Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-11-2004, AR7661, AWB 04/894

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-11-2004, AR7661, AWB 04/894

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
23 november 2004
Datum publicatie
16 december 2004
ECLI
ECLI:NL:CBB:2004:AR7661
Zaaknummer
AWB 04/894

Inhoudsindicatie

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Registratie pitt-bull

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken

AWB 04/894 23 november 2004

11210 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Registratie pitt-bull

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:

A, te B, verzoeker,

gemachtigde, mr. R.J.B. Caderius van Veen, advocaat te Assen,

tegen

de burgemeester van Assen, verweerder,

gemachtigde: mr. E.A.C. van Kempen, advocaat te Den Haag.

1. De procedure

Bij besluit van 27 september 2004 heeft verweerder op grond van artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) besloten twee honden van verzoeker te laten doden.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 2 november 2004 bezwaar gemaakt.

Bij verzoekschrift van 2 november 2004 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, ertoe strekkende dat het bestreden besluit wordt geschorst.

Bij brief van 3 november 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen het verzoekschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden aan de voorzieningenrechter van het College. Dit verzoek is bij het College geregistreerd onder procedurenummer AWB 04/894.

Op 16 november 2004 heeft verweerder een schriftelijke reactie op het verzoek om voorlopige voorziening ingediend, onder overlegging van op de zaak betrekking hebbende stukken.

De voorzieningenrechter van het College heeft het verzoek behandeld ter zitting van 23 november 2004, waar verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde zijn verschenen. Aan de zijde van verweerder is tevens verschenen

B.S.J. Ludema (hierna: Ludema), ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst Noord en Oost Nederland (hierna: AID) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Gwd is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 73

1.Het is verboden dieren, behorende tot door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen.

2.Het is verboden dieren behorende tot ingevolge het eerste lid aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben.

3.Ingevolge het eerste lid worden slechts aangewezen soorten of categorieën, waarvan de dieren een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van mens of dier.

Artikel 74

1.De burgemeester van de gemeente waar een dier dat in strijd met het bepaalde in artikel 73 is gefokt of voorhanden wordt gehouden, zich bevindt, kan bepalen dat dat dier naar een nader door hem aangewezen plaats moet worden vervoerd en aldaar moet worden gedood.

2. De burgemeester legt een maatregel als bedoeld in het eerste lid, voor zover het betreft het doden van het dier, niet ten uitvoer indien binnen zes weken, nadat de desbetreffende beschikking aan de houder van het dier is bekendgemaakt, de houder een verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht heeft ingediend en op dat verzoek niet afwijzend is beslist.

Artikel 121

1.Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 36, eerste lid, 37, 40, 43, 61, eerste lid, en 73, tweede lid, zijn misdrijven. (…)."

In de op grond van de artikelen 73 en 107 van de Gwd vastgestelde Regeling agressieve dieren van 11 januari 1993 (Stcrt. 1993, 11; hierna: Regeling) is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 2

Als diersoorten en categorieën van dieren, bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de wet worden aangewezen de soorten en categorieën van dieren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 3

(…).

2. Het in artikel 73, tweede lid, van de wet bepaalde is voorts niet van toepassing, indien:

a. de houder beschikt over een dierenpaspoort dan wel een geldig ontvangstbewijs als bedoeld in artikel 7, derde lid, dat is voorzien van een identificatiemerk waaruit blijkt dat sprake is van een dier dat behoort tot de desbetreffende in bijlage 1 bedoelde soort of categorie;

b. het dier is voorzien van een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, dat gelijk is aan het in het dierenpaspoort, bedoeld in onderdeel a, aangebrachte identificatiemerk, en

c. het dier ingeval het zich op een voor het publiek toegankelijk terrein of op het terrein van een ander bevindt, kort is aangelijnd en is voorzien van een muilkorf en de houder het dierenpaspoort of ontvangstbewijs bij zich draagt.

(…)."

