betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) bij beslissing van 24 februari 2017, ingekomen bij het Hof op 15 maart 2017, in de procedure
Beantwoording van de prejudiciële vragen
32
De gestelde vragen hebben betrekking op de uitlegging van richtlijn 95/46, die van toepassing was ten tijde van de indiening van het verzoek om een prejudiciële beslissing. Deze richtlijn is met ingang van 25 mei 2018 ingetrokken: sinds die datum is verordening 2016/679 van toepassing.
33
Het Hof zal de gestelde vragen onderzoeken vanuit het gezichtspunt van richtlijn 95/46, maar bij de analyse van die vragen tevens rekening houden met verordening 2016/679, zodat zijn antwoorden in ieder geval van nut zullen zijn voor de verwijzende rechter.
Eerste vraag
34
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat het verbod op, of de beperkingen inzake de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in die bepalingen, onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen, tevens van toepassing zijn op de exploitant van een zoekmachine in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden als verantwoordelijke voor de verwerking die ten behoeve van het functioneren van deze zoekmachine wordt verricht.
35
In dit verband zij eraan herinnerd dat, ten eerste, de activiteit van een zoekmachine, die erin bestaat door derden op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie te vinden, automatisch te indexeren, tijdelijk op te slaan en, uiteindelijk, in een bepaalde volgorde ter beschikking te stellen aan internetgebruikers, moet worden gekwalificeerd als „verwerking van persoonsgegevens” in de zin van dit artikel 2, onder b), van richtlijn 95/46 wanneer deze informatie persoonsgegevens bevat en, ten tweede, de exploitant van deze zoekmachine moet worden beschouwd als de „verantwoordelijke” voor deze verwerking, in de zin van dat artikel 2, onder d), van deze richtlijn (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 41
).
36
De in het kader van de activiteit van een zoekmachine verrichte verwerking van persoonsgegevens verschilt namelijk van de door webredacteuren verrichte verwerking van persoonsgegevens, die erin bestaat deze gegevens op een webpagina te plaatsen, en komt boven op deze laatstgenoemde verwerking, en deze activiteit speelt een beslissende rol speelt bij de wereldwijde verspreiding van deze gegevens, doordat zij deze toegankelijk maakt voor elke internetgebruiker die op de naam van de betrokkene zoekt, daaronder begrepen de internetgebruikers die anders de webpagina waarop diezelfde gegevens zijn gepubliceerd niet hadden gevonden. Verder kunnen de door de zoekmachines verrichte ordening en samenvoeging van de op het internet gepubliceerde informatie, teneinde de gebruikers van deze machines gemakkelijker toegang tot deze informatie te verschaffen, ertoe leiden dat, wanneer deze gebruikers op de naam van een natuurlijke persoon zoeken, zij via de resultatenlijst een gestructureerd overzicht krijgen van de over deze persoon op het internet vindbare informatie, waardoor zij een min of meer gedetailleerd profiel van de betrokkene kunnen opstellen (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punten 35-37
).
37
Aangezien de activiteit van een zoekmachine de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens dus aanzienlijk kan aantasten, boven op de aantasting daarvan door de activiteit van de webredacteuren, moet de exploitant van deze machine – als persoon die het doel van en de middelen voor deze activiteit vaststelt – bijgevolg in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden verzekeren dat deze activiteit voldoet aan de vereisten van richtlijn 95/46, opdat de daarin vervatte waarborgen hun volle werking kunnen krijgen en een doelmatige en volledige bescherming van de betrokkenen, en met name van de eerbiediging van hun recht op privéleven, daadwerkelijk tot stand kan worden gebracht (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 38
).
38
De eerste prejudiciële vraag beoogt vast te stellen of de exploitant van een zoekmachine in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden tevens moet voldoen aan de vereisten die richtlijn 95/46 stelt ten aanzien van de bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 5, ervan, wanneer deze gegevens onderdeel zijn van de informatie die door derden op internet is gepubliceerd of opgeslagen en door deze exploitant worden verwerkt ten behoeve van het functioneren van zijn zoekmachine.
39
Artikel 8, lid 1, van richtlijn 95/46 bepaalt met betrekking tot deze bijzondere categorieën gegevens dat de lidstaten de verwerking verbieden van persoonlijke gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een vakvereniging blijken, alsook de verwerking van gegevens die de gezondheid en het seksuele leven betreffen. In onder meer artikel 8, lid 2, is voorzien in bepaalde uitzonderingen op en afwijkingen van dit verbod.
