College van Beroep voor het bedrijfsleven, 07-05-2014, ECLI:NL:CBB:2014:163, AWB 11/392, 11/393, 11/414 en 11/415
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 07-05-2014, ECLI:NL:CBB:2014:163, AWB 11/392, 11/393, 11/414 en 11/415
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 7 mei 2014
- Datum publicatie
- 7 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:163
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2011:BQ1281
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2011:BQ1295
- Zaaknummer
- AWB 11/392, 11/393, 11/414 en 11/415
Inhoudsindicatie
Wet handhaving consumentenbescherming
Last onder dwangsom/bestuurlijke boete
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
11/392, 11/393, 11/414 en 11/4157 mei 2014
8101
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de Autoriteit Consument en Markt (ACM) (11/392 en 11/393),
2. [appellant 1] Nederland B.V., te[woonplaats] ([appellant 1]) (11/414),
3. [appellant 2] B.V., te[woonplaats] ([appellant 2]) (11/415),
appellanten,
tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 14 april 2011, kenmerk AWB 10/3266 BC-T1, AWB 10/3268 BC-T1, respectievelijk AWB 10/3269 BC-T1, AWB 10/3271 BC-T1, in de gedingen tussen
1. [appellant 1]
en
ACM,
[appellant 2]
en
ACM.
Gemachtigden van ACM: mr. S. Scheerhout en mr. M.Y.N. Alibux, beiden werkzaam bij ACM.
Gemachtigde van [appellant 1] en [appellant 2]: mr. T.J. van Veen, advocaat te Ede.
1 Het procesverloop in hoger beroep
Bij brieven van 16 mei 2011 heeft ACM hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank van 14 april 2011 (ECLI:NL:RBROT:2011:BQ1295 en ECLI:NL:RBROT:2011:BQ1281). Bij brieven van 30 september 2011 heeft ACM de gronden van de hoger beroepen aangevuld.
Bij brieven van 25 mei 2011 hebben [appellant 1] en [appellant 2] hoger beroep ingesteld, elk tegen de uitspraak van de rechtbank op het eigen ingestelde beroep.
[appellant 1] en [appellant 2] hebben een reactie gegeven op de hoger beroepen van ACM. ACM heeft een reactie gegeven op de hoger beroepen van [appellant 1] en [appellant 2].
Bij beslissing van 30 juli 2013 heeft het College geoordeeld dat ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Desgevraagd is door de andere partijen toestemming verleend mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Op 1 augustus 2013 heeft het onderzoek in beide gedingen gevoegd ter zitting plaatsgehad. Voor ACM zijn verschenen haar gemachtigden. Voor [appellant 1] en [appellant 2] is hun gemachtigde verschenen alsmede [naam], bestuurder.
Het College heeft ter zitting het onderzoek geschorst en ACM opgedragen nadere stukken te overleggen. [appellant 1] en [appellant 2] zijn in de gelegenheid gesteld op deze stukken te reageren.
Op 31 oktober 2013 is een nadere zitting gehouden. Voor ACM zijn verschenen haar gemachtigde mr. S. Scheerhout, alsmede mr. P.J. Schnezler, eveneens werkzaam bij ACM. Voor [appellant 1] en [appellant 2] is hun gemachtigde verschenen alsmede [naam].
2 De grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. Het College volstaat met het volgende.
Bij besluiten van 19 november 2009 heeft ACM vastgesteld dat [appellant 1] respectievelijk [appellant 2] in de periode van 20 oktober 2008 tot in elk geval 8 oktober 2009 artikel 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (hierna: Whc) in samenhang met artikel 6:193c, tweede lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) hebben overtreden door zich niet te houden aan de algemene voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen (hierna: CBW-voorwaarden) inzake aanbetaling.
Voor deze overtreding heeft ACM [appellant 1] respectievelijk [appellant 2] een boete opgelegd van € 110.000,- en hen tevens een last onder dwangsom opgelegd van € 5.000,- per dag met een maximum van € 200.000,- met een begunstigingstermijn van vier weken na bekendmaking van de besluiten.
Bij besluiten van 19 november 2009 heeft ACM bekend gemaakt de hiervoor aangehaalde boetebesluiten op 7 december 2009 openbaar te maken (hierna ook: publicatiebesluiten).
[appellant 1] en [appellant 2] hebben zowel tegen de boetebesluiten als tegen de publicatiebesluiten bezwaar gemaakt. Hangende de bezwaarprocedure hebben beide appellanten (ieder in de eigen zaak) de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van de boetebesluiten en ACM te verbieden de boetebesluiten openbaar te maken. Bij uitspraken van 6 januari 2010 (ECLI:NL:RBROT:2010:BK9798 en ECLI:NL:RBROT:2010:BK9796) heeft de voorzieningenrechter de verzoeken afgewezen.
Bij besluiten van 2 juli 2010 heeft ACM de bezwaren tegen de boetebesluiten en tegen de publicatiebesluiten ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten waren de beroepen bij de rechtbank gericht.
3 De uitspraken van de rechtbank
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank het beroep van [appellant 1], respectievelijk [appellant 2] gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de boete alsmede voor wat betreft het in bezwaar gehandhaafde publicatiebesluit. Daarbij heeft de rechtbank zelfvoorziend de hoogte van de boetes bepaald op € 100.000,-. Voorts heeft de rechtbank ACM opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraken de publicatiebesluiten te rectificeren in die zin dat de aan [appellant 1], respectievelijk [appellant 2] opgelegde boete door de rechtbank is bepaald op € 100.000,-.