College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-12-2005, AU8623, AWB 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88geheimhouding
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-12-2005, AU8623, AWB 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88geheimhouding
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 22 december 2005
- Datum publicatie
- 23 december 2005
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2005:AU8623
- Zaaknummer
- AWB 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88geheimhouding
Inhoudsindicatie
Telecommunicatiewet
EDC-kostentoerekeningssysteem
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Nrs. 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88 22 december 2005
15333 Telecommunicatiewet
EDC-kostentoerekeningssysteem
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken van:
1) Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, te Den Haag (hierna: OPTA), appellante in zaak 05/83 en partij in de zaken 05/85, 05/86 en 05/88,
gemachtigden: mr. E.J. Daalder en mr. M.D. Hes, beiden advocaat te Den Haag,
2) KPN Telecom B.V., te Den Haag (hierna: KPN), appellante in zaak 05/85 en partij in de zaken 05/83, 05/86 en 05/88,
gemachtigde: mr. Q.R. Kroes, advocaat te Amsterdam,
3) Tele2 Nederland B.V., te Amsterdam, appellante in zaak 05/86 en partij in de zaken 05/83 en 05/85,
gemachtigde: mr. E.F. van Hasselt, advocaat te Amsterdam,
4) Enertel N.V., te Rotterdam (hierna: Enertel),
5) MCI Nederland B.V., te Amsterdam (hierna: MCI),
6) Priority Telecom Netherlands B.V., te Amsterdam (hierna: Priority), en
7) Versatel Nederland B.V., te Amsterdam (hierna: Versatel), appellanten in zaak 05/88 en partijen in de zaken 05/83 en 05/85,
gemachtigde van appellanten sub 4 tot en met 7: mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam,
appellanten van de uitspraak van 23 december 2004 van de rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank) op beroepen van appellanten sub 3 tot en met 7 en UPC Nederland B.V. tegen besluiten van OPTA, aan welke beroepsprocedures KPN als partij heeft deelgenomen.
UPC Nederland B.V., te Amsterdam (hierna: UPC), neemt in hoger beroep als partij deel in de zaken 05/83 en 05/85,
gemachtigde: mr. B.J.M. van Zeeland, werkzaam bij UPC.
1. Procesverloop
1.1 Voor een beschrijving van het verloop van de procedures tot en met de beroepsfase wordt verwezen naar § 1.1 tot en met 1.5 van de uitspraak van 23 december 2004 van de rechtbank (TELEC 03/2420-, 03/2421-, 03/2422-, 04/307-, 04/312-, 04/313-, 04/314-, 04/315-, 04/321- tot en met 04/329-, 04/331- en 04/332-HRK; <www.rechtspraak.nl>, LJN AS1892 of LJN AT0606; Mediaforum 2005, blz. 129).
Bij brief van 31 januari 2005 heeft OPTA hoger beroep ingesteld tegen evengenoemde rechtbankuitspraak. Dit hoger beroep is geregistreerd onder nummer 05/83.
Bij brieven van 1 februari 2005 hebben KPN en UPC hoger beroep ingesteld tegen evengenoemde rechtbankuitspraak. Deze hoger beroepen zijn geregistreerd onder nummers 05/84 (UPC) en 05/85 (KPN).
Bij brieven van 2 februari 2005 hebben Tele2 en Versatel hoger beroep ingesteld tegen dezelfde uitspraak. Deze hoger beroepen zijn geregistreerd onder nummers 05/86 (Tele2) en 05/87 (Versatel).
Bij brief van 3 februari 2005 hebben Enertel, MCI, Priority en wederom Versatel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit hoger beroep is geregistreerd onder nummer 05/88.
Bij brief van 14 maart 2005 heeft Versatel haar hoger beroep in zaak 05/87 ingetrokken, onder handhaving van haar hoger beroep in zaak 05/88.
Bij op 19 mei 2005 verzonden uitspraak is het hoger beroep van UPC niet-ontvankelijk verklaard.
Op 8 maart 2005 heeft KPN de gronden van haar hoger beroep ingediend.
Op 9 maart 2005 heeft Tele2 de gronden van haar hoger beroep ingediend.
Op 22 maart 2005 heeft OPTA de gronden van haar hoger beroep ingediend.