40
Artikel 8, lid 5, van richtlijn 95/46 stelt dat verwerkingen van gegevens inzake overtredingen, strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen alleen mogen worden verricht onder toezicht van de overheid of indien de nationale wetgeving voorziet in passende specifieke waarborgen, behoudens afwijkingen die een lidstaat kan toestaan uit hoofde van nationale bepalingen welke passende en specifieke waarborgen bieden. Een volledig register van strafrechtelijke veroordelingen mag evenwel alleen worden bijgehouden onder toezicht van de overheid. De lidstaten kunnen voorschrijven dat ook verwerkingen van gegevens inzake administratieve sancties of burgerrechtelijke beslissingen onder toezicht van de overheid worden verricht.
41
De inhoud van artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 is met enkele wijzigingen overgenomen in artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening 2016/679.
42
Allereerst moet worden vastgesteld dat uit de bewoordingen van deze bepalingen van richtlijn 95/46 en verordening 2016/679 naar voren komt dat het verbod en de beperkingen die daarbij zijn vastgesteld, behoudens de in deze richtlijn en verordening bepaalde uitzonderingen, van toepassing zijn op elk type verwerking van de bijzondere categorieën gegevens als bedoeld in deze bepalingen en op alle verantwoordelijken die dergelijke verwerkingen verrichten.
43
Voorts voorziet geen enkele andere bepaling van deze richtlijn of deze verordening in een algemene afwijking van dit verbod of van deze beperkingen ten behoeve van een verwerking als die welke wordt verricht in het kader van de activiteit van een zoekmachine. Zoals reeds uit punt 37 van het onderhavige arrest naar voren komt, vloeit juist uit de algemene opzet van deze handelingen voort dat de exploitant van een dergelijke machine, net als iedere andere voor de verwerking verantwoordelijke, er in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden voor moet zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens die hij verricht voldoet aan de vereisten van respectievelijk richtlijn 95/46 of verordening 2016/679.
44
Tot slot zou een uitlegging van artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 of van artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening 2016/679 die, bij voorbaat en in zijn algemeenheid, de activiteit van een zoekmachine uitzondert van de specifieke vereisten die krachtens deze bepalingen gelden voor de verwerkingen betreffende de hierin bedoelde bijzondere categorieën gegevens, indruisen tegen de doelstelling van deze bepalingen, namelijk het waarborgen van een versterkte bescherming tegen dergelijke verwerkingen die, wegens de bijzondere gevoeligheid van deze gegevens een, zoals tevens uit overweging 33 van deze richtlijn en overweging 51 van deze verordening naar voren komt, een bijzonder ernstige inbreuk kunnen vormen op de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, die door de artikelen 7 en 8 van het Handvest zijn gewaarborgd.
45
Ofschoon, anders dan met name Google betoogt, de specifieke kenmerken van de verwerking die door de exploitant van een zoekmachine in het kader van diens activiteit wordt verricht dus niet kunnen rechtvaardigen dat deze exploitant is vrijgesteld van de naleving van artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 alsmede artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening 2016/679, kunnen deze specifieke kenmerken wel van invloed zijn op de omvang van diens verantwoordelijkheid en concrete verplichtingen in het licht van deze bepalingen.
46
In dit verband moet, zoals de Europese Commissie benadrukt, worden opgemerkt dat de exploitant van een zoekmachine niet verantwoordelijk is voor het feit dat de in deze bepalingen bedoelde persoonsgegevens op een webpagina staan die door een derde is gepubliceerd, maar voor het feit dat deze pagina wordt geïndexeerd en meer bepaald dat een link naar die pagina wordt getoond in de lijst met zoekresultaten die internetgebruikers te zien krijgen na een zoekopdracht op de naam van een natuurlijke persoon, daar de weergave van de desbetreffende link in een dergelijke lijst de grondrechten van de betrokkene op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens aanzienlijk kan aantasten (zie in die zin arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 80
).
