Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 juli 2014

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 juli 2014

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
10 juli 2014

Uitspraak

Arrest van het Hof (Derde kamer)

10 juli 2014(*)

"Prejudiciële verwijzing - Merken - Richtlijn 2008/95/EG - Identificatie van waren of diensten waarvoor merkbescherming wordt gevraagd - Vereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid - Classificatie van Nice - Kleinhandel - Samenbrengen van diensten"

In zaak C‑420/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) bij beslissing van 8 mei 2013, ingekomen bij het Hof op 24 juli 2013, in de procedure

Netto Marken-Discount AG & Co. KG

tegen

Deutsches Patent- und Markenamt,

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič (rapporteur), kamerpresident, C. G. Fernlund, A. Ó Caoimh, C. Toader en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: K. Malacek, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 april 2014,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • Netto Marken-Discount AG & Co. KG, vertegenwoordigd door M. Rauscher, Rechtsanwalt,

    • de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas en F.‑X. Bréchot als gemachtigden,

    • de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

    • de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. Beeko als gemachtigde, bijgestaan door S. Ford, barrister,

    • de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. W. Bulst en E. Montaguti als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2 van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 299, blz. 25).

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Netto Marken-Discount AG & Co. KG (hierna: „Netto Marken-Discount”) en het Deutsche Patent- und Markenamt (Duits octrooi- en merkenbureau; hierna: „DPMA”) over de afwijzing door het DPMA van een merkaanvraag.

Toepasselijke bepalingen

Internationaal recht

Op internationaal niveau wordt het merkenrecht met name geregeld door het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom, laatstelijk herzien te Stockholm op 14 juli 1967 en gewijzigd op 28 september 1979 (Recueil des traités des Nations Unies, deel 828, nr. 11851, blz. 305; hierna: „Verdrag van Parijs”). Alle lidstaten van de Europese Unie zijn partij bij dit verdrag.

Overeenkomstig artikel 19 van het Verdrag van Parijs behouden de staten waarop het van toepassing is, zich het recht voor afzonderlijk onderling bijzondere overeenkomsten te treffen tot bescherming van de industriële eigendom.

Dat artikel heeft gediend als rechtsgrondslag voor het vaststellen van de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten voor de inschrijving van merken, die tijdens de diplomatieke conferentie van Nice is aangenomen op 15 juni 1957, laatstelijk herzien te Genève op 13 mei 1977 en gewijzigd op 28 september 1979 (Recueil des traités des Nations unies, deel 1154, nr. I‑18200, blz. 89; hierna: „Overeenkomst van Nice”). Artikel 1 ervan bepaalt:

  1. De landen waarvoor deze Overeenkomst geldt, vormen een bijzondere Unie en nemen een gemeenschappelijke classificatie aan van de waren en diensten voor de inschrijving van merken [hierna: ‚classificatie van Nice’].

  2. De classificatie [van Nice] omvat:

    1. een lijst van de klassen, eventueel vergezeld van toelichtingen;

    2. een alfabetische lijst van de waren en diensten [...] met vermelding van de klasse waarin elke waar of dienst is ingedeeld.

[...]”

Artikel 2 van de Overeenkomst van Nice, met als opschrift „Juridische draagwijdte en toepassing van de classificatie [van Nice]”, luidt als volgt:

  1. Onder voorbehoud van de door deze Overeenkomst opgelegde verplichtingen is de draagwijdte van de classificatie [van Nice] die, welke daaraan door elk land van de bijzondere Unie wordt toegekend. In het bijzonder bindt de classificatie [van Nice] de landen van de bijzondere Unie noch wat betreft de beoordeling van de omvang van de bescherming van het merk, noch wat betreft de erkenning van de dienstmerken.

  2. Elk land van de bijzondere Unie behoudt zich de bevoegdheid voor, de classificatie [van Nice] toe te passen als hoofdsysteem of als hulpsysteem.

  3. De bevoegde administraties van de landen van de bijzondere Unie zullen in de titels en officiële bekendmakingen van de merkinschrijvingen de nummers van de klassen der classificatie [van Nice] vermelden van de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven.

