Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19-11-2003, AO1107, AWB 03/622

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19-11-2003, AO1107, AWB 03/622

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
19 november 2003
Datum publicatie
30 december 2003
ECLI
ECLI:NL:CBB:2003:AO1107
Zaaknummer
AWB 03/622
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 1:2, Telecommunicatiewet [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-01-2024] art. 6.3

Inhoudsindicatie

Telecommunicatiewet

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 03/622 19 november 2003

15300 Telecommunicatiewet

Uitspraak op het hoger beroep van:

Versatel Nederland B.V., te Amsterdam, hierna: Versatel,

gemachtigden: mr. J.R. van Angeren en mr. P. Burger, advocaten te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank te Rotterdam van 25 april 2003, reg. nr. TELEC 02/2156 GERR en TELEC 02/2339 GERR in de geschillen op grond van de Telecommunicatiewet tussen

O2 (Netherlands) B.V., te Amsterdam,

en

de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,

alsmede

KPN Mobile The Netherlands B.V., te Den Haag,

en

de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Naast Versatel treden op als partij in hoger beroep:

-Telfort B.V. (voorheen O2 (Netherlands) B.V.), te Amsterdam, hierna: Telfort,

gemachtigde: mr. A.A. Donia, advocaat te Den Haag,

-KPN Mobile The Netherlands B.V., te Den Haag, hierna: KPN Mobile,

gemachtigde: mr. S.J. van der Voorde, advocaat te Amsterdam, en

-de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, hierna: OPTA,

gemachtigde: mr. J. Bootsma, advocaat te Den Haag.

1. De procedure

Op 4 juni 2003 heeft het College van Versatel een hoger beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank).

Bij brief van 11 juli 2003 heeft Versatel de gronden van het hoger beroep aangevuld.

Bij brieven van onderscheidenlijk 12 augustus 2003, 28 augustus 2003 en eveneens 28 augustus 2003 hebben KPN Mobile, OPTA en Telfort een reactie ingestuurd betreffende de ontvankelijkheid van Versatel.

Op 29 oktober 2003 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, welk onderzoek - zoals tevoren aan partijen was medegedeeld - beperkt was tot de vraag of het hoger beroep van Versatel ontvankelijk is. Bij deze gelegenheid hebben partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt toegelicht.

2. De uitspraak van de rechtbank

Bij haar hogergenoemde uitspraak, die aan deze uitspraak is gehecht, heeft de rechtbank onder gegrondverklaring van de beroepen van O2 (thans Telfort) en KPN Mobile, het besluit op bezwaar van OPTA van 19 juli 2002 vernietigd, het primaire besluit van OPTA van 9 april 2002 herroepen en het inleidende verzoek van KPN Mobile van 12 juni 2001 afgewezen. Voor een weergave van de toepasselijke wettelijke regelen, van de als vaststaand aangenomen feiten en omstandigheden en van het in die uitspraak in geschil zijnde besluit verwijst het College naar de rubrieken 2.1 en 2.2 van hogergenoemde uitspraak.

3. De standpunten van partijen

Versatel heeft geconcludeerd tot ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. Hiertoe heeft zij - samengevat - aangevoerd dat haar belangen als marktpartij rechtstreeks zijn betrokken bij het in geding zijnde besluit van OPTA, aangezien dit besluit, gelet op de structuur van de betrokken markt, alle marktpartijen rechtstreeks in hun concurrentiepositie raakt.

Telfort, KPN Mobile en OPTA hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van Versatel. Zij stellen zich op het standpunt dat Versatel geen belanghebbende is.

4. De beoordeling

4.1 Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan bij het College hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank inzake een besluit, genomen op grond van de Telecommunicatiewet.

Onder belanghebbende wordt op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Versatel kan dus enkel hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank, indien haar belang rechtstreeks is betrokken bij het besluit van OPTA dat tot de uitspraak van de rechtbank heeft geleid, dan wel bij het besluit dat de rechtbank, zelf in de zaak voorziend, voor het besluit van OPTA in de plaats heeft gesteld.