47
Gelet op de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de mogelijkheden van de exploitant van een zoekmachine als verantwoordelijke voor de verwerking die wordt verricht in het kader van de activiteit van deze zoekmachine, kunnen, in deze omstandigheden, de verboden en beperkingen als bepaald in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 alsmede in artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening 2016/679, zoals de advocaat-generaal in punt 56 van zijn conclusie heeft aangegeven en alle belanghebbenden die op dit onderwerp een standpunt hebben ingenomen in wezen opmerken, alleen voor deze exploitant gelden op grond van het feit dat hij deze indexering verricht, en dus bij een beoordeling, onder toezicht van de bevoegde nationale autoriteiten, naar aanleiding van een door de betrokkene ingediend verzoek.
48
Uit het voorgaande vloeit voort dat op de eerste vraag moet worden geantwoord dat de bepalingen in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 aldus moeten worden uitgelegd dat het verbod op, of de beperkingen inzake de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in die bepalingen, onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen, tevens van toepassing zijn op de exploitant van een zoekmachine in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden als verantwoordelijke voor de verwerking die tijdens de activiteit van deze machine wordt verricht, bij een beoordeling die, onder toezicht van de bevoegde nationale autoriteiten, door deze exploitant wordt verricht na een door de betrokkene ingediend verzoek.
Tweede vraag
49
Met zijn tweede vraag, bestaande uit drie delen, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen:
-
of het bepaalde in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat de exploitant van een zoekmachine op basis daarvan verplicht is, behoudens de in deze richtlijn voorziene uitzonderingen, tot inwilliging van de verzoeken tot het verwijderen van links die leiden naar webpagina’s waarop persoonsgegevens staan vermeld die in een van de in deze bepalingen bijzondere categorieën vallen;
-
of artikel 8, lid 2, onder a) en e), van richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat een dergelijke exploitant ingevolge dat artikel kan weigeren een verzoek tot verwijdering van een link in te willigen wanneer hij vaststelt dat de betreffende link leidt naar content die persoonsgegevens bevat die in een van de in artikel 8, lid 1, bedoelde bijzondere categorieën vallen, maar waarvan de verwerking onder een van de uitzonderingen als bedoeld in dat artikel 8, lid 2, onder a) en e), valt, en
-
of het bepaalde in richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat de exploitant van een zoekmachine tevens kan weigeren een verzoek tot verwijdering van een link in te willigen op grond dat de link waarvan om verwijdering wordt verzocht leidt naar webpagina’s waarop in een van de bijzondere categorieën als bedoeld in artikel 8, leden 1 of 5, van deze richtlijn vallende persoonsgegevens worden gepubliceerd voor uitsluitend journalistieke of artistieke of literaire doeleinden, en deze publicatie dus onder de in artikel 9 van die richtlijn voorziene uitzondering valt.
50
Vooraf moet worden opgemerkt dat, in het kader van richtlijn 95/46, de verzoeken tot verwijdering van links zoals die in het hoofdgeding meer bepaald hun grondslag vinden in artikel 12, onder b), van die richtlijn, op grond waarvan de lidstaten de betrokkenen het recht waarborgen van de voor de verwerking verantwoordelijke de uitwissing van de gegevens te verkrijgen waarvan de verwerking niet met de richtlijn overeenstemt.
51
Daarenboven kennen de lidstaten volgens artikel 14, eerste alinea, onder a), van richtlijn 95/46 de betrokkene het recht toe zich ten minste in de gevallen bedoeld in artikel 7, onder e) en f), van die richtlijn, te allen tijde om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met zijn bijzondere situatie ertegen te verzetten dat hem betreffende gegevens het voorwerp van een verwerking vormen, behoudens andersluidende bepalingen in de nationale wetgeving.
52
In dit verband zij eraan herinnerd dat het Hof heeft geoordeeld dat artikel 12, onder b), en artikel 14, eerste alinea, onder a), van richtlijn 95/46 aldus moeten worden uitgelegd dat, ter naleving van de in deze bepalingen voorziene rechten en voor zover aan de in deze bepalingen gestelde voorwaarden daadwerkelijk is voldaan, de exploitant van een zoekmachine verplicht is om van de resultatenlijst die na een zoekopdracht op de naam van een persoon wordt weergegeven, de links te verwijderen naar door derden gepubliceerde webpagina’s waarop informatie over deze persoon is te vinden, ook indien deze naam of deze informatie niet vooraf of gelijktijdig van deze webpagina’s is gewist en, in voorkomend geval, zelfs wanneer de publicatie ervan op deze webpagina’s op zich rechtmatig is (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 88
).
