Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2019
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2019
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 12 september 2019
Arrest van het Hof (Derde kamer)
12 september 2019(*)
"„Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de gezondheid - Hygiënepakket - Verordening (EG) nr. 853/2004 - Verordening (EG) nr. 854/2004 - Hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong - Vlees van pluimvee - Postmortemkeuring van de karkassen - Zichtbare verontreiniging van een karkas - Nultolerantieaanpak”"
In zaak C‑347/17,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de rechtbank Rotterdam (Nederland) bij verwijzingsuitspraak van 8 juni 2017, ingekomen bij het Hof op 12 juni 2017, in de procedure
A e.a.
tegenStaatssecretaris van Economische Zaken,
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: M. Vilaras, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Derde kamer, J. Malenovský, L. Bay Larsen, M. Safjan en D. Šváby (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: M. Bobek,
griffier: C. Strömholm, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 4 oktober 2018,
gelet op de opmerkingen van:
-
A e.a., vertegenwoordigd door E. Dans, advocaat,
-
de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman, M. L. Noort, C. S. Schillemans en J. M. Hoogveld als gemachtigden,
-
de Deense regering, vertegenwoordigd door J. Nymann-Lindegren, M. Wolff en P. Ngo als gemachtigden,
-
de Duitse regering, aanvankelijk vertegenwoordigd door T. Henze en S. Eisenberg, vervolgens door laatstgenoemde, als gemachtigden,
-
de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo als gemachtigde,
-
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Bouquet en F. Moro als gemachtigden,
-
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 november 2018,
het navolgende
Artikel 14 van die verordening heeft als opschrift „Voedselveiligheidsvoorschriften” en bepaalt het volgende:„In deze verordening wordt verstaan onder:
[...]
‚risico’: functie van de kans op een nadelig gezondheidseffect en de ernst van dat effect, voortvloeiend uit een gevaar;
[...]
‚gevaar’: biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”.
Artikel 17 van die verordening heeft als opschrift „Verantwoordelijkheden” en luidt:„1.Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn.
2.Levensmiddelen worden geacht onveilig te zijn indien zij worden beschouwd als:
schadelijk voor de gezondheid;
ongeschikt voor menselijke consumptie.
3.Bij de beoordeling of een levensmiddel onveilig is, worden de volgende punten in aanmerking genomen:
de normale omstandigheden van het gebruik van het levensmiddel door de consument, alsmede in alle stadia van productie, verwerking en distributie, en
de informatie die aan de consument wordt verstrekt, inclusief de informatie op het etiket, of andere informatie die algemeen voor consumenten beschikbaar is betreffende het vermijden van specifieke nadelige gezondheidseffecten van een bepaald levensmiddel of een categorie levensmiddelen.
[...]
5.Bij de beoordeling of een levensmiddel ongeschikt is voor menselijke consumptie, wordt bezien of een levensmiddel onaanvaardbaar is voor menselijke consumptie, gelet op het gebruik waarvoor het is bestemd, als gevolg van verontreiniging door vreemd materiaal of anderszins, of door verrotting, kwaliteitsverlies of bederf.
[...]”
„1.De exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven zorgen ervoor dat de levensmiddelen en diervoeders in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op hun bedrijvigheid en controleren of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.
2.De lidstaten handhaven de levensmiddelenwetgeving en gaan na of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven.
Daartoe onderhouden zij een systeem van officiële controles en andere op de situatie afgestemde activiteiten, met inbegrip van de communicatie met het publiek over de veiligheid en de risico’s van levensmiddelen en diervoeders, bewaking van de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders alsmede andere controleactiviteiten betreffende alle stadia van de productie, verwerking en distributie.
Voorts stellen de lidstaten de regels vast inzake maatregelen en sancties in geval van overtredingen van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeder. De maatregelen en sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”
Artikel 3 van die verordening heeft als opschrift „Algemene verplichting” en bepaalt:„Voor de uitvoering van deze verordening gelden de volgende definities:
[...]
‚verontreiniging’: de aanwezigheid of de introductie van een gevaar”.
Artikel 4 van die verordening heeft als opschrift „Algemene en specifieke hygiënevoorschriften” en bepaalt:„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorgen ervoor dat alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen die zij onder hun beheer hebben, voldoen aan de bij onderhavige verordening vastgestelde toepasselijke hygiënevoorschriften.”
Artikel 5 van verordening nr. 852/2004, met als opschrift „Risicoanalyse en kritische controlepunten”, bepaalt in lid 1 het volgende:„1.Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met primaire productie en de in bijlage I bedoelde, daarmee verband houdende bewerkingen, houden zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage I, deel A, alsmede aan alle andere specifieke voorschriften van verordening (EG) nr. 853/2004.