Bij griffiersbrieven van 4 april 2005 zijn Enertel, MCI, Priority, Tele2, UPC en Versatel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de hoger beroepen van KPN en OPTA.
Bij griffiersbrieven van 4 april 2005 is KPN in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de hoger beroepen van Enertel, MCI, OPTA, Priority, Tele2 en Versatel.
Bij griffiersbrieven van 4 april 2005 is OPTA in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de hoger beroepen van Enertel, KPN, MCI, Priority, Tele2 en Versatel.
Bij brief van 2 mei 2005 heeft KPN gereageerd op het hoger beroep van Tele2.
Bij brief van 2 mei 2005 heeft Tele2 gereageerd op de hoger beroepen van KPN en OPTA.
Bij brief van 9 mei 2005 hebben Enertel, MCI, Priority en Versatel de gronden van hun hoger beroep aangevuld en gereageerd op de hoger beroepen van KPN en OPTA.
Bij brief van 18 mei 2005 heeft UPC gereageerd op de hoger beroepen van KPN en OPTA.
Bij brief van 27 mei 2005 heeft OPTA gereageerd op de hoger beroepen van Enertel, KPN, MCI, Priority, Tele2 en Versatel.
Bij besluit van 31 augustus 2005 heeft OPTA de motivering van haar beslissingen van 9 juli 2003 en 23 december 2003 op de bezwaren van Enertel, MCI, Priority, Tele2, UPC en Versatel tegen de besluiten van 29 mei 2001 (EDC IV/BULRIC I) en 27 juni 2002 (EDC V/BULRIC II) aangevuld.
Bij griffiersbrief van 8 september 2005 is partijen medegedeeld dat de hoger beroepen van Enertel, KPN, MCI, Priority, Tele2 en Versatel ingevolge het eerste lid van de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geacht worden mede te zijn gericht tegen het besluit van 31 augustus 2005 en zijn deze partijen in de gelegenheid gesteld de gronden van hun hoger beroep aan te vullen naar aanleiding van het nadere besluit van OPTA.
Bij brief van 5 oktober 2005 hebben Enertel, MCI, Priority en Versatel de gronden van hun hoger beroep aangevuld.
Bij brief van 6 oktober 2005 heeft Tele2 de gronden van haar hoger beroep aangevuld.
Bij brieven van 8 november 2005 heeft KPN gereageerd op de brief van 5 oktober 2005 van Enertel, MCI, Priority en Versatel en op de brief van 6 oktober 2005 van Tele2.
Bij brief van 1 december 2005 heeft OPTA gereageerd op de brief van 5 oktober 2005 van Enertel, MCI, Priority en Versatel en op de brief van 6 oktober 2005 van Tele2.
1.2 Bij griffiersbrieven van 22 augustus 2005 is partijen medegedeeld dat de rechtbank een aantal stukken aan het College heeft toegezonden dat in beroep door OPTA aan de rechtbank is toegezonden onder de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb. OPTA is verzocht kenbaar te maken of zij wenst dat in hoger beroep uitsluitend het College kennis neemt van de betreffende stukken, met uitzondering van de stukken ten aanzien waarvan de rechtbank beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd heeft geoordeeld en die vervolgens op verzoek van OPTA bij de openbare gedingstukken zijn gevoegd.
Bij brief van 5 september 2005 heeft OPTA medegedeeld dat uitsluitend het College in hoger beroep kennis zal mogen nemen van de stukken ten aanzien waarvan de rechtbank beperking van de kennisneming in beroep gerechtvaardigd heeft geoordeeld.
Bij brief van 28 oktober 2005 heeft OPTA, in reactie op een griffiersbrief van 26 september 2005, haar mededeling nader toegelicht, door de rechtbank niet ingezonden vertrouwelijke stukken of delen daarvan aan het College toegezonden en het College in overweging gegeven haar in staat te stellen openbare versies van de vertrouwelijke stukken in te zenden, welk verzoek bij griffiersbrief van 1 november 2005 is ingewilligd.
Op 11 november 2005 heeft OPTA door haar als openbaar aangeduide stukken inzake EDC II, EDC IV en EDC V ingediend, onder mededeling dat zij KPN voorafgaand aan toezending aan de andere partijen in staat stelt deze stukken op bedrijfsvertrouwelijkheid te controleren.
