Eerste vraag
19
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/59 aldus moet worden uitgelegd dat de daarin neergelegde verplichting tot raadpleging ontstaat zodra de werkgever in het kader van een herstructureringsplan overweegt of voornemens is om een aantal arbeidsplaatsen te schrappen, en dit aantal de drempel kan overschrijden die in genoemde richtlijn is vastgesteld voor de toepassing van het begrip „collectief ontslag” in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van die richtlijn, dan wel of deze verplichting pas ontstaat op het tijdstip waarop de werkgever, na maatregelen te hebben genomen om dat aantal te verminderen, zekerheid krijgt dat hij daadwerkelijk meer werknemers zal moeten ontslaan dan het in laatstgenoemde bepaling vastgestelde aantal.
20
Bij de beantwoording van deze vraag moet om te beginnen in herinnering worden gebracht dat het Hof met betrekking tot de in artikel 2 van die richtlijn neergelegde verplichting van de werkgever om raadplegingen te organiseren, herhaaldelijk heeft geoordeeld dat de verplichtingen tot raadpleging en kennisgeving ontstaan vóór een beslissing van de werkgever om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen (arresten van
27 januari 2005, Junk,
C‑188/03, EU:C:2005:59, punt 37
, en
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C‑44/08, EU:C:2009:533, punt 38
).
21
De verwezenlijking van de in artikel 2, lid 2, van richtlijn 98/59 geformuleerde doelstelling – het voorkomen of in aantal beperken van opzeggingen van arbeidsovereenkomsten – zou namelijk in gevaar worden gebracht als de vertegenwoordigers van werknemers pas zouden worden geraadpleegd ná de beslissing van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen (zie in die zin arresten van
27 januari 2005, Junk,
C‑188/03, EU:C:2005:59, punt 38
, en
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C‑44/08, EU:C:2009:533, punt 46
).
22
Volgens de rechtspraak van het Hof moet de raadplegingsprocedure van artikel 2 van richtlijn 98/59 worden opgestart door de werkgever zodra hij een strategische of commerciële beslissing heeft genomen die hem ertoe noopt collectief ontslag te overwegen of te plannen (arresten van
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C-44/08, EU:C:2009:533, punt 48
, en
21 september 2017, Ciupa e.a.,
C‑429/16, EU:C:2017:711, punt 34
).
23
In dit verband moet worden vastgesteld dat de zaken die hebben geleid tot het arrest van
21 september 2017, Ciupa e.a. (C‑429/16, EU:C:2017:711
), en het arrest van
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a. (C‑44/08, EU:C:2009:533
), verband hielden met economische beslissingen die niet rechtstreeks tot doel hadden specifieke arbeidsverhoudingen te beëindigen, maar niettemin gevolgen konden hebben voor de betrekking van een aantal werknemers.
24
Het is juist dat het Hof heeft geoordeeld dat een voortijdig ontstaan van de raadplegingsverplichting kan leiden tot resultaten die in strijd zijn met het doel van richtlijn 98/59, zoals een beperking van de flexibiliteit van de ondernemingen wat hun herstructurering betreft, een verzwaring van de administratieve verplichtingen en een onnodige aansporing van de werknemers om zich zorgen te maken over hun werkzekerheid (arrest van
10 september 2009
Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C‑44/08, EU:C:2009:533, punt 45
). Ook heeft het geoordeeld dat, opdat raadplegingen zouden worden gevoerd die in overeenstemming zijn met de doelstellingen ervan, te weten het voorkomen of in aantal beperken van opzeggingen van arbeidsovereenkomsten alsook het verzachten van de consequenties daarvan, de relevante factoren en gegevens betreffende het overwogen collectieve ontslag reeds moeten zijn vastgesteld. Wanneer een beslissing die geacht wordt tot collectief ontslag te leiden, echter louter wordt overwogen en een dergelijk ontslag dus enkel een waarschijnlijkheid is en de voor de raadpleging relevante factoren niet bekend zijn, zouden die doelstellingen niet kunnen worden bereikt (zie in die zin arrest van
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C‑44/08, EU:C:2009:533, punt 46
).
25
Het Hof heeft evenwel eveneens gepreciseerd dat, aangezien de raadpleging overeenkomstig artikel 2, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 98/59 onder meer betrekking moet hebben op de mogelijkheid om het voorgenomen collectieve ontslag te voorkomen of om de omvang ervan te verminderen, een raadpleging waarmee zou worden begonnen wanneer een beslissing die een dergelijk collectief ontslag noodzakelijk maakt reeds is genomen, niet meer dienstig zou kunnen zijn voor het onderzoek van mogelijke alternatieven om dat ontslag te voorkomen (arrest van
10 september 2009, Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.,
C‑44/08, EU:C:2009:533, punt 47
).
