Opmerkingen vooraf
36 De richtlijn is vastgesteld op de grondslag van met name artikel 63, eerste alinea, punt 1, sub c, EG, waarbij de Raad van de Europese Unie werd opgedragen maatregelen te nemen inzake asiel, in overeenstemming met het verdrag van Genève en andere desbetreffende verdragen, op het gebied van de minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen als vluchteling.
37 Blijkens de punten 3, 16 en 17 van de considerans van de richtlijn is het verdrag van Genève de hoeksteen van het internationale rechtsstelsel ter bescherming van vluchtelingen en zijn de bepalingen van de richtlijn inzake de voorwaarden voor erkenning als vluchteling en de inhoud van de vluchtelingenstatus aangenomen om de bevoegde instanties van de lidstaten te helpen dit verdrag toe te passen op basis van gemeenschappelijke begrippen en criteria (zie arrest van 2 maart 2010, Salahadin Abdulla e.a., C-175/08, C-176/08, C-178/08 en C-179/08, Jurispr. blz. I-1493, punt 52).
38 De bepalingen van de richtlijn moeten dus worden uitgelegd in het licht van de algehele systematiek en de doelstelling van de richtlijn, met inachtneming van het verdrag van Genève en de andere desbetreffende verdragen bedoeld in artikel 63, eerste alinea, punt 1, EG. De uitlegging moet voorts geschieden, zoals uit punt 10 van de considerans van de richtlijn volgt, met eerbiediging van de grondrechten en inachtneming van de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (arrest Salahadin Abdulla e.a., reeds aangehaald, punten 53 en 54).
Eerste vraag
39 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of een persoon, voor de toepassing van artikel 12, lid 1, sub a, eerste volzin, van de richtlijn, bescherming en bijstand van een andere instelling van de Verenigde Naties dan de UNHCR geniet enkel omdat hij op die bescherming of bijstand recht heeft, dan wel of hij die bescherming of bijstand daadwerkelijk moet hebben ingeroepen.
40 Vooraf dient eraan te worden herinnerd dat het in het kader van een prejudiciële verwijzing aan de nationale rechter staat om de feiten vast te stellen.
41 Zoals in punt 27 van het onderhavige arrest is vermeld heeft Bolbol de bescherming en bijstand van het UNRWA niet ingeroepen.
42 Volgens artikel 12, lid 1, sub a, eerste volzin, van de richtlijn, dat staat in hoofdstuk III daarvan, betreffende de voorwaarden voor het verkrijgen van de vluchtelingenstatus, wordt een onderdaan van een derde land of staatloze uitgesloten van de vluchtelingenstatus „wanneer hij onder artikel 1 D van het Verdrag van Genève valt, dat betrekking heeft op het genieten van bescherming of bijstand van andere organen of instellingen van de Verenigde Naties dan de [UNHCR]”.
43 Artikel 1, D, van het verdrag van Genève bepaalt dat dit niet van toepassing is op „personen die thans bescherming of bijstand genieten” van een dergelijk orgaan of instelling van de Verenigde Naties.
44 Vaststaat dat het UNRWA een van de andere organen en instellingen van de Verenigde Naties dan de UNHCR is, die zijn bedoeld in artikel 12, lid 1, sub a, van de richtlijn en in artikel 1, D, van het verdrag van Genève, welk voorschrift juist tot stand is gekomen in verband met de Palestijnse vluchtelingen die bescherming of bijstand van het UNRWA genieten, zoals met name blijkt uit het op 12 september 2001 door de Commissie ingediende voorstel voor een richtlijn van de Raad [COM(2001) 510 def.].
45 Zoals de advocaat-generaal in de punten 12 en 13 van haar conclusie heeft opgemerkt volgt uit de Consolidated Eligibility and Registration Instructions (hierna: „CERI”) van het UNRWA, waarvan de thans geldende versie in 2009 is vastgesteld, dat hoewel onder het begrip „personen die de criteria van het UNRWA voor de kwalificatie als Palestijnse vluchteling vervullen” wordt verstaan „personen die gedurende de periode 1 juni 1946-15 mei 1948 hun gewone verblijfplaats in Palestina hadden en die zowel hun huis als hun middelen van bestaan hebben verloren ten gevolge van het conflict van 1948” (punt III.A.1 CERI), toch ook andere personen in aanmerking kunnen komen voor bijstand en bescherming van het UNRWA. Daartoe behoren „niet-geregistreerde personen die zijn ontheemd ten gevolge van de vijandelijkheden die plaatsvonden in 1967 en daarna” [punt III.B CERI; zie tevens met name paragraaf 6 van resolutie 2252 (ES-V) van 4 juli 1967 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties].