  4. De omstandigheid dat een benaming voorkomt in de alfabetische lijst [van de waren en diensten] doet niets af aan de rechten die op die benaming zouden kunnen bestaan.”

De lijst van klassen van de classificatie van Nice bevat sinds de op 1 januari 2002 in werking getreden achtste uitgave ervan 34 klassen van waren en 11 klassen van diensten. Elke klasse wordt aangeduid met één of meerdere algemene benamingen, gewoonlijk „hoofdklasse” genoemd, die in algemene zin de gebieden waaronder de bedoelde waren en diensten van deze klasse in beginsel vallen, beschrijven.

Om zich te verzekeren van de juiste indeling van elke waar of dienst is het overeenkomstig de gebruikersgids voor de classificatie van Nice van belang de alfabetische lijst van de waren en diensten en de toelichting bij de verschillende klassen te raadplegen.

In de sinds 1 januari 2007 geldende negende uitgave, die exact is overgenomen in de sinds 1 januari 2012 geldende tiende uitgave, bevat de classificatie van Nice het volgende opschrift voor klasse 35, die betrekking heeft op diensten:

„Reclame; beheer van commerciële zaken; zakelijke administratie; administratieve diensten”.

De toelichting bij deze klasse luidt als volgt:

„Klasse 35 bevat voornamelijk diensten die worden verricht door personen of organisaties, met als hoofddoel:

  1. hulp bij de exploitatie of het beheer van een handelsonderneming of

  2. hulp bij het beheer van de zaken of de commerciële functies van een industriële of handelsonderneming,

alsook de diensten van reclamefirma’s die zich voornamelijk bezighouden met mededelingen aan het publiek, verklaringen of aankondigingen, via alle verspreidingsmiddelen en met betrekking tot alle soorten goederen of diensten.

Deze klasse omvat met name:

  • het samenbrengen voor derden van verschillende waren (uitgezonderd het vervoer ervan) om klanten in de gelegenheid te stellen die waren gemakkelijk te bekijken en te kopen; deze diensten kunnen worden verzekerd via detailhandelszaken, groothandelszaken, postordercatalogi of via elektronische middelen, bijvoorbeeld via websites of uitzendingen voor teleshoppen;

  • diensten bestaande uit het opnemen, het overschrijven, het samenstellen, het verzamelen, of het systematiseren van schriftelijke mededelingen en opnamen, evenals de compilatie van wiskundige of statistische gegevens;

  • diensten van reclameagentschappen, alsook diensten zoals de distributie van prospectussen, direct of via de post of het verspreiden van monsters. Deze klasse kan verwijzen naar reclame voor andere diensten, zoals diensten inzake bankleningen of radioreclame.

Deze klasse omvat met name niet:

  • diensten zoals evaluaties en rapporten van ingenieurs, die niet rechtstreeks verband houden met de exploitatie of het beheer van de zaken van een handels- of industriële onderneming (alfabetische lijst van de diensten raadplegen).”

De alfabetische lijst van de classificatie van Nice identificeert onder meer „verkoop(promotie) voor derden” als behorend tot klasse 35.

De classificatie van Nice bevat de volgende opschriften, respectievelijk voor de klassen 36, 39, 41 en 45, die ook betrekking hebben op diensten: „Verzekeringen; financiële zaken; monetaire zaken; makelaardij in onroerende goederen”; „Transport; verpakking en opslag van goederen; organisatie van reizen”; „Opvoeding; opleiding; ontspanning; sportieve en culturele activiteiten”, en „Juridische diensten; veiligheidsdiensten voor de bescherming van goederen en personen; persoonlijke en maatschappelijke diensten verleend door derden om aan individuele behoeften te voldoen”.

Unierecht

Punt 13 van de considerans van richtlijn 2008/95 luidt als volgt:

„Alle lidstaten zijn gebonden door het [Verdrag van Parijs]. De bepalingen van deze richtlijn moeten volledig stroken met die van genoemd Verdrag. Deze richtlijn moet de verplichtingen van de lidstaten die uit dat Verdrag voortvloeien, onverkort laten. [...]”