53
Ook heeft het Hof benadrukt dat in het kader van de beoordeling van de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen met name moet worden onderzocht of de betrokkene er recht op heeft dat de aan de orde zijnde informatie over hem thans niet meer met zijn naam wordt verbonden via een resultatenlijst die wordt weergegeven nadat op zijn naam is gezocht, zonder dat de vaststelling van een dergelijk recht evenwel veronderstelt dat de opneming van die informatie in de resultatenlijst deze betrokkene schade berokkent. Aangezien laatstgenoemde op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten kan verlangen dat de betrokken informatie niet meer door de opneming ervan in een dergelijke resultatenlijst ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek, krijgen deze rechten in beginsel niet enkel voorrang op het economische belang van de exploitant van de zoekmachine, maar ook op het belang van dit publiek om toegang tot deze informatie te krijgen wanneer op de naam van deze persoon wordt gezocht. Dit zal echter niet het geval zijn indien de inmenging in de grondrechten van de betrokken persoon om bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om, door deze opneming, toegang tot de betrokken informatie te krijgen (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 99
).
54
In het kader van verordening 2016/679 heeft de wetgever van de Europese Unie, in artikel 17 van die verordening, een bepaling opgenomen met een specifieke regeling van het „recht op gegevenswissing”, in het opschrift van dit artikel ook „recht op vergetelheid” genoemd.
55
Ingevolge dit artikel 17, lid 1, heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en is de verwerkingsverantwoordelijke verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de in die bepaling genoemde gevallen van toepassing is. De in die bepaling genoemde gevallen omvatten het feit dat de gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden van de verwerking, dat de betrokkene de toestemming intrekt waarop de verwerking berust en er geen andere rechtsgrond voor de verwerking is, dat de betrokkene overeenkomstig artikel 21, lid 1 of 2, van verordening 2016/679 – dat artikel 14 van richtlijn 95/46 vervangt – bezwaar maakt tegen de verwerking, dat de gegevens onrechtmatig zijn verwerkt, dat zij moeten worden gewist om te voldoen aan een wettelijke verplichting of dat zij zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij aan kinderen.
56
Artikel 17, lid 3, van verordening 2016/679 bepaalt echter nader dat artikel 17, lid 1, van deze verordening niet van toepassing is voor zover verwerking nodig is om een van de redenen die in die eerste bepaling zijn genoemd. Een van die redenen staat in artikel 17, lid 3, onder a), van die verordening en is het uitoefenen van het recht op, meer bepaald, vrijheid van informatie.
57
De omstandigheid dat artikel 17, lid 3, onder a), van verordening 2016/679 thans uitdrukkelijk bepaalt dat het recht op gegevenswissing van de betrokkene is uitgesloten wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van het door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde recht op, onder meer, vrijheid van informatie, geeft uitdrukking aan het feit dat het recht op bescherming van persoonsgegevens geen absoluut recht is, maar, zoals is benadrukt in overweging 4 van deze verordening, moet worden bezien in verhouding tot de functie ervan in de maatschappij en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet worden afgewogen tegen andere grondrechten [zie ook arrest van
9 november 2010, Volker und Markus Schecke en Eifert, C-92/09 en C-93/09, EU:C:2010:662, punt 48
, en advies 1/15 (PNR-Overeenkomst EU-Canada), van
26 juli 2017, EU:C:2017:592, punt 136
].
58
In deze context zij eraan herinnerd dat in artikel 52, lid 1, van het Handvest wordt erkend dat aan de uitoefening van rechten zoals die welke in de artikelen 7 en 8 van het Handvest zijn neergelegd, beperkingen kunnen worden gesteld, voor zover deze beperkingen bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen, en, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (arrest
Volker und Markus Schecke en Eifert, C-92/09 en C-93/09, EU:C:2010:662, punt 50
).
59
In verordening 2016/679, en meer bepaald in artikel 17, lid 3, onder a), is dus expliciet het vereiste neergelegd, een afweging te maken tussen de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest neergelegde grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens enerzijds, en het door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde grondrecht op vrijheid van informatie anderzijds.
60
Met deze overwegingen in het achterhoofd moet worden onderzocht onder welke voorwaarden de exploitant van een zoekmachine een verzoek om verwijdering van links moet inwilligen en dus de link naar een webpagina waarop persoonsgegevens staan vermeld die onder de bijzondere categorieën als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 vallen, moet wissen uit de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van betrokkene.