Op 17 november 2005 heeft OPTA openbare stukken inzake EDC III ingediend, onder mededeling dat zij deze stukken in de beroepsprocedure bij de rechtbank al aan de andere partijen heeft toegezonden.
Op 22 november 2005 heeft OPTA openbare stukken inzake EDC II, EDC IV en EDC V ingediend, onder mededeling dat KPN de op 11 november 2005 ingediende stukken heeft onderzocht op bedrijfsvertrouwelijkheid en dat haar reactie voor OPTA aanleiding vormt laatstbedoelde stukken te wijzigen. OPTA heeft medegedeeld de "definitieve openbare versies" van de stukken inzake EDC II, EDC IV en EDC V aan de andere partijen te zullen toezenden.
Bij brief van 8 december 2005 heeft OPTA, in reactie op een bij griffiersbrief van 2 december 2005 bevestigd e-mailbericht van 1 december 2005, de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb nader toegelicht.
Bij brief van 19 december 2005 heeft OPTA, in reactie op een e-mailbericht van 16 december 2005, de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb uitgebreid tot de stukken B66 en B69 inzake EDC III en stuk B47 inzake EDC IV.
Bij griffiersbrieven van 8 en 26 september 2005, 14 oktober 2005 en 25 november 2005 zijn partijen op de hoogte gebracht van de stand van zaken in de procedure op grond van artikel 8:29 Awb.
2. Overwegingen
2.1 De bij brief van 5 september 2005 door OPTA gedane mededeling heeft betrekking op de stukken die zij in het kader van de beroepsprocedures heeft toegezonden aan de rechtbank en ten aanzien waarvan de rechtbank beperking van de kennisneming gerechtvaardigd heeft geoordeeld. Het betreft de volgende stukken.
EDC II (rechtbankprocedures 04/313, 04/331 en 04/332): B3, B6, B14, B17, B18, B25, B28, B31, B33, B35, B41, B42, B43, B44, B48, B50, B52, B53, B54, B58, B61, B62, B67, B68, B69, B70, B72, B73, B74, B75, B76, B78, B84, B85, B86, B87, B88, B90, B91, B94, B99, B102, B106, B107, B110, B111, B112, B113, B114, B116, B117, B121, B131, B144, B161, B189 en B207.
EDC III (rechtbankprocedures 03/2421, 04/312, 04/327, 04/328 en 04/329): B2 en B3.
EDC IV (rechtbankprocedures 03/2422, 04/307, 04/314, 04/321, 04/322 en 04/323): B1, B2, B4, B7, B12, B13, B14, B15, B16, B17, B18, B19, B20, B22, B24, B25, B27, B28, B29, B30, B31, B32, B33, B34, B35, B36, B38, B40, B41, B42, B43, B45, B46, B48, B49, B64, B104, B107, B114, B116 en B117.
EDC V (rechtbankprocedures 03/2420, 04/315, 04/324, 04/325 en 04/326): B1, B2, B6, B8, B12, B13, B14, B15, B18, B20, B21, B23, B24, B25, B26, B28, B29, B30, B31, B33, B34, B35, B36, B39, B40, B41, B42, B45 en B84.
2.2 Blijkens de brief van 8 juli 2004 van OPTA aan de rechtbank in rechtbankprocedure 03/2421 en de brief van 16 juli 2004 van OPTA aan de rechtbank in rechtbankprocedures 04/327, 04/328 en 04/329 heeft OPTA nog twee andere stukken inzake EDC III aan de rechtbank toegezonden onder de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb. Het betreft het aanvullend bezwaarschrift van 23 mei 2001 van UPC, Priority, GTS Network en Global Telesystems, door OPTA aangeduid als stuk B66, alsmede het aanvullend bezwaarschrift van 23 mei 2001 van Versatel, door OPTA aangeduid als stuk B69. Het College stelt vast dat het andere stukken betreft dan de stukken A66 en A69 inzake EDC III. Bij brief van 19 december 2005 heeft OPTA desgevraagd medegedeeld dat in hoger beroep uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van de stukken B66 en B69 inzake EDC III. Het College zal derhalve beoordelen of beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is.