Artikel 2 van die richtlijn bepaalt:

„Merken kunnen worden gevormd door alle tekens die vatbaar zijn voor grafische voorstelling, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking, mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden.”

Artikel 3, lid 1, van die richtlijn luidt:

„Niet ingeschreven worden of, indien ingeschreven, nietig verklaard kunnen worden:

  1. tekens die geen merk kunnen vormen;

  2. merken die elk onderscheidend vermogen missen;

  3. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

  4. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bona fide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;

[...]”

De bewoordingen van de artikelen 2 en 3 van richtlijn 2008/95 stemmen overeen met de bewoordingen van de artikelen 2 en 3 van richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40, blz. 1), die vanaf 28 november 2008 is ingetrokken bij en vervangen door richtlijn 2008/95.

Duits recht

§ 3, lid 1, van het Gesetz über den Schutz von Marken und sonstigen Kennzeichen (Markengesetz) (wet inzake de bescherming van merken en andere tekens) van 25 oktober 1994 (BGBl. I, blz. 3082; hierna: „MarkenG”), stemt in wezen overeen met artikel 2 van richtlijn 2008/95.

In § 32, lid 3, MarkenG wordt bepaald:

„De aanvraag moet voldoen aan de aanvraagvereisten die in een besluit krachtens § 65, lid 1, punt 2, zijn vastgesteld.”

§ 65, lid 1, punt 2, MarkenG luidt:

„Het federale ministerie van Justitie wordt gemachtigd om bij besluit zonder toestemming van de Bundesrat, [...] verdere vereisten voor de aanvraag van merken vast te stellen [...]”

§ 20, lid 1, van het uitvoeringsbesluit van het MarkenG (hierna: „MarkenV”) bepaalt:

„De waren en diensten moeten worden aangeduid op een wijze dat de indeling van elke waar of dienst in een klasse van de classificatie bedoeld in § 19, lid 1, mogelijk is.”

§19, lid 1, MarkenV luidt als volgt: „[d]e indeling van de waren en diensten richt zich naar de classificatie van waren en diensten in bijlage 1 bij het onderhavige besluit”. In deze bijlage 1 is klasse 35 opgenomen, waarvan de bewoordingen overeenstemmen met de bewoordingen van klasse 35 van de classificatie van Nice.

§ 36, lid 4, MarkenG bepaalt:

„Indien andere onregelmatigheden binnen een door [het DPMA] vastgestelde termijn niet worden rechtgezet, wijst [het DPMA] de aanvraag af.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

Op 10 september 2011 heeft Netto Marken-Discount bij het DPMA verzocht om het volgende woord- en beeldteken in te schrijven als merk, voor waren en diensten van de klassen 18, 25, 35 en 36 in de zin van de Overeenkomst van Nice:

ECR_62013CJ0420_NL_01_01.tif.jpg

Voor klasse 35 vermeldde de inschrijvingsaanvraag:

„Klasse 35: diensten van de detail- en groothandel, inzonderheid het samenbrengen van verschillende diensten voor derden, om het verwerven van deze diensten te vergemakkelijken voor de consument, inzonderheid ook via detailhandelszaken, groothandelszaken, postordercatalogi of elektronische middelen, bijvoorbeeld websites of uitzendingen voor teleshoppen, met betrekking tot de volgende diensten: van klasse 35: reclame; beheer van commerciële zaken; zakelijke administratie; administratieve diensten; van klasse 36: uitgifte van tegoed- of waardebonnen; van klasse 39: organisatie van reizen; van klasse 41: ontspanning; van klasse 45: persoonlijke en maatschappelijke diensten om aan individuele behoeften te voldoen.”

Bij beslissing van 10 september 2012 heeft het DPMA de inschrijvingsaanvraag op grond van § 36, lid 4, MarkenG afgewezen voor zover deze betrekking had op de diensten van klasse 35, omdat niet was voldaan aan de in § 20, lid 1, MarkenV gestelde voorwaarde, aangezien de in deze aanvraag vermelde diensten van deze klasse volgens het DPMA niet duidelijk konden worden onderscheiden van andere diensten, noch wat hun aard, noch wat hun omvang betreft.