2.Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met enigerlei stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op de stadia waarop lid 1 van toepassing is, houden zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II, alsmede aan alle specifieke voorschriften van verordening (EG) nr. 853/2004.
3.Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten, voor zover van toepassing, de volgende specifieke hygiënemaatregelen treffen:
voldoen aan de microbiologische criteria voor levensmiddelen;
procedures om de doelstellingen van deze verordening te bereiken;
voldoen aan de vereisten inzake temperatuurbeheersing voor levensmiddelen;
handhaving van het koelcircuit;
steekproeven en analyses.
[...]”
„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven dragen zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen [Hazard Analysis Critical Control Point (HACCP) (systeem voor de analyse van de risico’s en kritische punten voor de controle ervan)].”
In artikel 2 van verordening nr. 853/2004, met als opschrift „Definities”, is bepaald:In verordening (EG) nr. 852/2004 [...] hebben het Europees Parlement en de Raad de algemene hygiënevoorschriften op het gebied van levensmiddelen voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vastgesteld.
Bepaalde levensmiddelen kunnen specifieke gevaren inhouden voor de volksgezondheid, zodat specifieke hygiënevoorschriften moeten worden vastgesteld. Dat geldt met name voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarbij herhaaldelijk microbiologische en chemische gevaren zijn gemeld.
[...]
Wat de volksgezondheid betreft, bevatten deze voorschriften gemeenschappelijke beginselen. Zo stellen zij met name soortgelijke regels vast met betrekking tot de verantwoordelijkheden van fabrikanten en bevoegde autoriteiten, de structurele, operationele en hygiënevoorschriften waaraan inrichtingen moeten voldoen, de procedures voor de erkenning van inrichtingen, en de voorwaarden voor opslag en vervoer, en keurmerken.
[...]
De herziening heeft hoofdzakelijk ten doel om, met betrekking tot voedselveiligheid, een hoog niveau van bescherming van de consument te garanderen, met name door alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de gehele Gemeenschap aan dezelfde regels te onderwerpen, en de goede werking van de interne markt met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong te waarborgen, en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Er dienen uitvoerige hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong te worden gehandhaafd en deze moeten eventueel worden aangescherpt, voor zover dat nodig is voor de bescherming van de consument.”
Artikel 3 van verordening (EG) nr. 853/2004, met als opschrift „Algemene verplichtingen”, bepaalt in lid 1 het volgende:„Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
de definities in verordening (EG) nr. 178/2002;
de definities in verordening (EG) nr. 852/2004;
de definities in bijlage I,
en
alle in de bijlagen II en III opgenomen technische definities.”
Bijlage III, sectie I („Vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren”), hoofdstuk IV, punt 10, bij die verordening bepaalt het volgende:„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven dienen te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de bijlagen II en III.”
In bijlage III, sectie II („Vlees van pluimvee en lagomorfen”), hoofdstuk II („Voorschriften voor slachthuizen”), bij die verordening is het volgende bepaald:„Karkassen mogen niet zichtbaar met uitwerpselen verontreinigd zijn. Elke zichtbare verontreiniging moet onmiddellijk worden verwijderd door bijsnijden of door een andere behandeling met een gelijkwaardig effect.”
Bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV („Hygiëne bij het slachten”), bij verordening nr. 853/2004, bepaalt het volgende:„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten ervoor zorgen dat de bouw, de indeling en de uitrusting van slachthuizen waar pluimvee of lagomorfen worden geslacht, aan de volgende eisen voldoen:
Zij moeten beschikken over een lokaal of overdekt lokaal om de dieren te verzamelen en vóór het slachten te keuren.
Om verontreiniging van het vlees te vermijden, moeten zij:
beschikken over een voldoende aantal lokalen die geschikt zijn om er de nodige bewerkingen uit te voeren;
beschikken over een afzonderlijk lokaal voor het verwijderen van ingewanden en verder bewerken, waaronder de toevoeging van kruiderijen aan pluimveekarkassen, tenzij de bevoegde autoriteit per geval toestaat dat deze bewerkingen in een bepaald slachthuis in tijd worden gescheiden;
zorgen voor een scheiding in lokaal of tijd tussen de volgende bewerkingen:
het bedwelmen en verbloeden;
het plukken of onthuiden en het broeien,
en
het verzenden van het vlees;
de nodige voorzieningen hebben om te vermijden dat het vlees in contact komt met vloeren, muren of installaties,
en
(indien van toepassing) beschikken over slachtlijnen die zo zijn ontworpen dat het slachtproces niet wordt onderbroken en dat kruisverontreiniging tussen de verschillende onderdelen van de slachtlijn wordt vermeden. Indien in dezelfde lokaal meer dan één slachtlijn wordt gebruikt, dient tussen deze lijnen een adequate scheiding te zijn aangebracht om kruisverontreiniging te voorkomen.
