De twee eerste vragen
53 Met de eerste twee vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of nationale bepalingen als die van de gewijzigde loterijwet, een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 vormen in zoverre zij het organiseren van kansspelen door middel van de exploitatie van bepaalde speelautomaten verbieden.
54 Blijkens artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 is het begrip „technisch voorschrift” in drie categorieën verdeeld, te weten in de eerste plaats de „technische specificatie” in de zin van artikel 1, punt 2, van deze richtlijn, in de tweede plaats de „andere eis” zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 3, van deze richtlijn, en, in de derde plaats, het in artikel 1, punt 9, eerste alinea, van deze richtlijn genoemde „verbod van de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product”.
55 Aangaande in de eerste plaats de vraag of nationale bepalingen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, als technisch voorschrift kunnen worden aangemerkt op grond dat zij tot de categorie van de in artikel 1, punt 2, van richtlijn 83/189 genoemde technische specificaties behoren, is het juist dat § 24 bis van de gewijzigde loterijwet een verbod stelt op het gebruik van een bijzondere categorie speelautomaten, die is gedefinieerd aan de hand van bepaalde specifieke kenmerken van die automaten.
56 In casu gaat de kwalificatie van dergelijke bepalingen als „technische specificatie” in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 83/189 echter niet op.
57 Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, veronderstelt het begrip technische specificatie dat de nationale maatregel noodzakelijkerwijze op het product of zijn verpakking als zodanig betrekking heeft en derhalve een van de vereiste kenmerken van een product vaststelt (zie in die zin arresten van 8 maart 2001, Van der Burg, C-278/99, Jurispr. blz. I-2015, punt 20; 22 januari 2002, Canal Satélite Digital, C-390/99, Jurispr. blz. I-607, punt 45, en 6 juni 2002, Sapod Audic, C-159/00, Jurispr. blz. I-5031, punt 30).
58 Een nationale maatregel als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, bevat in wezen een verbod dat is gericht tot exploitanten die, evenals Lindberg, bepaalde typen speelautomaten aan spelers en dus aan de consument ter beschikking wensen te stellen.
59 Een dergelijke maatregel strekt derhalve tot het reglementeren van de activiteiten van ondernemingen die diensten met betrekking tot speelautomaten verrichten. Zo heeft het Hof reeds geoordeeld dat wanneer een nationale maatregel voorwaarden bevat voor de vestiging van ondernemingen, zoals bepalingen die de uitoefening van een beroepsactiviteit aan voorafgaande erkenning onderwerpen, deze voorwaarden geen technische specificaties vormen (zie in die zin arrest van 30 april 1996, CIA Security International, C-194/94, Jurispr. blz. I-2201, punt 25).
60 De genoemde maatregel heeft immers niet noodzakelijkerwijze betrekking op het product of zijn verpakking als zodanig en stelt derhalve niet een van de vereiste kenmerken van een product vast in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 83/189, zoals uitgelegd door het Hof in de in punt 57 van dit arrest aangehaalde rechtspraak.
61 Een dergelijke uitlegging wordt ondersteund door de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot tweede wijziging van richtlijn 83/189 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB 1992, C 340, blz. 7), welk voorstel na vaststelling ervan door de Raad van de Europese Unie richtlijn 94/10 is geworden.
62 Bij deze laatste richtlijn, die ratione temporis van toepassing is op het hoofdgeding, is een tweede categorie van technische voorschriften, onder de noemer „andere eis”, in richtlijn 83/189 opgenomen.
63 Derhalve doet zich de vraag voor of de nationale maatregel die in het hoofdgeding aan de orde is, kan worden gekwalificeerd als „andere eis” in de zin van artikel 1, punt 3, van richtlijn 83/189, welke volgens punt 9 van dit artikel eveneens een technisch voorschrift vormt.
64 Punt 18 van genoemde toelichting vermeldt dienaangaande onder meer dat terwijl richtlijn 83/189 in haar aanvankelijke opzet slechts de technische voorschriften dekte die worden opgelegd aan een product met het oog op het in de handel brengen ervan, in hoofdzaak uit een oogpunt van veiligheid, een uitbreiding van deze opzet vervolgens noodzakelijk is gebleken.