61
In dit verband moet allereerst worden vastgesteld dat de verwerking door de exploitant van een zoekmachine van de bijzondere categorieën gegevens als bedoeld in artikel 8, lid 1, van richtlijn 95/46, in beginsel kan vallen onder de uitzonderingen van het door de verwijzende rechter genoemde artikel 8, lid 2, onder a) en e), dat bepaalt dat het verbod op verwerking van deze bijzondere categorieën gegevens niet van toepassing is wanneer de betrokkene uitdrukkelijk met een dergelijke verwerking heeft toegestemd, tenzij de wetgeving van de betrokken lidstaat een dergelijke toestemming verbiedt, of wanneer de verwerking meer bepaald betrekking heeft op gegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt Deze uitzonderingen zijn thans opgenomen in artikel 9, lid 2, onder a) en e), van verordening 2016/679. Bovendien is op grond van dit artikel 9, lid 2, onder g), dat in wezen hetzelfde luidt als artikel 8, lid 4, van richtlijn 95/46, de verwerking van deze categorieën gegevens mogelijk indien zij noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang, op grond van Unierecht of lidstatelijk recht, waarbij de evenredigheid met het nagestreefde doel wordt gewaarborgd, de wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens wordt geëerbiedigd en passende en specifieke maatregelen worden getroffen ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkene.
62
Wat betreft de uitzondering als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a), van richtlijn 95/46 en in artikel 9, lid 2, onder a), van verordening 2016/679, vloeit voort uit de definitie van het begrip „toestemming” in artikel 2, onder h), van deze richtlijn en in artikel 4, punt 11 van deze verordening, dat deze toestemming „specifiek” moet zijn en dus specifiek betrekking moet hebben op de verwerking in het kader van de activiteit van de zoekmachine en zodoende op het feit dat deze verwerking derden in staat stelt om via een zoekopdracht op de naam van deze persoon een resultatenlijst te verkrijgen met daarop links naar webpagina’s die hem betreffende gevoelige gegevens bevatten. Het valt in de praktijk echter moeilijk voor te stellen en het blijkt overigens evenmin uit het dossier dat in de onderhavige zaak aan het Hof is voorgelegd, dat de exploitant van een zoekmachine de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkenen verlangt alvorens hen betreffende persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van zijn indexeringsactiviteit. Zoals met name de Franse en de Poolse regering alsmede de Commissie hebben opgemerkt, houdt het feit dat iemand verzoekt om verwijdering van links in ieder geval in dat hij of zij in beginsel, ten minste op het moment van het verzoek, niet langer toestemming geeft voor de door de exploitant van de zoekmachine verrichte verwerking. In deze context moet er ook aan worden herinnerd dat artikel 17, lid 1, onder b), van deze verordening, als een van de redenen voor het „recht op vergetelheid”, doelt op de omstandigheid waarin de betrokkene de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 9, lid 2, van die verordening is gebaseerd intrekt, en er geen andere rechtsgrondslag voor de verwerking bestaat.
63
Daarentegen geldt de in artikel 8, lid 2, onder e), van richtlijn 95/46 en artikel 9, lid 2, onder e), van verordening 2016/679 bedoelde omstandigheid dat de betrokken gegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt, zoals in wezen is opgemerkt door alle belanghebbenden die zich over dit onderwerp hebben uitgesproken, voor zowel de exploitant van de zoekmachine als voor de redacteur van de betreffende webpagina.
64
Ook al staan op een webpagina persoonsgegevens die vallen in de bijzondere categorieën als bedoeld in artikel 8, lid 1, van richtlijn 95/46 en artikel 9, lid 1, van verordening 2016/679, voldoet, in een dergelijk geval, de verwerking van deze gegevens door de exploitant van de zoekmachine in het kader van diens activiteit derhalve aan deze bepalingen, mits zij ook voldoet aan de andere rechtmatigheidsvoorwaarden die met name worden gesteld in artikel 6 van deze richtlijn of in 5 van deze verordening (zie in die zin arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 72
).
65
De betrokkene heeft evenwel, zelfs in een dergelijke hypothese, ingevolge artikel 14, eerste alinea, onder a), van richtlijn 95/46 of artikel 17, lid 1, onder c), en artikel 21, lid 1, van verordening 2016/679, mogelijk recht op de verwijdering van de betrokken link om redenen die verband houden met zijn specifieke situatie.