46 Derhalve kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat iemand zoals Bolbol, die niet bij het UNRWA is geregistreerd, niettemin kan behoren tot de personen die vallen onder artikel 1, D, van het verdrag van Genève en, bijgevolg onder artikel 12, lid 1, sub a, eerste volzin, van de richtlijn.
47 Tegen het opnemen van personen die zijn ontheemd ten gevolge van de vijandelijkheden die plaatsvonden in 1967 in de werkingssfeer van artikel 1, D, van het verdrag van Genève kan, anders dan het Verenigd Koninkrijk stelt, niet worden ingebracht dat in artikel 1, D, daarvan, en dus in artikel 12, lid 1, sub a, van de richtlijn, alleen bedoeld zijn vluchtelingen uit Palestina ten gevolge van het conflict van 1948 die bijstand en bescherming van het UNRWA hebben genoten toen in 1951 het verdrag van Genève in zijn oorspronkelijke versie werd gesloten.
48 De oorspronkelijke versie, van 1951, van het verdrag van Genève is immers gewijzigd bij het protocol betreffende de status van vluchtelingen van 31 januari 1967, juist teneinde mogelijk te maken dat dit verdrag op evolutieve wijze wordt uitgelegd en rekening wordt gehouden met nieuwe categorieën vluchtelingen, van anderen dan zij die dit zijn geworden ten gevolge van de „gebeurtenissen van vóór 1 januari 1951”.
49 Voor de beoordeling of iemand als Bolbol onder artikel 12, lid 1, sub a, eerste volzin, van de richtlijn valt, dient te worden nagegaan, zoals de verwijzende rechter vraagt, of het volstaat dat wordt vastgesteld dat een dergelijke persoon recht heeft op de door het UNRWA geboden hulp dan wel of moet worden aangetoond dat zij deze hulp daadwerkelijk heeft ingeroepen.
50 Artikel 1, D, van het verdrag van Genève, waarnaar artikel 12, lid 1, sub a, van de richtlijn verwijst, sluit alleen personen die „thans bescherming of bijstand genieten” van een ander orgaan of andere instelling van de Verenigde Naties dan de UNHCR, uit van de werkingssfeer van dit verdrag.
51 Uit de duidelijke bewoordingen van artikel 1, D, van het verdrag van Genève volgt dat alleen degenen die daadwerkelijk de door het UNRWA geboden hulp hebben ingeroepen, onder de daarin genoemde grond voor uitsluiting van de vluchtelingenstatus vallen, welke als zodanig strikt moet worden uitgelegd en derhalve niet tevens betrekking kan hebben op personen die er enkel voor in aanmerking komen of kwamen om bescherming of bijstand van deze instelling te genieten.
52 Hoewel de registratie bij het UNRWA toereikend bewijs vormt voor het feit dat daadwerkelijk hulp daarvan wordt genoten, is in punt 45 van het onderhavige arrest uiteengezet dat een dergelijke hulp zelfs zonder registratie kan worden geboden, zodat het de rechthebbende moet worden toegestaan dat bewijs met elk ander middel te leveren.
53 Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat een persoon, voor de toepassing van artikel 12, lid 1, sub a, eerste volzin, van richtlijn 2004/83, bescherming of bijstand van een andere instelling van de Verenigde Naties dan de UNHCR geniet, wanneer die persoon daadwerkelijk deze bescherming of bijstand heeft ingeroepen, hetgeen niet het geval is voor Bolbol.
54 Daaraan dient te worden toegevoegd dat personen die niet daadwerkelijk de bescherming of bijstand van het UNRWA hebben ingeroepen vóór hun verzoek om verlening van de vluchtelingenstatus, dit verzoek hoe dan ook kunnen laten onderzoeken uit hoofde van artikel 2, sub c, van de richtlijn.