65 De Commissie zette in deze toelichting uiteen dat met de introductie van met name het begrip „andere eis” werd beoogd, de oorspronkelijke werkingssfeer van richtlijn 83/189 uit te breiden tot nationale voorschriften die onder meer de bescherming van de consument beogen en die eisen bevatten met het oog op de fase na het in de handel brengen van het product, in het bijzonder met betrekking tot het mogelijke gebruik ervan.
66 In hetzelfde punt van deze toelichting wordt opgemerkt dat richtlijn 83/189 zich door deze uitbreiding van haar werkingssfeer zou kunnen uitstrekken tot voorschriften die op het product van invloed kunnen zijn en verstoringen van de markt kunnen veroorzaken.
67 De definitie van het begrip „andere eis”, zoals deze voorkomt in voormeld voorstel voor een richtlijn dat door de Commissie bij de Raad is ingediend, is door deze laatste overgenomen en komt als zodanig voor in de definitieve tekst van richtlijn 94/10.
68 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat een nationale maatregel als het in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbod specifiek wordt gedekt door het begrip „andere eis”, zoals dit door richtlijn 94/10 in richtlijn 83/189 is ingevoegd teneinde de werkingssfeer daarvan te verruimen, en dat zij bijgevolg niet onder de categorie technische specificaties valt.
69 Het gaat immers om een eis die aan een product, te weten speelautomaten, hoofdzakelijk wordt gesteld ter bescherming van de consument, in casu de betrokken spelers.
70 In deze omstandigheden heeft een verbod als dat van de relevante bepalingen van de gewijzigde loterijwet, betrekking op het gebruik van een product in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189.
71 Bovendien wordt de in het hoofdgeding aan de orde zijnde eis niet aan de speelautomaten gesteld met het oog op het in de handel brengen daarvan. Zij heeft betrekking op hun levenscyclus na het in de handel brengen ervan in de zin van de definitie van het begrip „andere eis” in artikel 1, punt 3, van richtlijn 83/189.
72 Om als „andere eis” in de zin van artikel 1, punt 3, van richtlijn 83/189 te kunnen worden gekwalificeerd, moet een eis als het in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbod op het gebruik van speelautomaten, een „voorwaarde” vormen met betrekking tot in casu het gebruik van het betrokken product, die op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kan beïnvloeden.
73 Dan rijst evenwel de vraag of dit verbod moet worden gekwalificeerd als „voorwaarde” met betrekking tot het gebruik van het betrokken product of dat het daarentegen gaat om een nationale maatregel die behoort tot de derde categorie technische voorschriften, vermeld in artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189, welke eveneens bij richtlijn 94/10 in deze richtlijn is opgenomen, te weten die welke met name „de wettelijke [...] bepalingen [...] van de lidstaten waarbij [...] het gebruik van een product wordt verboden” bevat.
74 Of een nationale maatregel als die welke in het hoofdgeding aan de orde is tot de ene dan wel de andere categorie van technische voorschriften behoort, hangt af van de reikwijdte van het verbod dat bij deze maatregel wordt uitgevaardigd.
75 In dit opzicht is het relevant dat deze in artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 gedefinieerde derde categorie technische voorschriften, anders dan de tweede categorie, die de andere eisen in de zin van punt 3 van dit artikel omvat, niet de voorwaarde stelt dat het betrokken verbod op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kan beïnvloeden.
76 Aangezien deze derde categorie van technische voorschriften een verbod van met name het gebruik beoogt, moet het gaan om maatregelen die duidelijk verder gaan dan een beperking tot bepaalde gebruiksmogelijkheden van het betrokken product en die dus niet enkel restricties opleggen aan het gebruik daarvan.
77 Zoals de advocaat-generaal in punt 70 van zijn conclusie heeft opgemerkt, ziet deze categorie technische voorschriften meer in het bijzonder op nationale maatregelen die voor geen enkel ander gebruik ruimte laten dan een strikt marginaal gebruik dat redelijkerwijze van het betrokken product kan worden verwacht. Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is met betrekking tot het verbod neergelegd in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale bepaling.