In bijlage 1 van de Regeling is onder meer het volgende bepaald:

"Bijlage 1. Honden van het Pit-bull-Terriër-type, waaronder wordt verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de navolgende karakteristieken of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de navolgende afbeeldingen

Algemene omschrijving:

- gespierde gladharige hond

- straalt kracht uit

- atletisch, maar niet zeer slank

- een zwaar front met in vergelijking een lichte achterhand

- van opzij gezien maakt de hond een vierkante indruk

- hoogte (schoft): 35-50 cm

Hoofd:

- geblokt, doosvormig, zwaar in verhouding tot het lichaam

- brede kaaktakken

- brede schedel

- sterk ontwikkelde neusbrug

- het gebied onder de ogen is opmerkelijk breed

- sterk ontwikkelde kauwspieren

Voorsnuit:

- geen spitse snuit

Oren:

- hoog aan het hoofd geplaatst

- tippend of gecoupeerd

- geen rimpels

Ogen:

- rond, diepliggend en betrekkelijk klein

- breed uit elkaar geplaatst

Hals:

- gespierd tot aan de schedel

- kort

Borst:

- diep

- ruim gebogen ribben, naar onderen taps toelopend

- breed

Rug:

- gespierd

- kort

Benen:

- de voorbenen zijn recht en maken een zware, solide indruk

- de heupen zijn breed en lang en lopen af in betrekkelijk lange achterbenen

Vacht:

- kortharig

Staart:

- laag aangezet

- dun

- vrij kort in relatie tot het lichaam

- taps toelopend tot een fijne punt

- of gecoupeerd."

In het door de raad van de gemeente Assen bij besluit van 9 juni 2004 vastgesteld Protocol Pitbull & bijtincidenten (www.assen.nl; hierna: Protocol) is onder meer het volgende bepaald:

"4. UITVOERING GEMEENTE ASSEN

(…).

4.2 Taakverdeling geplande actie

Alle klachten met betrekking tot honden worden overgedragen aan de milieupolitie. Indien uit onderzoek blijkt, dat het een verboden hond betreft, dan wordt een gezamenlijk actie gepland met de AID. Machtigingen voor het binnen treden en assistentie van de politie worden door de milieupolitie geregeld. In Assen bestaan drie mogelijkheden voor in beslagname:

1. In beslagname op grond van artikel 2.4.20 APV en artikel 172 Gemeentewet, niet zijnde verboden honden;

2. Artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren gericht op verboden honden;

3. Strafrechtelijke mogelijkheden op grond van 33a en 36c en 94 en 134 van het Wetboek van Strafvordering.

4.3 Taakverdeling bij heterdaad

Bij een “heterdaad” bijtincident, gevaarzetting van een verboden hond, of bij ontdekking van een verboden hond met gevaarzetting kan niet worden gewacht op een geplande actie. Er dient direct actie te worden ondernomen. Dan wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid van artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren.

4.4. Ontwikkelingen

Sinds de invoering van het Meldpunt Stadsbeheer komt de milieupolitie steeds vaker in aanraking met klachten/meldingen van burgers over honden. Deze klachten hebben betrekking op geluidsoverlast, verwaarlozing, het houden van vechthonden en bijtincidenten. Daarnaast worden veel klachten m.b.t. honden overgedragen door de politie en vinden er ook eigen opsporingsactiviteiten plaats.

4.5. Toekomstig mandaat tot inbeslagname verboden honden

De inbeslagname van verboden honden, zoals vermeld in bovenstaande situatie, op grond van artikel 74 GWD zal aan de milieupolitie worden gemandateerd. Voordat het mandaat in werking treedt volgen de medewerkers van de milieupolitie de cursus, die de medewerkers van de AID hebben gevolgd, gericht op het herkennen van Pitbulls ten behoeve van inbeslagname.

Door de regiopolitie worden normaal gesproken geen verboden honden in beslag genomen omdat de doorsnee politieman/vrouw niet beschikt over voldoende specifieke kennis."