Netto Marken-Discount heeft tegen deze afwijzende beslissing beroep tot vernietiging ingesteld bij de verwijzende rechter.

De verwijzende rechter merkt op dat het Hof zich nog niet heeft uitgesproken over de vraag of merkbescherming kan worden verkregen voor een detailhandel in diensten. Mocht dit het geval zijn, dan vraagt hij zich af hoe nauwkeurig de diensten waarop deze detailhandel betrekking heeft, moeten worden beschreven, en of de door een merk dat betrekking heeft op een dergelijke detailhandel in diensten verleende bescherming zich ook kan uitstrekken tot de door de detailhandelaar zelf verrichte diensten.

Daarop heeft het Bundespatentgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

  1. Moet artikel 2 van richtlijn [2008/95] aldus worden uitgelegd dat onder een dienst in de zin van deze bepaling ook de detailhandel in diensten wordt begrepen?

  2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

    Moet artikel 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat de door een detailhandelaar aangeboden diensten inhoudelijk net zo nader moeten worden gespecificeerd als de door een detailhandelaar verkochte waren?

    1. Volstaat het voor de specificatie van de diensten dat

      1. enkel de dienstensector in het algemeen of algemene benamingen,

      2. enkel de klasse(n) of

      3. elke afzonderlijke dienst concreet

      worden aangeduid?

    2. Spelen deze aanduidingen dan een rol bij de bepaling van de datum van de aanvraag, of is het bij de aanduiding van algemene benamingen of klassen mogelijk om deze te wijzigen of aan te vullen?

  3. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

    Moet artikel 2 van richtlijn [2008/95] aldus worden uitgelegd dat de beschermingsomvang van het dienstmerk voor de detailhandel in diensten ook betrekking heeft op diensten die de detailhandelaar zelf verricht?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de prestaties van een detailhandelaar die erin bestaan om diensten samen te brengen opdat de consument deze gemakkelijk kan vergelijken en verwerven, kunnen vallen onder het in artikel 2 van richtlijn 2008/95 bedoelde begrip „diensten”.

Netto Marken-Discount, de Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk, alsook de Europese Commissie, stellen voor om die vraag bevestigend te beantwoorden, terwijl de Poolse regering meent dat het onnodig is om een detailhandel in diensten als dienst aan te merken.

Meteen dient eraan te worden herinnerd dat het voorwerp van de inschrijvingsaanvraag krachtens artikel 2 van richtlijn 2008/95 slechts een merk kan vormen indien aan drie voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet het een teken vormen. In de tweede plaats moet dit teken vatbaar zijn voor grafische voorstelling. In de derde plaats moet dit teken geschikt zijn om de „waren” of „diensten” van een onderneming te onderscheiden van die van andere ondernemingen (zie met betrekking tot artikel 2 van richtlijn 89/104, arresten Libertel, C‑104/01, EU:C:2003:244 , punt 23; Heidelberger Bauchemie, C‑49/02, EU:C:2004:384 , punt 22, en Dyson, C‑321/03, EU:C:2007:51 , punt 28).

Dienaangaande moet betreffende het begrip „diensten” worden opgemerkt dat de Uniewetgever dit niet heeft omschreven en dat om te vermijden dat de voorwaarden voor inschrijving van merken naargelang van de nationale wetgevingen kunnen variëren, dit begrip eenvormig moet worden uitgelegd (zie in die zin arrest Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte, C‑418/02, EU:C:2005:425 , punten 28‑33).

Ter fine van een dergelijke uitlegging heeft het Hof in een zaak over een door een detailhandelaar ingediende merkaanvraag reeds geoordeeld dat prestaties verricht in het kader van een detailhandel in waren diensten kunnen zijn. De detailhandel in waren omvat immers – naast de verkoop zelf van deze waren – andere activiteiten van de detailhandelaar, zoals de selectie van een assortiment te koop aangeboden waren en verschillende prestaties die de consument moeten overhalen om deze waren bij de betrokken handelaar in plaats van bij een concurrent te kopen (zie in die zin arrest Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte, EU:C:2005:425 , punten 34, 39 en 52).