26
In het onderhavige geval blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat het aantal hotels dat verweerster in het hoofdgeding beheerde en exploiteerde tussen augustus 2019 en eind december 2019 daalde van twintig naar zeven. Meer bepaald heeft zij op 30 december 2019 een overeenkomst gesloten waarmee zij afstand deed van het beheer van zeven van die dertien hotels en dit beheer vanaf 1 januari 2020 werd overgenomen door Amla Explotaciones.
27
Gelet op de omvang van de aldus ten uitvoer gebrachte wijziging van de beheers- en exploitatieactiviteit en de redelijkerwijs voorzienbare gevolgen ervan voor de werklast op haar zetel, kan het besluit om onderhandelingen te starten inzake de overdracht van de beheers- en exploitatieactiviteit van deze zeven hotels worden aangemerkt als een strategische of commerciële beslissing die verweerster in het hoofdgeding ertoe dwong een collectief ontslag te overwegen of te plannen in de zin van de rechtspraak waarnaar wordt verwezen in punt 22 van het onderhavige arrest. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.
28
Dienaangaande moet om te beginnen worden benadrukt dat verweerster in het hoofdgeding wist dat de overdracht van het beheer van genoemde hotels zou betekenen dat de werklast bij Amla Explotaciones zou toenemen, waardoor tien nieuwe personeelsleden moesten worden aangeworven. Daarom heeft zij haar werknemers die op de zetel werkten gevraagd of zij bereid waren om op sollicitatiegesprek te gaan bij de verantwoordelijken van Grupo Globales. Zij kon dus verwachten dat de werklast bij haar in dezelfde mate of vergelijkbare mate zou dalen als de toename van de werklast bij Amla Explotaciones.
29
Voorts is in het verzoek om een prejudiciële beslissing opgemerkt dat de beslissing van verweerster in het hoofdgeding om 9 werknemers te ontslaan, beantwoordde aan de analyse van haar organisatorische en productiebehoeften na de overdracht van het beheer en de exploitatie van de zeven betrokken hotels aan Amla Explotaciones en het vertrek van 9 van haar werknemers naar Amla Explotaciones. Gelet op deze beslissing moest verweerster in het hoofdgeding er redelijkerwijs rekening mee houden dat zij het aantal werknemers op haar zetel aanzienlijk zou moeten verminderen teneinde dit aantal af te stemmen op de omvang van haar activiteiten en de nog resterende werklast.
30
Aangezien de beslissing om het beheer en de exploitatie van de zeven hotels over te dragen aan Amla Explotaciones noodzakelijkerwijs impliceerde dat verweerster in het hoofdgeding een collectief ontslag overwoog, diende zij bijgevolg de in artikel 2 van richtlijn 98/59 bedoelde raadpleging te houden, aangezien de mogelijkheid bestond dat de voorwaarden van artikel 1, lid 1, van deze richtlijn zouden zijn vervuld.
31
Dit geldt te meer daar het doel van de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde raadplegingsverplichting – te weten het voorkomen of in aantal beperken van opzeggingen van arbeidsovereenkomsten alsook het verzachten van de consequenties daarvan – en de doelstelling die verweerster in het hoofdgeding in casu nastreefde door aan haar werknemers te vragen of zij bereid waren sollicitatiegesprekken te voeren met Amla Explotaciones – te weten sommige van haar werknemers in staat te stellen een overeenkomst met Alma Explotaciones te sluiten en bijgevolg het aantal individuele ontslagen te verlagen – elkaar grotendeels overlappen. Aangezien een beslissing die leidde tot een aanzienlijke vermindering van het aantal door verweerster in het hoofdgeding beheerde en geëxploiteerde hotels kon leiden tot een even aanzienlijke vermindering van haar activiteiten en van de werklast op haar zetel, en dus van het aantal werknemers dat zij daar nodig had, kon het vrijwillig vertrek van een bepaald aantal werknemers naar de vennootschap die een deel van de overgedragen activiteit overnam, immers kennelijk collectief ontslag voorkomen.
32
Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/59 aldus moet worden uitgelegd dat de daarin neergelegde raadplegingsverplichting ontstaat zodra de werkgever in het kader van een herstructureringsplan overweegt of voornemens is om een aantal arbeidsplaatsen te schrappen en dit aantal de in artikel 1, lid 1, onder a), van die richtlijn vastgestelde drempels kan overschrijden, en niet op het tijdstip waarop de werkgever, na maatregelen te hebben genomen om dat aantal te verminderen, de zekerheid verkrijgt dat hij daadwerkelijk zal moeten overgaan tot het ontslag van een aantal werknemers dat deze drempels overschrijdt.