Het College stelt voorts vast dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over een beperking van de kennisneming van stuk B47 inzake EDC IV. Bij brief van 19 december 2005 heeft OPTA desgevraagd medegedeeld dat in hoger beroep uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van stuk B47 inzake EDC IV. Het College zal derhalve ook beoordelen of beperking van de kennisneming van dit stuk gerechtvaardigd is.
2.3 In haar brief van 11 november 2005 heeft OPTA zich op het standpunt gesteld dat de stukken B1 en B28 inzake EDC V niet op de onderhavige zaken betrekking hebben, omdat het interne notities betreft. OPTA heeft het College verzocht deze stukken terug te zenden.
Bij brief van 8 december 2005 heeft OPTA het College verzocht de laatste pagina van stuk B20 inzake EDC V evenmin aan te merken als een op de zaken betrekking hebbend stuk.
Het College zal de betreffende stukken terugzenden aan OPTA, zodat de vraag of beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is geen beantwoording behoeft.
2.4 Het College stelt vast dat OPTA de op 11 november 2005 ingediende "openbare versies" van B-stukken heeft vervangen door op 22 november 2005 ingediende stukken. Gelet hierop zal het College bij de beoordeling of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, geen acht slaan op de op 11 november 2005 ingediende stukken en deze terugzenden.
2.5 De door het College te nemen beslissing op het verzoek om beperking van de kennisneming vergt een afweging van belangen. Enerzijds is hierbij aan de orde het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor de beoordeling van de beroepen relevante informatie, alsook het belang dat de rechter beschikt over alle informatie die nodig is om de hem voorgelegde zaken op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Anderzijds speelt een rol dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een partij, in dit geval vooral KPN, onevenredig kan schaden, terwijl OPTA er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
OPTA stelt zich op het standpunt dat de in § 2.1 en § 2.2 genoemde stukken bedrijfsvertrouwelijke informatie of anderszins concurrentiegevoelige gegevens bevatten. Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) bepaalt dat het verstrekken van dergelijke informatie ingevolge deze wet in dat geval achterwege blijft. OPTA heeft voorts gewezen op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, Wob, waarin is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege blijft, voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.5.1 Het College heeft OPTA gevraagd de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb nader toe te lichten. Met betrekking tot een aantal stukken, in het bijzonder standpuntbepalingen van ondernemingen, was het College niet op voorhand duidelijk dat sprake is van bedrijfsvertrouwelijke informatie waarvan uitsluitend het College kennis dient te nemen. Het College stelt vast dat OPTA, mede in reactie op het verzoek om toelichting, alsnog openbare versies van de meeste vertrouwelijk overgelegde stukken heeft vervaardigd, zodat thans aanmerkelijk meer informatie toegankelijk is voor partijen. OPTA stelt zich op het standpunt dat de tekstgedeelten die in de op 17 en 22 november 2005 ingediende stukken onleesbaar zijn gemaakt vertrouwelijk moeten blijven. Met betrekking tot enkele stukken heeft OPTA zich op het standpunt gesteld dat deze in hun geheel als bedrijfsvertrouwelijk moeten worden aangemerkt, zodat het vervaardigen van een openbare versie niet mogelijk is.
2.5.2 Voorts is OPTA gevraagd hoe de mededeling als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb zich verhoudt tot het bepaalde in artikel 7, vijfde lid, van (de per 25 juli 2003 ingetrokken) Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (Pb 1997, L 199, blz. 32; hierna: Interconnectierichtlijn) en bijlage V van deze richtlijn.
In haar brief van 28 oktober 2005, die zij in kopie aan de andere partijen heeft toegezonden, heeft OPTA zich op het standpunt gesteld dat de Interconnectierichtlijn weliswaar voorschrijft dat informatie over de elementen van het kostentoerekeningssysteem openbaar is, maar dat uit deze richtlijn niet volgt dat ook de informatie waarmee deze elementen worden "gevuld" openbaar moet worden gemaakt. OPTA heeft in dit verband gewezen op de Aanbeveling van de Commissie van 8 april 1998 inzake interconnectie in een geliberaliseerde telecommunicatiemarkt (Deel 2 - Scheiding van boekhoudingen en kostenberekeningen) (Pb 1998, L 141, blz. 6; Aanbeveling 98/322/EG), waarin onder punt 7.6 is vermeld dat informatie waarvan is aangetoond dat deze commercieel vertrouwelijk is niet mag worden gepubliceerd.
