„Een beslissing gegeven in een verdragsluitende staat (‚de staat van herkomst’) wordt in de andere verdragsluitende staten erkend en ten uitvoer gelegd indien:
[...]
-
de beslissing is gegeven door een autoriteit die bevoegd is inzake een kwestie van de persoonlijke staat of van de ouderlijke verantwoordelijkheid, tenzij deze bevoegdheid alleen was gebaseerd op de nationaliteit van een van de partijen.”