2.2 Bij de beoordeling van de zaak gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.

- Verzoeker is eigenaar van de honden Kiara en Diego.

- Van beide honden is geen stamboom afgegeven door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied (hierna: Raad) en/of dierenpaspoort aanwezig.

- Op 27 september 2004 hebben de regiopolitie Drenthe, de AID en de milieupolitie op het adres C te B een gezamenlijke controle uitgevoerd naar aanleiding van klachten omtrent geweldsincidenten, waarbij verzoeker en zijn hond(en) betrokken zouden zijn.

- Tijdens deze controle heeft H. ter Haar, ambtenaar van de AID (hierna: Ter Haar), de honden Kiara en Diego op voormeld adres aangetroffen en beoordeeld. Hierbij is hij tot het oordeel gekomen dat beide dieren, honden zijn van het Pit-bull-Terriër-type. Ten aanzien van Diego heeft hij vastgesteld dat een chip (met nummer D) ter identificatie was ingebracht en ten aanzien van de hond Kiara heeft hij vastgesteld dat een chip noch een tatoeage aanwezig was.

- Vervolgens heeft verweerder beide honden in beslag laten nemen en het bestreden besluit genomen.

- Naar aanleiding van zijn vaststelling dat een chip in de hond Diego was ingebracht heeft Ter Haar zich op 28 september 2004 gewend tot de Raad, die hem desgevraagd heeft meegedeeld dat voor dit chipnummer door de Raad geen stamboom is afgegeven.

- Op 30 september 2004 heeft A.C.C. Kersjes (hierna: Kersjes), als pitbull-deskundige aangewezen door de directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op verzoek van verweerder de honden Kiara en Diego geschouwd om te beoordelen of deze tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moeten worden. Hiervan zijn door Kersjes dezelfde dag twee expertiseverslagen opgemaakt. Volgens deze expertiseverslagen, die aan de hand van bijlage 1 van de Regeling zijn opgesteld, zijn bij beide honden de uiterlijke kenmerken van een hond van het

Pit-bull-Terriër-type in overwegende mate aanwezig. Voorts is door Kersjes vastgesteld dat in de hond Kiara geen tatoeage of chip is aangebracht. Ten aanzien van Diego is door Kersjes vastgesteld dat weliswaar een chip is ingebracht, doch dat dit geen chip is van de Raad en dat de hond derhalve niet als erkende rashond kan worden aangemerkt.

- Verzoeker heeft de milieupolitie van de gemeente Assen op 6 oktober 2004 een stamboom van Diego overhandigd, waarin staat dat Diego een American Bulldog is. Deze stamboom, met nummer E, waarop verzoeker als eigenaar van de hond staat vermeld, is afgegeven door The Old Time Dog Society, onderdeel van de Animal Research Foudantion Europe (hierna: ARFE).

- Bij telefaxbericht van 14 oktober 2004 heeft Ter Haar de stamboom opgestuurd naar de Raad en gevraagd of het om een erkende stamboom en een erkend ras gaat.

- Bij telefaxbericht van 14 oktober 2004 heeft de Raad bericht dat de organisatie ARFE niet bij de Raad noch bij de Fédération Cynologique International (FCI) is aangesloten, alsook dat de American Bulldog geen officieel erkend ras is.

- Op 14 oktober 2004 heeft Ter Haar van zijn beoordeling van de honden Kiara en Diego op ambtseed een tweetal processen-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarvan een expertiseverslag Pit-bull-Terriër-type deel uitmaakt. Volgens deze expertiseverslagen, die aan de hand van bijlage 1 van de Regeling zijn opgesteld, vertonen beide honden, op punt 1.7 na, alle kenmerken van een hond van het Pit-bull-Terriër-type.