Zonder dat dient te worden onderzocht of diensten, net zoals waren, het voorwerp kunnen uitmaken van een „detailhandel” in de eigenlijke zin van het woord, dient – zoals de regeringen die opmerkingen bij het Hof hebben ingediend en de Commissie naar voren hebben gebracht – te worden vastgesteld dat er situaties bestaan waarin een marktdeelnemer een assortiment van diensten van derden selecteert en aanbiedt, opdat de consument uit deze diensten kan kiezen bij één enkele partner.

De prestaties van een dergelijke marktdeelnemer kunnen met name bestaan uit activiteiten die tot doel hebben dat de consument deze diensten gemakkelijk kan vergelijken en verwerven, en uit reclameactiviteiten.

Dergelijke prestaties van samenbrenging en reclame kunnen in voorkomend geval vallen onder klasse 35 van de classificatie van Nice, waarvan het opschrift en de toelichting in de punten 9 en 10 van het onderhavige arrest zijn aangehaald. Deze mogelijkheid vindt steun in de alfabetische lijst van de classificatie van Nice, waarin „verkoop(promotie) voor derden” is opgenomen als één van de tot deze klasse behorende diensten.

Voormelde prestaties vallen in dat geval onder het begrip „diensten” in de zin van artikel 2 van richtlijn 2008/95. Zoals punt 13 van de considerans ervan bepaalt, moeten de bepalingen van die richtlijn immers volledig stroken met die van het Verdrag van Parijs en moeten zij de verplichtingen van de lidstaten die uit dit Verdrag voortvloeien, onverkort laten. Aangezien de Overeenkomst van Nice is vastgesteld op grond van dit Verdrag, mag artikel 2 niet aldus worden uitgelegd dat het prestaties die vallen onder een van de in de classificatie van Nice vermelde dienstenklassen uitsluit van het in dit artikel bedoelde begrip „diensten” (zie naar analogie arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, C‑307/10, EU:C:2012:361 , punt 52).

In casu blijkt uit het in punt 24 van het onderhavige arrest aangehaalde uittreksel van de aanvraag dat de inschrijving als merk van het in punt 23 van dit arrest weergegeven woord- en beeldteken „inzonderheid” wordt gevraagd voor het samenbrengen van door derden aangeboden diensten. Hoewel het juist is dat Netto Marken-Discount ter terechtzitting voor het Hof heeft gepreciseerd dat de door haar samengebrachte diensten alle door derden worden aangeboden, kon het woord „inzonderheid” aan de bevoegde autoriteit suggereren dat deze onderneming niet uitsluit om diensten samen te brengen die, naast door andere marktdeelnemers aangeboden diensten, door haarzelf verrichte diensten omvatten.

Zelfs gesteld dat het assortiment van diensten dat Netto Marken-Discount aanbiedt, door haarzelf verrichte diensten kan omvatten, doet deze omstandigheid echter geenszins af aan het feit dat de prestatie die in haar inschrijvingsaanvraag is omschreven in de bewoordingen „het samenbrengen van verschillende diensten voor derden, om het verwerven van deze diensten te vergemakkelijken voor de consument”, vanwege de in de punten 34 tot en met 37 van het onderhavige arrest uiteengezette redenen, kan worden aangemerkt als een dienst. Om verzoekster in het hoofdgeding de mogelijkheid niet te ontzeggen om dit teken als merk te doen inschrijven voor deze dienst van samenbrenging, mag haar inschrijvingsaanvraag voor klasse 35 van de classificatie van Nice niet worden afgewezen op de enkele grond dat het assortiment van diensten dat zij aanbiedt aan de consument ook door haarzelf aangeboden diensten kan omvatten.

Gelet op het voorgaande, dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de prestaties van een marktdeelnemer die erin bestaan om diensten samen te brengen opdat de consument deze gemakkelijk kan vergelijken en verwerven, kunnen vallen onder het in artikel 2 van richtlijn 2008/95 bedoelde begrip „diensten”.