66
In ieder geval moet de exploitant van een zoekmachine na de ontvangst van een verzoek om verwijdering van een link nagaan of de opname van de link naar de betreffende webpagina op de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van de betrokkene noodzakelijk is voor de uitoefening van het door artikel 11 van het Handvest beschermde recht op vrijheid van informatie. Ofschoon de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest beschermde rechten van de betrokkene in de regel voorrang hebben op dit recht van vrijheid van informatie van internetgebruikers, kan dit evenwicht in bijzondere gevallen afhangen van de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt (zie in die zin arrest van
13 mei 2014, Google Spain et Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 81
).
67
Hierbij komt het feit dat in het geval de verwerking betrekking heeft op de bijzondere categorieën gegevens als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46, of artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening 2016/679, de inbreuk op de grondrechten van eerbiediging van het privéleven en van de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkene, zoals in punt 44 van dit arrest is opgemerkt, mogelijk bijzonder ernstig is vanwege de gevoeligheid van deze gegevens.
68
Derhalve moet de exploitant van een zoekmachine na de ontvangst van een verzoek tot verwijdering van een link naar een webpagina waarop dergelijke gevoelige gegevens zijn gepubliceerd, op basis van alle relevante elementen van het geval en gelet op de ernst van de inbreuk op de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest verankerde grondrechten van de betrokkene op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens, om de redenen van algemeen zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 8, lid 4, van richtlijn 95/46 of in artikel 9, lid 2, onder g), van verordening 2016/679, en onder eerbiediging van de in deze bepalingen bedoelde voorwaarden, nagaan of de opname van deze link in de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze persoon strikt noodzakelijk blijkt ter bescherming van de in artikel 11 van het Handvest verankerde recht op vrijheid van informatie van de internetgebruikers die mogelijk geïnteresseerd zijn in toegang tot deze webpagina via een dergelijke zoekopdracht.
69
Uit een en ander volgt dat de tweede vraag dient te worden beantwoord als volgt:
-
De bepalingen in artikel 8, leden 1 en 5, van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat de exploitant van een zoekmachine op grond daarvan in beginsel, onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen, verplicht is verzoeken tot verwijdering van links naar webpagina’s die persoonsgegevens bevatten die onder de in deze bepalingen bedoelde bijzondere categorieën vallen, in te willigen.
-
Artikel 8, lid 2, onder e), van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat een dergelijke exploitant ingevolge die bepaling kan weigeren een verzoek tot verwijdering van een link in te willigen wanneer hij vaststelt dat de betrokken link leidt naar content die persoonsgegevens bevat die onder de in dit artikel 8, lid 1, bedoelde bijzondere categorieën vallen, maar waarvan de verwerking is gedekt door de uitzondering van artikel 8, lid 2, onder e), mits deze verwerking voldoet aan alle andere rechtmatigheidsvoorwaarden uit deze richtlijn en tenzij de betrokkene krachtens artikel 14, eerste alinea, onder a), van deze richtlijn het recht heeft zich tegen deze verwerking te verzetten om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met zijn bijzondere situatie.
-
De bepalingen in richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat de exploitant van een zoekmachine na de ontvangst van een verzoek tot verwijdering van een link naar een webpagina waarop persoonsgegevens die onder de in artikel 8, lid 1 of 5, van deze richtlijn bedoelde bijzondere categorieën vallen zijn gepubliceerd, op basis van alle relevante elementen van het geval en gelet op de ernst van de inbreuk op de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest verankerde grondrechten van de betrokkene op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens, om de redenen van algemeen zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 8, lid 4, van richtlijn 95/46 en onder eerbiediging van de in deze bepaling bedoelde voorwaarden, moet nagaan of de opname van deze link in de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze persoon strikt noodzakelijk blijkt ter bescherming van het in artikel 11 van het Handvest verankerde recht op vrijheid van informatie van de internetgebruikers die mogelijk geïnteresseerd zijn in toegang tot deze webpagina via een dergelijke zoekopdracht.
Derde vraag
70
Daar deze vraag uitsluitend is gesteld voor het geval de eerste vraag negatief wordt beantwoord, behoeft zij, nu die eerste vraag bevestigend is beantwoord, geen antwoord.