Naar het oordeel van het College stelt OPTA zich terecht op het standpunt dat uit de Interconnectierichtlijn niet voortvloeit dat concurrenten van KPN kennis moeten kunnen nemen van de gegevens waarmee de elementen uit de kostentoerekeningssystemen van KPN worden "gevuld". In Aanbeveling 98/322/EG is onder punt 7 weliswaar overwogen dat de doorzichtigheid wordt verhoogd door de publicatie van gedetailleerde kostenstaten door de aangemelde exploitant waaruit de gemiddelde kosten van netwerkcomponenten blijken, alsmede het vertrouwen van de concurrenten dat er geen mededingingvervalsende kruissubsidiëring plaatsvindt, maar uit de Interconnectierichtlijn noch uit Aanbeveling 98/322/EG vloeit voort dat een dergelijke publicatie ook verplicht is indien sprake is van bedrijfsvertrouwelijke informatie.
2.5.3 Tenslotte heeft het College OPTA een aantal specifieke vragen gesteld. Het antwoord op deze vragen ligt grotendeels besloten in het alsnog indienen van openbare versies van de vertrouwelijk overgelegde stukken (§ 2.5.1) en in het standpunt van OPTA over de betekenis van artikel 7, vijfde lid, van de Interconnectierichtlijn en bijlage V bij deze richtlijn (§ 2.5.2).
Het College stelt vast dat een aantal van de bij brief van 26 september 2005 gestelde vragen ook in de brief van 8 december 2005 van OPTA niet of niet voldoende is beantwoord. Het betreft bijvoorbeeld de vraag waarom stuk B116 inzake EDC II vertrouwelijk moet worden behandeld.
2.6 Met betrekking tot de volgende stukken behoeft de vraag of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, geen beantwoording, omdat OPTA een openbare versie heeft ingediend waarin geen gegevens onleesbaar zijn gemaakt.
EDC II: B14, B18, B25, B28, B33, B50, B53, B69.
EDC III: niet van toepassing.
EDC IV: B14, B15, B16, B17, B114.
EDC V: B7, B9, B18, B29, B105 met dien verstande dat de bijlagen van stuk B105 niet achter stuk B105 zijn gevoegd, maar zich elders in de rechtbankdossiers bevinden. Voorzover aldaar sprake is van een mededeling als bedoeld in de zin van artikel 8:29, eerste lid, Awb, bijvoorbeeld met betrekking tot stuk B84 inzake EDC V, wordt de vraag of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, in dat kader beantwoord.
2.7 De vraag of beperking van de kennisneming van de bijlage van stuk B6 inzake EDC V gerechtvaardigd is, kan niet worden beantwoord, omdat deze bijlage zich niet bij de door de rechtbank aan het College toegezonden stukken bevindt en uit navraag is gebleken dat OPTA dit stuk (vooralsnog) niet in haar archieven heeft aangetroffen.
2.8 Naar het oordeel van het College is de door OPTA in deze zaken gevraagde beperking van de kennisneming in beginsel niet gerechtvaardigd wat betreft (a) in brieven of gespreksverslagen genoemde namen, (b) gegevens die ook in andere stukken voorkomen, terwijl in dat verband geen mededeling inzake beperking van de kennisneming is gedaan, (c) meningen en standpunten van partijen en derden, behalve indien en voorzover daaruit bedrijfsvertrouwelijke gegevens van die partij of derde blijken en (d) gegevens die van algemene bekendheid zijn, bijvoorbeeld omdat ze uit openbare stukken blijken. Mede in dit licht bezien acht het College beperking van de kennisneming van de volgende stukken of delen daarvan niet gerechtvaardigd.