78 Wanneer na dit onderzoek mocht blijken dat dit in het hoofdgeding niet het geval is, zou deze nationale bepaling kunnen worden gekwalificeerd als „andere eis”, wanneer vaststaat dat de naleving van een dergelijke eis rechtens verplicht is voor het gebruik van het product in de betrokken lidstaat in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189. In dit geval is het echter eveneens aan de verwijzende rechter om na te gaan of het betrokken verbod op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kan beïnvloeden in de zin van punt 3 van dit artikel.
79 Bij de daartoe door de verwijzende rechter te verrichten verificaties zal deze met name de mogelijke gevolgen kunnen onderzoeken van het door de Portugese regering aangevoerde argument dat de betrokken speelautomaten kunnen worden geprogrammeerd en, indien nodig, opnieuw geprogrammeerd teneinde andere functies te vervullen.
80 Gelet op het voorgaande dient op de eerste twee vragen te worden geantwoord dat nationale bepalingen als die van de gewijzigde loterijwet, voorzover zij het organiseren van kansspelen door middel van de exploitatie van bepaalde speelautomaten verbieden, een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 kunnen vormen, wanneer vaststaat dat de reikwijdte van het betrokken verbod voor geen enkel ander gebruik ruimte laat dan een strikt marginaal gebruik dat redelijkerwijze van het betrokken product kan worden verwacht of, zo dat niet het geval is, wanneer vaststaat dat dit verbod op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kan beïnvloeden.
De derde vraag
81 Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de herdefiniëring in een nationale regeling, zoals geschied bij de wet van 1996, van een dienst die verband houdt met de bouw van een product, met name een dienst die erin bestaat bepaalde kansspelautomaten te exploiteren, een technisch voorschrift kan vormen dat krachtens richtlijn 83/189 moet worden meegedeeld, wanneer de nieuwe definitie van invloed is op het gebruik van het product.
82 In dit verband zij er allereerst aan herinnerd dat een nationale maatregel die bestaande — en, indien zij na de inwerkingtreding van richtlijn 83/189 zijn vastgesteld, naar behoren aan de Commissie meegedeelde — technische voorschriften herhaalt of vervangt, zonder daaraan technische specificaties of andere, nieuwe of aanvullende voorwaarden toe te voegen, niet als een „ontwerp” voor een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 kan worden aangemerkt en derhalve evenmin is onderworpen aan de mededelingsplicht (zie in die zin arrest Colim, reeds aangehaald, punt 22). In casu moet rekening worden gehouden met de datum van inwerkingtreding van richtlijn 83/189 voor het Koninkrijk Zweden.
83 Voorts vormt, zoals reeds is opgemerkt in punt 41 van dit arrest, de vraag of het verbod om kansspelen te organiseren door middel van de exploitatie van bepaalde speelautomaten, met name de in het hoofdgeding aan de orde zijnde „lyckohjulsspel”, reeds gold onder de oorspronkelijke versie van de loterijwet, zodat de wet van 1996 dienaangaande alleen een verduidelijking bevatte, of dat dit verbod juist bij deze laatste wet in de loterijwet is opgenomen, een vraag van nationaal recht, die tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter behoort.
84 Tot slot volgt uit het antwoord dat op de eerste twee vragen is gegeven, dat een nationale maatregel waarbij een dienst als die welke bestaat in de exploitatie van bepaalde speelautomaten, aan beperkingen wordt onderworpen, onder bepaalde voorwaarden een technisch voorschrift kan vormen dat krachtens richtlijn 83/189 moet worden meegedeeld.
85 Gelet op het voorgaande moet op de derde vraag worden geantwoord dat de herdefiniëring in een nationale regeling, zoals geschied bij de wet van 1996, van een dienst die verband houdt met de bouw van een product, met name een dienst die erin bestaat bepaalde kansspelautomaten te exploiteren, een technisch voorschrift kan vormen dat krachtens richtlijn 83/189 moet worden meegedeeld, wanneer deze nieuwe regeling niet enkel bestaande technische voorschriften die, voorzover zij na de inwerkingtreding van richtlijn 83/189 in de betrokken lidstaat zijn vastgesteld, de Commissie naar behoren zijn meegedeeld, herhaalt of vervangt, zonder daaraan technische specificaties of andere, nieuwe of aanvullende voorwaarden toe te voegen.