Vierde vraag
71
Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen van richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat,
-
ten eerste, de informatie inzake een gerechtelijke procedure tegen een natuurlijke persoon en, in het voorkomende geval, de informatie inzake de veroordeling die hieruit is voortgevloeid, gegevens vormen inzake „overtredingen” en „strafrechtelijke veroordelingen” in de zin van artikel 8, lid 5, van richtlijn 95/46, en
-
ten tweede, de exploitant van een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van links naar webpagina’s waarop dergelijke informatie staat moet inwilligen, wanneer deze informatie een eerder stadium van de gerechtelijke procedure betreft en, gelet op het verloop van die procedure, niet langer overeenstemt met de huidige situatie.
72
In dit verband moet, zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt in punt 100 van zijn conclusie en zoals is betoogd door onder meer de Franse regering, Ierland, de Italiaanse en de Poolse regering alsook door de Commissie, worden vastgesteld dat de informatie inzake een gerechtelijke procedure die tegen een natuurlijke persoon is gevoerd, zoals die waarin wordt bericht over zijn verdere vervolging of het proces en, in voorkomend geval, de veroordeling die daaruit is voortgevloeid, ziet op gegevens inzake „overtredingen” en „strafrechtelijke veroordelingen” in de zin van artikel 8, lid 5, eerste alinea, van richtlijn 95/46 en artikel 10 van verordening 2016/679, en dit ongeacht het feit of tijdens die gerechtelijke procedure al dan niet is komen vast te staan dat de overtreding waarvoor de persoon is vervolgd is begaan.
73
Derhalve verricht een exploitant van een zoekmachine, door links naar webpagina’s waarop dergelijke gegevens zijn gepubliceerd op te nemen in de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze persoon, een verwerking van deze gegevens, waarvoor, ingevolge artikel 8, lid 5, eerste alinea, van richtlijn 95/46 en artikel 10 van verordening 2016/679, bijzondere beperkingen gelden. Zoals de Commissie heeft opgemerkt, kan een dergelijke verwerking, krachtens deze bepalingen en mits de overige in deze richtlijn en in deze verordening gestelde voorwaarden voor rechtmatigheid zijn geëerbiedigd, met name rechtmatig zijn indien het nationale recht voorziet in passende en specifieke waarborgen, hetgeen het geval kan zijn wanneer de betreffende informatie door de overheid onder eerbiediging van het toepasselijke nationale recht openbaar is gemaakt.
74
Wat deze andere voorwaarden voor rechtmatigheid betreft, moet eraan worden herinnerd dat uit de vereisten in artikel 6, lid 1, onder c) tot en met e), van richtlijn 95/46, die thans zijn overgenomen in artikel 5, lid 1, onder c) tot en met e), van verordening 2016/679, volgt dat zelfs een oorspronkelijk rechtmatige verwerking van juiste gegevens na verloop van tijd onverenigbaar met deze richtlijn of deze verordening kan worden wanneer deze gegevens niet langer noodzakelijk zijn in het licht van de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of verwerkt. Dit is met name het geval wanneer deze gegevens gelet op deze doeleinden en gelet op de tijd die is verstreken ontoereikend blijken, niet of niet meer ter zake dienend of bovenmatig zijn (arrest van
13 mei 2014, Google Spain en Google, C-131/12, EU:C:2014:317, punt 93
).
75
Zoals in punt 66 van dit arrest is vastgesteld moet, zelfs in het geval waarin de verwerking van in artikel 8, lid 5, van richtlijn 95/46 en artikel 10 van verordening 2016/679 bedoelde gegevens niet voldoet aan de in deze bepalingen voorziene beperkingen of aan de andere voorwaarden voor rechtmatigheid zoals die welke zijn gesteld in artikel 6, lid 1, onder c) tot en met e), van die richtlijn en artikel 5, lid 1, onder c) tot en met e), van die verordening, de exploitant van een zoekmachine, om de redenen van zwaarwegend algemeen belang uit artikel 8, lid 4, van die richtlijn of artikel 9, lid 2, onder g), van die verordening, en onder eerbiediging van de in deze bepalingen bedoelde voorwaarden, nog nagaan of de opname van de link naar de betreffende webpagina in de lijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht die is verricht op de naam van de betrokkene, noodzakelijk is voor de uitoefening van het door artikel 11 van het Handvest beschermde recht op vrijheid van informatie.