EDC II: B3, B6 met uitzondering van het door KPN genoemde tarief (twee keer vermeld), B17, B35 de onleesbaar gemaakte tekstgedeelten op bladzijde 1 en onder 5 ("From HCA to CCA"), B61 met uitzondering van het op bladzijde 3 genoemde bedrag, B62 zie B35, B70 het onleesbaar gemaakte tekstgedeelte op bladzijde 6, B72, B75 en B76 de onleesbaar gemaakte gegevens in "Table 3" op bladzijde 8, B84 zie B61, B86 met uitzondering van de genoemde percentages, B90 met uitzondering van de genoemde bedragen, B91, B107, B110, B113, B116, B131 de onleesbaar gemaakte tekstgedeelten op bladzijde 41 van annex I, B161 de onleesbaar gemaakte tekstgedeelten op bladzijde 38 van annex I, B189 zie B131.
EDC III: B3, B66 met uitzondering van (-) de met de stukken B131, B161 en B189 inzake EDC II corresponderende passages uit annex II en (-) de twee op annex II volgende stukken, waarvan het eerste twee bladzijden telt en het tweede één, B69 (-) onder punt 9, (-) de eerste en laatste zin van de tweede alinea onder punt 11 en (-) de eerste vier alsmede de laatste drie zinnen onder punt 13. (Van de stukken B66 en B69 is geen openbare versie bij het College ingediend; deze stukken corresponderen als gezegd niet met de stukken A66 en A69 inzake EDC III.)
EDC IV: B1 bijlagen B en C bij annex I, de in de bij brief van 22 november 2005 door OPTA bij het College ingediende openbare versie van de betreffende besluiten onleesbaar gemaakte tekstgedeelten die wél leesbaar zijn in de op de website van OPTA gepubliceerde openbare versie en in het door OPTA aan de rechtbank toegezonden stuk A1 inzake EDC IV, (-) het in § 2.6 van annex 7 genoemde percentage, (-) het eerste in § 3.1 van annex 7 genoemde percentage, (-) het in § 3.6 van annex 7 genoemde percentage, (-) de in § 2.5.1 en 2.5.2 van annex 8 genoemde percentages en (-) annex 11 met uitzondering van de daarin genoemde bedragen, getallen en percentages, B2 de in hoofdstuk 6 genoemde looptijd, B7 met uitzondering van de in de annexen genoemde bedragen en percentages, B12 uitsluitend de onleesbaar gemaakte tekst op bladzijde 1 van de diverse verslagen, B13, B18 de in § 1.6 genoemde conversiekoers, B22 het onleesbaar gemaakte tekstgedeelte op bladzijde 5, B27 de onleesbaar gemaakte tekst op (-) bladzijde 1, (-) bladzijde 5 onder het kopje "Friaco" en (-) bladzijde 8 onder het kopje "overig", B30 de onderaan bladzijde 3 genoemde koers, B43, B46, B47 en B48 de in de bij het College ingediende openbare versie van het betreffende besluit onderscheidenlijk motivering van dat besluit onleesbaar gemaakte tekstgedeelten die wél leesbaar zijn in de op de website van OPTA gepubliceerde openbare versies en in de door OPTA aan de rechtbank toegezonden stukken A47 en A48 inzake EDC IV, B49 het faxbericht (één bladzijde) waarbij de bijbehorende brief aan OPTA is toegezonden, B104 met uitzondering van het in paragraaf 7 genoemde aantal mutaties en het bedrag aan meerkosten en B116 met uitzondering van de onder het kopje "Tarieven CPS originating" genoemde bedragen.
EDC V: B2 (-) de tekst onder het kopje "Toelichting op het verloop van de indices" in § 4.3 en § 4.4 van annex 6, (-) de eerste drie regels onder het kopje "Toelichting op het verloop van de indices" in § 4.5 van annex 6, (-) de tweede alinea onder het kopje "Prijsindex" in § 4.6.3 van annex 6 en (-) het in § 2.5.2 van annex 8 genoemde percentage, B39 (op de website van OPTA gepubliceerd, waarbij geen gegevens onleesbaar zijn gemaakt), B42 met uitzondering van de op de website van OPTA gepubliceerde openbare versie van de motivering van het besluit van 27 juni 2002 onleesbaar gemaakte gegevens, B84 de aanbiedingsbrief van 12 september 2002 (één bladzijde).