Tweede vraag

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 2008/95 aldus moet worden uitgelegd dat daarin wordt vereist dat in een merkaanvraag voor een dienst die bestaat in het samenbrengen van diensten, de prestaties waaruit de dienst van samenbrenging bestaat en de samengebrachte diensten concreet en precies worden geïdentificeerd.

Meteen dient eraan te worden herinnerd dat de inschrijving van een merk in een openbaar register tot doel heeft het merk toegankelijk te maken voor de bevoegde autoriteiten en voor het publiek, met name voor de marktdeelnemers (arresten Heidelberger Bauchemie, EU:C:2004:384 , punt 28, en Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 46).

Enerzijds moeten de bevoegde autoriteiten zich een voldoende duidelijk en nauwkeurig beeld kunnen vormen van de waren of diensten waarop een merk betrekking heeft, teneinde te kunnen voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot het vooronderzoek van de inschrijvingsaanvragen, de publicatie en de instandhouding van een adequaat en nauwkeurig merkenregister. Anderzijds moeten de marktdeelnemers duidelijk en nauwkeurig kunnen achterhalen welke inschrijvingen hun feitelijke of potentiële concurrenten hebben verricht of welke aanvragen deze hebben ingediend, en aldus relevante informatie over de rechten van derden kunnen krijgen (arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punten 47 en 48).

Bijgevolg legt richtlijn 2008/95 op dat de waren of diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd, door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig worden geïdentificeerd opdat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de gevraagde bescherming kunnen bepalen (arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 49).

Om aan dit vereiste te voldoen, is het niet noodzakelijk dat de aanvrager van een merk voor een dienst van samenbrenging, elk van de activiteiten waaruit deze dienst bestaat, concreet omschrijft (zie in die zin arresten Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte, EU:C:2005:425 , punt 49, en Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 45). Op basis van een beschrijving zoals die in de door Netto Marken-Discount ingediende inschrijvingsaanvraag, volgens welke de betrokken dienst inzonderheid betrekking heeft op „het samenbrengen van verschillende diensten voor derden, om het verwerven van deze diensten te vergemakkelijken voor de consument, inzonderheid ook via detailhandelszaken, groothandelszaken, postordercatalogi of elektronische middelen, bijvoorbeeld websites of uitzendingen voor teleshoppen” kunnen de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers begrijpen dat de aanvraag is gedaan voor een dienst die erin bestaat een assortiment van diensten te selecteren en aan te bieden opdat de consument uit deze diensten kan kiezen bij één enkele partner.

Daarentegen is wel noodzakelijk dat de aanvrager van een merk voor een dienst van samenbrenging van diensten deze diensten voldoende duidelijk en nauwkeurig omschrijft (zie naar analogie arresten Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte, EU:C:2005:425 , punt 50, en Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 45).

Zonder voldoende duidelijke en nauwkeurige identificatie van de diensten die de aanvrager voornemens is te selecteren en aan de consument aan te bieden, kan het immers inzonderheid moeilijk, en zelfs onmogelijk, blijken voor de bevoegde autoriteiten om de aanvraag volledig te onderzoeken. Wanneer deze autoriteiten uit de aanvraag niet kunnen afleiden op welke diensten de aanvrager doelt, zullen zij met name niet naar behoren kunnen onderzoeken of het teken waarop de aanvraag tot inschrijving als merk betrekking heeft, beschrijvend is voor één of meerdere van de diensten die de aanvrager voornemens is te selecteren en aan te bieden.

In casu heeft Netto Marken-Discount voor de identificatie van de diensten die zij voornemens is samen te brengen, verwezen naar de klassen 35, 36, 39, 41 en 45 van de classificatie de Nice. Voor de meeste van deze klassen heeft zij zich echter beperkt tot het gebruik van in de hoofdklassen vermelde algemene benamingen.

Dienaangaande zij eraan herinnerd dat sommige algemene benamingen die voorkomen in de hoofdklassen van de classificatie van Nice zodanig uiteenlopende waren of diensten omvatten dat zij niet kunnen voldoen aan het vereiste van duidelijkheid en nauwkeurigheid. Daaruit volgt dat de enige gevallen waarin het gebruik zonder aanvullende beschrijving van in de hoofdklassen vermelde algemene benamingen volgens richtlijn 2008/95 is toegestaan, de gevallen zijn waarvoor deze algemene benamingen op zichzelf voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn opdat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers de omvang van de gevraagde bescherming kunnen bepalen (zie arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punten 54 en 56).