76
In dit verband moet worden opgemerkt dat uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) naar voren komt dat verzoeken die door de betrokkenen zijn ingediend met het oog op het verbod, krachtens artikel 8 van het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, op het door de verschillende media op internet beschikbaar stellen van oude reportages over een strafproces dat tegen deze personen was gevoerd, een onderzoek verlangen naar het juiste evenwicht dat moet worden bewaard tussen het recht op de eerbiediging van het privéleven van deze personen en, onder meer, de vrijheid van informatie van het publiek. Bij het zoeken naar dit juiste evenwicht moet rekening worden gehouden met de essentiële rol van de pers in een democratische samenleving, die mede inhoudt dat verslag wordt gedaan van en commentaar wordt gegeven op gerechtelijke procedures. Daarenboven gaat de functie van de media om dergelijke informatie en ideeën mede te delen samen met het recht, van het publiek, om deze te ontvangen. Het EHRM heeft in deze context erkend dat het publiek niet alleen een belang heeft om te worden geïnformeerd over een actuele gebeurtenis, maar ook om onderzoek te kunnen doen naar gebeurtenissen uit het verleden, met dien verstande dat de omvang van het belang van het publiek bij strafprocedures evenwel variabel is en met name afhankelijk van de omstandigheden van de zaak kan evolueren (EHRM, 28 juni 2018, M.L. en W.W. tegen Duitsland, CE:ECHR:2018:0628JUD006079810, §§ 89 en 100-102).
77
In het kader van een verzoek tot verwijdering van links naar webpagina’s waarop informatie is gepubliceerd over een strafrechtelijke procedure die tegen de betrokkene is gevoerd en welke informatie betrekking heeft op een voorgaande fase van deze procedure en niet langer overeenkomt met de huidige situatie, is het dus aan de exploitant van de zoekmachine om te beoordelen of deze persoon, gelet op alle omstandigheden van de zaak, zoals onder meer de aard en de ernst van de betreffende overtreding, het verloop en de afloop van die procedure, de tijd die is verstreken, de rol die deze persoon in het openbare leven speelt en zijn gedrag in het verleden, het belang van het publiek ten tijde van het verzoek, de inhoud en de vorm van de publicatie en de repercussies ervan voor die persoon, er recht op heeft dat de desbetreffende informatie in het huidige stadium niet langer wordt verbonden aan zijn naam op een resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht die is verricht op deze naam.
78
Hieraan moet echter worden toegevoegd dat de exploitant van een zoekmachine, zelfs al mocht hij vaststellen dat dit niet het geval is omdat de opname van de betrokken link strikt noodzakelijk blijkt om de rechten op de eerbiediging van het privéleven en op de bescherming van de gegevens van de betrokkene te rijmen met de vrijheid van informatie van mogelijk geïnteresseerde internetgebruikers, in ieder geval uiterlijk bij het verzoek tot verwijdering van links de resultatenlijst dusdanig dient te ordenen dat het algehele beeld dat hiermee voor de internetgebruiker wordt geschetst een afspiegeling vormt van de actuele gerechtelijke situatie, hetgeen onder meer vereist dat de links naar webpagina’s die daarover informatie bevatten als eerste op deze lijst verschijnen.
79
Gelet op het voorgaande moet op de vierde vraag worden geantwoord dat de bepalingen in richtlijn 95/46 aldus moet worden uitgelegd dat:
-
ten eerste, de informatie inzake een gerechtelijke procedure die tegen een natuurlijke persoon is gevoerd en, in het voorkomende geval, de informatie inzake de hieruit voortgevloeide veroordeling, gegevens vormen inzake „overtredingen” en „strafrechtelijke veroordelingen” in de zin van artikel 8, lid 5, van richtlijn 95/46, en
-
ten tweede, de exploitant van een zoekmachine verplicht is tot inwilliging van het verzoek tot verwijdering van links naar webpagina’s waarop dergelijke informatie is vermeld, wanneer deze informatie betrekking heeft op een voorgaande fase van de gerechtelijke procedure en, gelet op het verloop ervan, niet langer overeenkomt met de actuele situatie, voor zover in het kader van de toetsing van de redenen van zwaarwegend algemeen belang als bedoeld in artikel 8, lid 4, van die richtlijn is vastgesteld dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten van de betrokkene prevaleren boven de door artikel 11 van het Handvest beschermde rechten van mogelijk geïnteresseerde internetgebruikers.