2.9 Het College acht beperking van de kennisneming van de resterende stukken of delen daarvan gerechtvaardigd. Het merkt voor de goede orde op dat, voorzover OPTA van die stukken een openbare versie heeft vervaardigd, beperking van de kennisneming uitsluitend gerechtvaardigd is met betrekking tot de in de openbare versies onleesbaar gemaakte of weggelaten tekstgedeelten.
2.10 Het College zal de in § 2.3, § 2.4 en § 2.6 genoemde stukken terugzenden aan OPTA.
OPTA wordt verzocht de in § 2.8 genoemde stukken, voorzover het stukken betreft ten aanzien waarvan beperking van de kennisneming in het geheel niet gerechtvaardigd is geoordeeld, binnen twee weken na heden aan de andere partijen toe te zenden en het College mededeling te doen van deze toezending.
OPTA wordt verzocht binnen twee weken na heden een versie van de andere in § 2.8 genoemde stukken te vervaardigen en aan zowel het College als de andere partijen toe te zenden, waarin uitsluitend de tekstgedeelten ten aanzien waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geoordeeld onleesbaar zijn gemaakt.
2.11 Artikel 8:29, vijfde lid, Awb strekt er blijkens de wetsgeschiedenis toe dat de bestuursrechter niet tegen de wil van partijen uitspraak doet op grondslag van stukken die zij niet kennen. Het toestemmingsvereiste geldt derhalve niet ten aanzien van een partij die de stukken al kent.
Alle andere partijen dan OPTA wordt verzocht het College binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de stukken of delen van stukken ten aanzien waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geoordeeld uitspraak doet op hun hoger beroep - dit onderdeel van het verzoek heeft geen betrekking op UPC, omdat op haar hoger beroep al uitspraak is gedaan - en op de hoger beroepen in de zaken waarin zij partij zijn, voorzover het (delen van) stukken betreft waarvan de inhoud niet bij hen bekend is.
3. De beslissing
Het College:
- bepaalt dat de vraag of beperking van de kennisneming van de in § 2.3, § 2.4 en § 2.6 genoemde stukken of delen daarvan
gerechtvaardigd is geen beantwoording behoeft;
- stelt vast dat de vraag of beperking van de kennisneming de in § 2.7 genoemde bijlage gerechtvaardigd is niet kan worden
beantwoord;
- beslist dat beperking van de kennisneming van de in § 2.8 genoemde stukken of delen daarvan niet gerechtvaardigd is;
- beslist dat beperking van de kennisneming van de in § 2.9 bedoelde stukken of delen daarvan gerechtvaardigd is, met dien
verstande dat, voorzover OPTA van de betreffende stukken een openbare versie heeft vervaardigd, beperking van de
kennisneming uitsluitend gerechtvaardigd is met betrekking tot de in de openbare versies onleesbaar gemaakte of
weggelaten tekstgedeelten;
- bepaalt dat de in § 2.3, § 2.4 en § 2.6 genoemde stukken worden teruggezonden aan OPTA;
- verzoekt OPTA de in § 2.8 genoemde stukken, voorzover het stukken betreft ten aanzien waarvan beperking van de
kennisneming in het geheel niet gerechtvaardigd is geoordeeld, binnen twee weken na heden aan de andere partijen toe te
zenden en het College mededeling te doen van deze toezending;
- verzoekt OPTA binnen twee weken na heden een versie van de andere in § 2.8 genoemde stukken te vervaardigen en aan
zowel het College als de andere partijen toe te zenden, waarin uitsluitend de tekstgedeelten ten aanzien waarvan beperking
van de kennisneming gerechtvaardigd is geoordeeld onleesbaar zijn gemaakt;
- verzoekt alle andere partijen dan OPTA het College binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee
instemmen dat het College mede op grondslag van de stukken of delen van stukken ten aanzien waarvan beperking van de
kennisneming gerechtvaardigd is geoordeeld uitspraak doet op hun hoger beroep - hetgeen geen betrekking heeft op UPC,
omdat op haar hoger beroep al uitspraak is gedaan - en op de hoger beroepen in de zaken waarin zij partij zijn, voorzover
het (delen van) stukken betreft waarvan de inhoud niet bij hen bekend is.
Aldus gewezen door mr. J.A. Hagen, mr. C.M. Wolters en mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. B. van Velzen als griffier.
w.g. J.A. Hagen w.g. B. van Velzen