4.2 Het besluit van OPTA is genomen op een aanvraag die KPN Mobile aan OPTA heeft gedaan op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Bij deze aanvraag heeft KPN Mobile verzocht de regels vast te stellen die tussen haar en O2 zullen gelden ter zake van de tarieven die O2 in rekening brengt voor het termineren van van KPN Mobile afkomstig telefoonverkeer ofwel de tarieven voor Mobile Terminating Access (MTA). OPTA heeft vervolgens de MTA-tarieven die O2 in rekening kan brengen voor het termineren van telefoonverkeer dat origineert op het mobiele netwerk van KNP Mobile, vastgesteld.

4.3 Het College stelt in de eerste plaats vast dat het besluit van OPTA betrekking heeft op een geschil tussen KPN Mobile en O2 en ook slechts tot die twee partijen is gericht. Andere dan deze partijen zijn rechtens niet aan het besluit gebonden.

4.4 Met betrekking tot het betoog van Versatel dat het besluit van OPTA, gelet op de structuur van de betrokken markt, alle marktpartijen, en dus ook Versatel, rechtstreeks in hun concurrentiepositie raakt, overweegt het College als volgt. Versatel heeft haar betoog doen steunen op de stelling dat het besluit betrekking heeft op MTA-tarieven voor diensten die via het vaste net van KPN Telecom B.V. - dus indirect - worden aangeboden, dat de interconnectie tussen alle partijen in de markt via dit vaste net verloopt en dat door het besluit van OPTA in het geschil tussen O2 en KPN Mobile in feite alle andere soortgelijke geschillen tussen alle andere aanbieders van soortgelijke diensten op dezelfde manier zullen worden, c.q. zijn beslecht.

Het betoog, wat hier verder ook van zij, faalt reeds omdat de hieraan ten grondslag gelegde stelling onjuist is. Ter zitting hebben de gemachtigden van Telfort en KPN Mobile immers onweersproken gesteld (-) dat in de markt niet alleen indirecte interconnectie met gebruikmaking van het vaste netwerk van KPN Telecom B.V. voorkomt, maar ook directe interconnectie zonder gebruikmaking van dat netwerk alsmede (-) dat op de markt van indirecte interconnectie wel degelijk verschillende tarieven voor MTA-diensten voorkomen.

Het College overweegt voorts dat het in geding zijnde besluit van OPTA Versatel noch in feitelijke noch in juridische zin beperkt in haar mogelijkheden met andere partijen over MTA-tarieven te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten. Het staat Versatel bovendien vrij zich zelf met een interconnectiegeschil tot OPTA te wenden, waarbij zij de door haar gestelde bijzondere situatie dat zij geen mobiele diensten aanbiedt en aldus wel de lasten draagt van het hoge kostenniveau van het mobiele telefoonverkeer, maar geen opbrengsten daaruit heeft, als argument kan inbrengen.

Het College komt, gelet op het eerder overwogene, tot het oordeel dat het belang van Versatel niet rechtstreeks is betrokken bij het besluit van OPTA.

4.5 Het belang van Versatel is evenmin rechtstreeks betrokken bij de uitspraak van de rechtbank waarbij deze, doende wat volgens haar OPTA had behoren te doen, de aanvraag van KPN Mobile heeft afgewezen. Bij een besluit tot afwijzing van een aanvraag is immers in beginsel alleen het belang van de aanvrager rechtstreeks betrokken. Het College is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat in dit geval ook de belangen van anderen dan de aanvrager rechtstreeks bij de afwijzing zijn betrokken.

4.6 Het enkele feit dat de uitkomst van de procedure tussen KPN Mobile, Telfort en OPTA ook voor Versatel van belang kan zijn, omdat die uitkomst naar verwachting van invloed zal zijn op door OPTA te nemen beslissingen ten aanzien van Versatel, brengt niet mee dat zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd. Dit belang onderscheidt Versatel niet van andere aanbieders van telecommunicatiediensten.

4.7 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van Versatel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.8 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

5. De beslissing op het hoger beroep

Het College verklaart het hoger beroep van Versatel niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. D. Roemers, mr. W.E. Doolaard en mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 november 2003.

w.g. D. Roemers w.g. R.P.H. Rozenbrand