Het staat aan de bevoegde autoriteiten om te beoordelen of benamingen zoals „ontspanning” en „persoonlijke en maatschappelijke diensten om aan individuele behoeften te voldoen” in de door Netto Marken-Discount ingediende inschrijvingsaanvraag voldoen aan de opgelegde vereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid (zie naar analogie arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 55).

Overigens dient eraan te worden herinnerd dat wanneer een merkaanvrager voor een specifieke klasse alle algemene benamingen en dus de volledige hoofdklasse gebruikt, hij in ieder geval nader moet toelichten of hij doelt op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen waren of diensten, dan wel slechts op sommige ervan. Ingeval de aanvraag slechts betrekking heeft op sommige van die waren of diensten, is de aanvrager ertoe gehouden nader toe te lichten welke tot deze klasse behorende waren of diensten worden bedoeld (arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punt 61).

In casu heeft Netto Marken-Discount in haar inschrijvingsaanvraag aangegeven dat de dienst van samenbrenging waarvoor zij om merkbescherming verzoekt, onder meer betrekking heeft op het samenbrengen van diensten van „reclame; beheer van commerciële zaken; zakelijke administratie; administratieve diensten”. Onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter lijkt deze aanvraag niet te preciseren of verzoekster in het hoofdgeding door de volledige hoofdklasse 35 van de classificatie van Nice aan te halen, verzoekt om bescherming door dit merk voor het samenbrengen van alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen diensten, of enkel voor het samenbrengen van sommige van deze diensten. Gelet op het feit dat binnen de Unie verschillende benaderingen bestaan van de manier waarop het gebruik van een hoofdklasse van de classificatie van Nice moet worden begrepen, kan een aanvraag op basis waarvan niet kan worden vastgesteld of de aanvrager door het gebruik van een hoofdklasse doelt op alle of slechts een deel van de waren of diensten ervan, niet als voldoende duidelijk en nauwkeurig worden beschouwd (arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, EU:C:2012:361 , punten 58, 59 en 62).

Gelet op het voorgaande, dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat richtlijn 2008/95 aldus moet worden uitgelegd dat daarin wordt vereist dat een merkaanvraag voor een dienst van samenbrenging van diensten voldoende duidelijk en nauwkeurig is geformuleerd opdat de bevoegde autoriteiten en de andere marktdeelnemers kunnen weten welke diensten de aanvrager voornemens is samen te brengen.

Derde vraag

De derde door de verwijzende rechter gestelde vraag, die betrekking heeft op de vraag welke beschermingsomvang een merk voor een dienst van samenbrenging van diensten verleent, houdt zoals Netto Marken-Discount en de Commissie hebben opgemerkt, kennelijk geen verband met het hoofdgeding, aangezien dit uitsluitend betrekking heeft op de weigering door het DPMA om het in punt 23 van het onderhavige arrest weergegeven woord- en beeldteken in te schrijven als merk voor een dienst van samenbrenging van diensten.

Overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof volgens welke een verzoek om een prejudiciële beslissing van een nationale rechter moet worden afgewezen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding (zie met name arresten Cipolla e.a., C‑94/04 en C‑202/04, EU:C:2006:758 , punt 25, en Jakubowska, C‑225/09, EU:C:2010:729 , punt 28), dient de derde vraag niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Kosten

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
  1. De prestaties van een marktdeelnemer die erin bestaan om diensten samen te brengen opdat de consument deze gemakkelijk kan vergelijken en verwerven, kunnen vallen onder het begrip „diensten” bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten.

  2. Richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat daarin wordt vereist dat een merkaanvraag voor een dienst van samenbrenging van diensten voldoende duidelijk en nauwkeurig is geformuleerd opdat de bevoegde autoriteiten en de andere marktdeelnemers kunnen weten welke diensten de aanvrager voornemens is samen te brengen.

ondertekeningen