De vierde vraag
86 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen, welk belang met het oog op de in richtlijn 83/189 neergelegde mededelingsverplichting moet worden gehecht aan de volgende omstandigheden:
-
de overgang in de nationale regeling van een vergunningvereiste naar een verbod;
-
de hogere of lagere waarde van het product of de dienst;
-
de omvang van de markt voor het product of de dienst;
-
het effect van nieuwe nationale bepalingen op het gebruik van het product, te weten een volledig verbod van het gebruik of een gebruik dat verboden of beperkt is op een van de toepassingsgebieden.
87 Met betrekking tot de eerste omstandigheid die door de verwijzende rechter is genoemd, te weten de overgang in de nationale regeling van een vergunningvereiste naar een verbod, zij eraan herinnerd dat het Hof reeds heeft geoordeeld, dat nationale voorschriften die enkel voorwaarden bevatten voor de vestiging van ondernemingen, zoals voorschriften die de uitoefening van een beroepsactiviteit aan voorafgaande erkenning onderwerpen, geen technische voorschriften in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 zijn. Technische voorschriften in de zin van deze bepaling zijn immers specificaties ter omschrijving van de kenmerken van de producten, en geen specificaties met betrekking tot de marktdeelnemers (zie arrest Canal Satelite Digital, reeds aangehaald, punt 45, en de daar aangehaalde rechtspraak).
88 Daaruit volgt dat een nationale regeling die voor diensten als de exploitatie van bepaalde speelautomaten in een vergunningregeling voorziet, geen technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 vormt.
89 Met betrekking tot de vraag of een regeling die een verbod stelt op een dienst als die bestaande in de exploitatie van bepaalde speelautomaten, relevant is met het oog op de mededelingsverplichting van richtlijn 83/189, moet worden opgemerkt dat deze vraag samenvalt met die welke de vierde in de vierde prejudiciële vraag bedoelde omstandigheid opwerpt.
90 Zoals al is geoordeeld in antwoord op de twee eerste vragen, kan een nationale maatregel die een dergelijk dienst verbiedt, onder bepaalde voorwaarden een technisch voorschrift in de zin van artikel 1, punt 9, van richtlijn 83/189 vormen.
91 Aangaande de tweede en de derde omstandigheid waarop de vierde prejudiciële vraag doelt, zij eraan herinnerd dat, zoals in punt 50 van dit arrest is opgemerkt, richtlijn 83/189 in een proceduremechanisme van preventieve controle voorziet, waardoor kan worden nagegaan of éen nationale norm die een technisch voorschrift bevat, valt onder de verdragsbepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen en, indien dat het geval is, kan worden onderzocht of een dergelijke norm met deze bepalingen verenigbaar is.
92 Voorts is in punt 51 van dit arrest geoordeeld, dat de eventuele gevolgen van een technisch voorschrift voor het handelsverkeer in de Gemeenschap, in richtlijn 83/189 geen criterium zijn voor de bepaling van haar werkingssfeer met betrekking tot met name de mededelingsplicht waarin zij voorziet.
93 Indien een nationale maatregel binnen die werkingssfeer valt, maakt de procedure voor preventieve controle die richtlijn 83/189 bevat, het in voorkomend geval mogelijk dergelijke gevolgen te beoordelen.
94 Zoals voor het overige de advocaat-generaal in punt 86 van zijn conclusie heeft opgemerkt, bevatten de regels die bij richtlijn 83/189 zijn uitgevaardigd om de werkingssfeer van de daarin opgenomen mededelingsplicht af te bakenen, geen de minimis-uitzondering, dat wil zeggen een uitzondering krachtens welke nationale maatregelen die slechts betrekkelijk geringe gevolgen voor het handelsverkeer binnen de Gemeenschap hebben, van deze verplichting zijn uitgezonderd.
95 Gelet op het voorgaande dient op de vierde vraag te worden geantwoord dat:
-
de overgang in de nationale regeling van een vergunningvereiste naar een verbod een met het oog op de in richtlijn 83/189 neergelegde mededelingsplicht relevante omstandigheid kan zijn;
-
de hogere of lagere waarde van het product of de dienst of de omvang van de markt voor het product of de dienst omstandigheden zijn die met het oog op de in deze richtlijn neergelegde mededelingsplicht irrelevant zijn.