47 In het hoofdgeding houden, zoals het OPAP alsook de Belgische, de Oostenrijkse en de Portugese regering naar voren brengen, de middelen die worden aangewend om in het kader van de organisatie van voetbalkampioenschappen voor de ontmoetingen op de verschillende dagen van deze kampioenschappen data, tijdschema's en uit- en thuisspelende teams vast te stellen, verband met een investering in het opstellen van een kalender voor deze wedstrijden. Een dergelijke investering, die betrekking heeft op de organisatie van deze kampioenschappen, houdt verband met het creëren van de gegevens in de betrokken databank, te weten die welke betrekking hebben op elke wedstrijd van de verschillende kampioenschappen. Derhalve kan er in het kader van artikel 7, lid 1, van de richtlijn geen rekening mee worden gehouden.

48 In deze omstandigheden moet worden nagegaan — de in het voorgaande punt genoemde investering buiten beschouwing gelaten — of de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een kalender voor voetbalwedstrijden van een uit kwalitatief of kwantitatief oogpunt substantiële investering getuigt.

49 Het opzoeken en het verzamelen van de gegevens die in de kalender voor voetbalwedstrijden worden opgenomen, vereisen geen bijzondere inspanning van de liga's beroepsvoetbal. Zij zijn immers onlosmakelijk verbonden met het creëren van deze gegevens, waaraan deze liga's als verantwoordelijken voor de organisatie van voetbalkampioenschappen rechtstreeks deelnemen. De verkrijging van de inhoud van een kalender voor voetbalwedstrijden vereist dus geen investering die losstaat van de investering die nodig is voor het creëren van de in die kalender opgenomen gegevens.

50 De liga's beroepsvoetbal hoeven bij het opmaken van de kalender geen enkele bijzondere inspanning te leveren voor het controleren van de juistheid van de gegevens betreffende de wedstrijden van de kampioenschappen, aangezien deze liga's rechtstreeks betrokken zijn bij het creëren van deze gegevens. De controle van de juistheid van de inhoud van de wedstrijdkalenders gedurende het seizoen bestaat, zoals blijkt uit de opmerkingen van Fixtures, in het aanpassen van bepaalde gegevens van deze kalenders ingeval een wedstrijd of een dag van een kampioenschap op beslissing van of in overleg met de liga's eventueel wordt uitgesteld. Een dergelijke controle kan niet worden geacht van een substantiële investering te getuigen.

51 De presentatie van een kalender voor voetbalwedstrijden is zelf ook nauw verbonden met het creëren van de gegevens die in deze lijst worden opgenomen. Zij kan derhalve niet worden geacht een investering te eisen los van de investering in het creëren van de gegevens die in de lijst worden opgenomen.

52 Hieruit volgt dat noch de verkrijging, noch de controle, noch de presentatie van de inhoud van een kalender voor voetbalwedstrijden getuigt van een substantiële investering die de bescherming welke verbonden is aan het in artikel 7 van de richtlijn neergelegde recht sui generis rechtvaardigt.

53 Gelet op het voorgaande dienen de twee eerste prejudiciële vragen als volgt te worden beantwoord:

  • Het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn doelt op iedere verzameling van werken, gegevens of andere elementen die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat de waarde van de inhoud ervan daardoor wordt aangetast, en die een methode of systeem van welke aard dan ook bevat waardoor het mogelijk is elk van de elementen waaruit zij bestaat, terug te vinden.

  • Een kalender voor voetbalwedstrijden zoals aan de orde in het hoofdgeding vormt een databank de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn.

  • Het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn moet aldus worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van een databank vormen. In de context van de opstelling van een wedstrijdkalender voor de organisatie van voetbalkampioenschappen ziet het derhalve niet op de middelen die worden aangewend om voor de verschillende wedstrijden van deze kampioenschappen de data, de tijdschema's en de tegen elkaar spelende teams vast te stellen.

54 Gelet op het voorgaande behoeft de derde vraag geen beantwoording.

Kosten

55 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (grote kamer) verklaart voor recht:

Het begrip databank in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, doelt op iedere verzameling van werken, gegevens of andere elementen die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat de waarde van de inhoud ervan daardoor wordt aangetast, en die een methode of systeem van welke aard dan ook bevat waardoor het mogelijk is elk van de elementen waaruit zij bestaat, terug te vinden.

Een kalender voor voetbalwedstrijden zoals aan de orde in het hoofdgeding vormt een databank de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9.

Het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank in de zin van artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9 moet aldus worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van een databank vormen. In de context van de opstelling van een wedstrijdkalender voor de organisatie van voetbalkampioenschappen ziet het derhalve niet op de middelen die worden aangewend om voor de verschillende wedstrijden van deze kampioenschappen de data, de tijdschema's en de tegen elkaar spelende teams vast te stellen.

Ondertekeningen