„In geval van een gewapend conflict op het grondgebied van één der hoge verdragsluitende partijen, hetwelk geen internationaal karakter draagt, is ieder der partijen bij het conflict gehouden ten minste de volgende bepalingen toe te passen:
-
Personen, die niet rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen, met inbegrip van personeel van strijdkrachten dat de wapens heeft nedergelegd, en zij die buiten gevecht zijn gesteld door ziekte, verwonding, gevangenschap of enige andere oorzaak, moeten onder alle omstandigheden menslievend worden behandeld [...]
Te dien einde zijn en blijven [...] ten aanzien van bovengenoemde personen verboden:
-
aanslag op het leven en lichamelijke geweldpleging [...]
[...]
-
aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;
-
[...]”