[...]
Zij moeten beschikken over een apart lokaal met de nodige voorzieningen voor het reinigen, wassen en ontsmetten van:
bij het transport gebruikte voorzieningen, bijvoorbeeld kratten,
en
vervoermiddelen.
Deze lokalen en voorzieningen zijn niet vereist voor b) wanneer in de directe omgeving officieel erkende lokalen en voorzieningen beschikbaar zijn.
[...]”
„Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een slachthuis beheren waarin pluimvee of lagomorfen worden geslacht, moeten ervoor zorgen dat aan de volgende voorschriften wordt voldaan:
[...]
Exploitanten van een slachthuis dienen de instructies van de bevoegde autoriteit te volgen om te garanderen dat de antemortemkeuring onder adequate omstandigheden wordt uitgevoerd.
Als inrichtingen zijn erkend voor het slachten van verschillende diersoorten of voor het bewerken van gekweekte loopvogels en klein vrij wild, moeten voorzorgen worden genomen om kruisverontreiniging te voorkomen, door ervoor te zorgen dat de werkzaamheden bij de verschillende diersoorten worden verricht op een ander tijdstip of op een andere plaats. Er moeten aparte voorzieningen zijn voor de ontvangst en de opslag van karkassen van op het bedrijf geslachte gekweekte loopvogels en voor vrij wild.
Dieren die in het slachtlokaal worden gebracht, moeten zonder onnodig uitstel worden geslacht.
Het bedwelmen, het verbloeden, het villen of plukken, het verwijderen van de ingewanden en andere vormen van uitslachten moeten zonder onnodig uitstel plaatsvinden op zodanige wijze dat verontreiniging van het vlees wordt voorkomen. Met name moeten maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat bij het uitnemen van de ingewanden de inhoud van maag en darmen wordt gemorst.
Exploitanten van een slachthuis dienen de instructies van de bevoegde autoriteit te volgen om te garanderen dat de verplichte postmortemkeuring onder adequate omstandigheden kan worden uitgevoerd; zij zien er met name op toe dat geslachte dieren naar behoren kunnen worden gekeurd.
Na de postmortemkeuring:
moeten de niet voor menselijke consumptie geschikte delen zo spoedig mogelijk uit de reine afdeling van de inrichting worden verwijderd;
mogen voor nadere keuring aangehouden vlees, vlees dat ongeschikt voor menselijke consumptie is verklaard en niet voor consumptie geschikte bijproducten niet in contact komen met vlees dat geschikt is verklaard voor menselijke consumptie,
en
moeten ingewanden of delen van ingewanden die in het karkas blijven, met uitzondering van nieren, indien mogelijk in hun geheel, zo spoedig mogelijk worden verwijderd, tenzij door de bevoegde autoriteit anders is toegestaan.
Na keuring en verwijdering van de ingewanden moeten geslachte dieren zo spoedig mogelijk worden schoongemaakt en gekoeld tot een temperatuur van ten hoogste 4 °C, tenzij het vlees warm wordt uitgesneden.
Voor karkassen die door onderdompeling worden gekoeld, dient rekening te worden gehouden met de onderstaande voorschriften.
De nodige voorzorgen moeten worden genomen om verontreiniging van de karkassen te voorkomen, rekening houdend met factoren als karkasgewicht, watertemperatuur, volume en stroomrichting van het water, en koeltijd.
De apparatuur moet telkens als dat nodig is en ten minste eenmaal per dag, volledig worden leeggemaakt, gereinigd en ontsmet.
Zieke of verdachte dieren en dieren die worden geslacht in het kader van een programma voor de bestrijding en de uitroeiing van een dierziekte mogen niet in de inrichting worden geslacht, tenzij de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft gegeven. In dat geval moet het slachten onder officieel toezicht plaatsvinden en moeten er maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. De gebouwen moeten worden gereinigd en ontsmet voordat zij opnieuw worden gebruikt.”
Artikel 4 van deze verordening, met als opschrift „Algemene beginselen voor officiële controles van alle producten van dierlijke oorsprong die onder deze verordening vallen”, bepaalt het volgende:De officiële controles van producten van dierlijke oorsprong dienen alle aspecten te bestrijken die van belang zijn voor de bescherming van de volksgezondheid en, indien nodig, de gezondheid en het welzijn van dieren. Deze voorschriften dienen gebaseerd te zijn op de meest recente informatie en zullen dus aangepast moeten kunnen worden naarmate er nieuwe gegevens beschikbaar komen.