3. Het bestreden besluit en het standpunt van verweerder

Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer het volgende overwogen en besloten:

"(…)

Op 27 september 2004 is geconstateerd, dat uw honden behoren tot het Pitbullterriër-type. Dit betekent dat u het verbod van artikel 73 lid 2 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren overtreedt. Op grond van artikel 74 lid 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ben ik, wanneer een dier dat in strijd met artikel 73 voorhanden wordt gehouden, bevoegd om de maatregel op te leggen dat de dieren naar een nader door mij of namens mij aangewezen plaats worden vervoerd en aldaar moeten worden gedood. Het laten inslapen van uw honden wordt uitgevoerd over zes weken na dagtekening van dit besluit.

(…)."

In de schriftelijke reactie op het verzoek om voorlopige voorziening en ter zitting is vanwege verweerder nog het volgende opgemerkt.

Verweerder hanteert het Protocol. Dit betekent dat verweerder niet actief op zoek gaat naar (gevaarlijke) honden, doch dat hij reageert op klachten/meldingen (van burgers). Als uit onderzoek blijkt dat het gaat om een hond die tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moet worden, maakt verweerder gebruik van zijn in artikel 74, eerste lid, Gwd neergelegde bevoegdheid. Verweerder neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om honden waarvan wordt aangenomen dat deze agressief zijn en waarvan het voorhanden hebben verboden is en strafbaar is gesteld als misdrijf.

Binnen de gemeente Assen is volgens verweerder voldoende bekendheid gegeven aan het Protocol, vermeld op de gemeentelijke website.

Teneinde er zeker van te zijn dat de honden Kiara en Diego tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moeten worden, is op verzoek van verweerder een nader onderzoek uitgevoerd door Kersjes. Uit beide onderzoeken blijkt dat de honden Kiara en Diego in belangrijke mate de kenmerken hebben van een hond van het Pit-bull-Terriër-type, zoals opgesomd in bijlage 1 van de Regeling. Ludema heeft de bevindingen en conclusies van deze onderzoeken ter zitting onderschreven en daarbij opgemerkt dat in geval van twijfel omtrent de vraag of een hond qua uiterlijke kenmerken als Pit-bull-Terriër-type kan worden aangemerkt, deze vraag ontkennend wordt beantwoord.

De stelling dat Diego een American Bulldog is doet aan het voorgaande niet af, omdat het gaat om een niet door de Raad erkend ras. Aan de door verzoeker overgelegde stamboom van Diego, afgegeven door The Old Time Dog Society onderdeel van ARFE, komt dan ook geen betekenis toe. In dit verband is van belang dat alleen de Raad bevoegd is om stambomen van rashonden af te geven. De chip die bij Diego is ingebracht is niet door de Raad afgegeven en heeft alleen de functie dat adresgegevens van de eigenaar of fokker kunnen worden vastgelegd.

4. Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft met betrekking tot zijn verzoek om een voorlopige voorziening het volgende naar voren gebracht.

Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat de hond Diego een Pit-bull-Terriër-type is. Daartoe heeft verzoeker in de eerste plaats betoogd dat Diego nog maar een pup is (ten tijde van de keuring was het dier negen maanden) en derhalve nog niet is volgroeid. Volgens verzoeker staat dan ook niet vast dat als de hond eenmaal is uitgegroeid, deze nog steeds (in belangrijke mate) de kenmerken vertoont van een hond van het Pit-bull-Terriër-type. In dit verband acht verzoeker van belang dat de schofthoogte van Diego nu al twee centimeter hoger is dan de maximale schofthoogte zoals vermeld in bijlage 1 van de Regeling.

Voorts heeft verzoeker betoogd dat Diego een American Bulldog is, ten bewijze waarvan een stamboom is afgegeven door The Old Time Dog Society, onderdeel van ARFE, en een chip is ingebracht.

5. De beoordeling van het verzoek

Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 19, eerste lid van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, hangende de beslissing op bezwaar en indien van die beslissing beroep bij het College openstaat, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder de honden Kiara en Diego terecht heeft aangemerkt als honden van het Pit-bull-Terriër-type.

Artikel 73, tweede lid, Gwd bevat een verbod op het voorhanden hebben van dieren, behorende tot nader aangewezen soorten of categorieën van dieren. Blijkens de toelichting bij artikel 73 is voor de aanwijzing van categorieën van agressieve honden gekozen voor een stelsel waarbij deze categorieën door wetsduiding als gevaarlijk worden aangeduid, ongeacht of honden binnen deze categorieën aanwezig zijn die mogelijk deze agressiviteit niet bezitten.

Bij de Regeling is op grond van artikel 73 Gwd de categorie van het Pit-bull-Terriër-type aangewezen. In bijlage 1 van de Regeling zijn de karakteristieken van dit type hond opgesomd. Volgens de Regeling worden honden die in belangrijke mate voldoen aan de opgesomde karakteristieken, als honden van het Pit-bull-Terriër-type aangemerkt.

Met betrekking tot de hond Kiara moet worden geoordeeld dat verweerder dit dier terecht heeft aangemerkt als hond van het Pit-bull-Terriër-type. Ter zitting heeft verzoeker erkend dat het dier tot dit type hond behoort.

Met betrekking tot de hond Diego is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gezien het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Ter Haar en het verslag van Kersjes genoegzaam aannemelijk is te achten dat de hond in belangrijke mate voldoet aan de karakteristieken opgesomd in bijlage 1 van de Regeling. In verband hiermede is de conclusie gerechtvaardigd dat het hier gaat om een hond van het Pit-bull-Terriër-type.

Het betoog van verzoeker dat de vaststellingen onjuist zijn omdat Diego een pup is en derhalve nog niet is volgroeid, faalt. De voorzieningenrechter kent in dit verband betekenis toe aan de verklaring van Ludema dat een hond na negen maanden zijn lengtegroei heeft gehad zodat de schofthoogte van Diego niet wezenlijk meer zal veranderen. Dat de schofthoogte van Diego twee centimeter hoger is dan vermeld in bijlage 1 van de Regeling, betekent niet dat de hond niet in belangrijke mate voldoet aan meergenoemde karakteristieken.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat de hond Diego een American Bulldog is, niet aan het voorgaande afdoet. De voorzieningenrechter begrijpt dit standpunt aldus, dat verweerder de Regeling niet toepast indien een hond behoort tot een ras dat door de Raad is erkend en als zodanig door de Raad is geregistreerd. Aangezien vaststaat dat de Raad de American Bulldog niet als rashond erkent, kan aan de door verzoeker overgelegde stamboom van Diego en de bij het dier ingebrachte chip reeds niet de betekenis worden toegekend die verzoeker daaraan gehecht wenst te zien, namelijk dat verweerder ten aanzien van deze hond had dienen af te zien van toepassing van de Regeling.

De voorzieningenrechter ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het laten verrichten van een contra-expertise dan wel het inwinnen van nadere informatie bij de ARFE omtrent de American Bulldog, zoals door verzoeker bepleit.

Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de hem op grond van artikel 74, eerste lid, Gwd toekomende bevoegdheid de honden Kiara en Diego te laten doden, wordt overwogen dat de wijze waarop verweerder van deze bevoegdheid gebruik maakt, is uiteengezet in het hiervoor onder 2.1 weergegeven hoofdstuk 4 van het Protocol. Overeenkomstig dit Protocol is naar aanleiding van een melding van omwonenden een controle uitgevoerd. Op grond van de vaststelling dat de aangetroffen honden, honden zijn van het Pit-bull-Terriër-type, zijn de dieren in beslaggenomen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het gaat om honden waarvan in verband met agressieve eigenschappen aangenomen moet worden dat zij gevaarlijk zijn, en waarvan het voorhanden hebben verboden is en strafbaar is gesteld als misdrijf.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van voornoemde bevoegdheid.

Uit het vorenoverwogene volgt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen.

De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Aldus gewezen door mr H.C. Cusell, in tegenwoordigheid van mr. A. Venekamp, en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2004.

w.g. H.C. Cusell w.g. A. Venekamp