[...]
Er zijn officiële controles van de productie van vlees nodig om na te gaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven de hygiënevoorschriften naleven en voldoen aan de in de communautaire wetgeving vastgelegde criteria en doelstellingen. Deze officiële controles dienen te bestaan uit audits van de activiteiten van de exploitanten, en uit inspectie-activiteiten, waaronder het toezicht op de eigen controles van de exploitanten van de levensmiddelenbedrijven.”
Artikel 5 van verordening nr. 854/2004 bepaalt:„1.De lidstaten zorgen ervoor dat exploitanten van een bedrijf de bevoegde autoriteit alle nodige assistentie verlenen bij de uitvoering van de officiële controles.
Met name:
verlenen zij toegang tot alle gebouwen, voorzieningen, installaties en andere infrastructuurvoorzieningen;
[...]
2.De bevoegde autoriteit voert officiële controles uit om na te gaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoen aan de voorschriften van:
verordening (EG) nr. 852/2004,
verordening (EG) nr. 853/2004
[...]
3.De in lid 1 bedoelde officiële controles betreffen:
de audit van de goede hygiënepraktijken en de op HACCP [Hazard Analysis Critical Control Point (risicoanalyse en kritisch controlepunt)] gebaseerde procedures;
[...]
en
de in de bijlagen bij deze verordening genoemde specifieke audittaken.
[...]
5.Bij de audits van de op de HACCP gebaseerde procedures wordt nagegaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven deze procedures voortdurend en naar behoren toepassen, waarbij er vooral voor gezorgd wordt dat de procedures de garanties bieden die gespecificeerd worden in sectie II van bijlage II bij verordening (EG) nr. 853/2004. Meer in het bijzonder wordt nagegaan of de procedures, voor zover mogelijk, de garantie bieden dat producten van dierlijke oorsprong:
voldoen aan de microbiologische criteria van de communautaire regelgeving;
[...]”
In bijlage I, sectie I, hoofdstuk I („Audittaken”), bij deze verordening is bepaald dat:„De lidstaten zorgen ervoor dat de officiële controles van vers vlees overeenkomstig bijlage I worden uitgevoerd.
De officiële dierenarts voert in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen inspecties uit overeenkomstig de algemene voorschriften van bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, en de specifieke voorschriften van sectie IV, met name met betrekking tot:
voedselketeninformatie;
antemortemkeuring;
dierenwelzijn;
en
postmortemkeuring;
gespecificeerd risicomateriaal en andere dierlijke bijproducten
en
laboratoriumtests;
[...]”
In bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, D („Postmortemkeuring”), van die verordening is het volgende bepaald:
Afgezien van de algemene voorschriften van artikel 4, lid [4], betreffende de audit van de goede hygiënepraktijken, moet de officiële dierenarts nagaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven hun eigen procedures voortdurend naleven met betrekking tot elke vorm van inzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, met inbegrip van gespecificeerd risicomateriaal, waarvoor de exploitant van het levensmiddelenbedrijf verantwoordelijk is.
Afgezien van de algemene voorschriften van artikel 4, lid [5], betreffende de audit van de HACCP-beginselen, moet de officiële dierenarts erop toezien dat de procedures van de exploitanten, voor zover mogelijk, de garantie bieden dat het vlees:
[...]
geen sporen van fecaliën of andere verontreiniging vertoont.
[...]”
Bijlage I, sectie II, hoofdstuk V („Beslissingen met betrekking tot het vlees”), bij dezelfde verordening bepaalt:
Het karkas en het slachtafval moeten na het slachten onverwijld aan een postmortemkeuring worden onderworpen. Alle externe oppervlakken moeten worden gekeurd. Voor dat doel kan een minimaal hanteren van het karkas en/of het slachtafval, of speciale technische uitrusting, vereist zijn. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het opsporen van zoönoses en dierziekten waarvoor in de wetgeving van de Unie veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld. De snelheid van de slachtlijn en het voor de keuring beschikbare personeel moeten een degelijke keuring mogelijk maken.
Er moet, zo nodig, aanvullend onderzoek worden verricht, zoals palpaties en incisies van delen van het karkas en het slachtafval, alsmede laboratoriumtests om
[...]
de aanwezigheid vast te stellen van
[...]
meer residuen of verontreinigende stoffen dan de communautaire wetgeving toestaat,
en niet-naleving van de microbiologische normen
of
andere factoren die ertoe kunnen nopen dat het vlees ongeschikt voor menselijke consumptie wordt verklaard of dat het gebruik ervan wordt beperkt,
in het bijzonder in het geval van dieren die een noodslachting hebben ondergaan.
[...]”
Bijlage I, sectie IV, hoofdstuk V, B, bij verordening nr. 854/2004 luidt als volgt:
Vlees moet ongeschikt voor menselijke consumptie worden verklaard als het:
[...]
niet beantwoordt aan de microbiologische criteria van de communautaire wetgeving waarmee wordt bepaald of levensmiddelen in de handel mogen worden gebracht;
[...]
meer residuen of verontreinigende stoffen bevat dan de communautaire wetgeving toestaat. Overschrijding van het toegestane niveau moet, waar nodig, aanleiding zijn tot verder analyses;
[...]
sporen van vervuiling, fecaliën of andere verontreiniging vertoont;
[...]
na onderzoek van alle relevante informatie, volgens het oordeel van de officiële dierenarts mogelijk een risico voor de gezondheid van mens of dier vormt, of om een andere reden niet geschikt is voor menselijke consumptie.
[...]”
Alle dieren moeten een postmortemkeuring ondergaan overeenkomstig de secties I en III. Voorts moet de officiële dierenarts persoonlijk de volgende onderzoeken uitvoeren:
dagelijkse keuring van de ingewanden en de lichaamsholten bij een representatief aantal dieren;
grondige inspectie, op een aselect monster uit elke partij dieren van dezelfde herkomst, van delen van vogels of hele vogels die op grond van de postmortemkeuring ongeschikt voor menselijke consumptie zijn verklaard
en
verdere onderzoeken indien er redenen zijn om te vermoeden dat het vlees van de betrokken dieren ongeschikt voor menselijke consumptie kan zijn.
[...]”
Artikel 8.7 van de Wet dieren bepaalt:„Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.”
Artikel 2.4, eerste lid, onder d), van de regeling van de minister van Economische Zaken van 7 december 2012, nr. WJZ/12346914, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Stcrt. 2012, no 25949), bepaalt het volgende:„Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.”
„Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid van de [Wet dieren] zijn:
[...]
de artikelen 3 en 4, eerste tot en met vierde lid, 5 en 7, eerste lid, van verordening [...] nr. 853/2004”.
Moeten de voorschriften van bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punt 5 en punt 8, van verordening [nr. 853/2004] aldus worden opgevat dat een pluimveekarkas na verwijdering van de ingewanden en het schoonmaken geen enkele zichtbare verontreiniging meer mag bevatten?
Zien de voorschriften van bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punt 5 en punt 8, van verordening [nr. 853/2004] op verontreiniging door zowel feces, gal, als kropinhoud?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet het voorschrift van bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punt 8, van verordening [nr. 853/2004] dan zo worden uitgelegd dat het schoonmaken direct na verwijdering van de ingewanden moet plaatsvinden of mag op basis van dit voorschrift het verwijderen van zichtbare verontreiniging ook nog tijdens het koelen of uitsnijden of bij het verpakken plaatsvinden?
Staat bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, paragraaf D, onder 1, van verordening [nr. 854/2004] toe dat de bevoegde autoriteit bij de controle karkassen van de slachtlijn haalt, en zowel de buitenzijde als de binnenzijde en onder het vetweefsel controleert op zichtbare verontreiniging?
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord en er dus zichtbare verontreiniging op een pluimveekarkas mag achterblijven, hoe moeten dan de voorschriften van punt 5 en 8 in bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, van verordening [nr. 853/2004] worden uitgelegd?”
-
Bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punten 5 en 8, bij verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „verontreiniging” niet alleen verontreiniging door fecaliën omvat, maar ook verontreiniging door kropinhoud en gal.
-
Bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punten 5 en 8, bij verordening nr. 853/2004 moet aldus worden uitgelegd dat een pluimveekarkas na de fase van het schoonmaken en vóór de koelfase geen zichtbare verontreiniging meer mag vertonen.
-
Bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, D, punt 1, bij verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 739/2011 van de Commissie van 27 juli 2011, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzet dat de bevoegde autoriteit bij de controle van de pluimveekarkassen deze van de slachtlijn haalt en zowel de buitenzijde als de binnenzijde van deze karkassen onderzoekt, zo nodig door het vetweefsel ervan om te klappen, mits dit onderzoek niet verder gaat dan nodig is om de effectiviteit van die controle te waarborgen, hetgeen ter beoordeling staat van de nationale rechter.
Vilaras
Malenovský
Bay Larsen
Safjan
Šváby
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 september 2019.
De griffier
A. Calot Escobar
De president
K. Lenaerts