College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18-08-2014, ECLI:NL:CBB:2014:349, AWB 10/1418
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18-08-2014, ECLI:NL:CBB:2014:349, AWB 10/1418
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 18 augustus 2014
- Datum publicatie
- 23 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:349
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2010:BO7301, Overig
- Zaaknummer
- AWB 10/1418
- Relevante informatie
- Wet toezicht accountantsorganisaties [Tekst geldig vanaf 01-03-2025]
Inhoudsindicatie
De Grondwet definieert de algemene maatregel van bestuur niet. Dat betekent dat de algemene maatregel van bestuur niet per definitie het rechtskarakter heeft van een algemeen verbindend voorschrift. Per geval dient beoordeeld te worden of een algemene maatregel van bestuur een algemeen verbindend voorschrift inhoudt.
Uit artikel 27 Wta vloeit voort dat een accountant slechts externe accountant kan zijn, als hij ingeschreven is in het register en daarmee het lidmaatschap van het NIVRA of de NOvAA heeft verworven. Daarmee geldt deze bepaling voor een reeks van gevallen en is zij tot een open, in abstracto omschreven groep van personen gericht en houdt zij een zelfstandige normstelling in. Het gaat dus om een algemene maatregel.
Artikel 28 Wta opent de mogelijkheid die algemene regel buiten toepassing te verklaren. Blijkens de toelichting is ook aan dat buitentoepassingverklaren een algemeen karakter toebedacht. Voor de mogelijkheid om op te treden als extern accountant is dan in het algemeen (voor zover hier van belang) de inschrijving in het register niet meer vereist. Derhalve is ook de buitentoepassingverklaring een besluit van algemene strekking. De weigering van de minister om tot buitentoepassingverklaring over te gaan, is derhalve niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/1418 18 augustus 2014
25200
Uitspraak op het hoger beroep van:
Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid OvRAN, te Helvoirt, appellante (hierna: OvRAN),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2010 in het geding tussen
OvRAN
en
de minister van Financiën te Den Haag (hierna: minister).
Gemachtigden van OvRAN: mr. drs. C.B.A. Spil en A.J. Boer, bestuurders van OvRAN.
Gemachtigden van de minister: mr. drs. M.A.G. Stolker en mr. drs. I. Cordfunke, beiden werkzaam bij het ministerie van Financiën.
1 Het procesverloop in hoger beroep
Bij brief van 29 december 2010, bij het College binnengekomen op 30 december 2010, heeft OvRAN hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank) van 9 december 2010 (ECLI:NL:RBROT:2010:BO7301).
Bij brief van 27 januari 2011 heeft de minister een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Bij brieven van 17 augustus 2011 en 19 december 2012 heeft OvRAN stukken ingediend.
Op 15 april 2014 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
2 De grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt allereerst verwezen naar de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 19 oktober 2009 heeft OvRAN de minister verzocht een algemene maatregel van bestuur vast te stellen als bedoeld in artikel 28 van de Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta). In deze brief zet OvRAN uiteen dat haar leden de mogelijkheid dienen te krijgen om zich in te schrijven in het accountantsregister zonder daarbij te worden verplicht lid te worden van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (hierna: NIVRA) of de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (hierna: NOvAA), en om wettelijke controles te verrichten.
Bij brief van 19 november 2009 heeft de minister OvRAN bericht geen aanleiding te zien de door haar verzochte algemene maatregel van bestuur vast te stellen. Hiertegen heeft OvRAN bij brief van 30 november 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 december 2009 heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en daartoe overwogen:
"Voor zover hetgeen u [(OvRAN)] mij [(de minister)] verzoekt al is aan te merken als een besluit waarop de Awb van toepassing is, volgt uit de artikelen 6:2, eerste lid, aanhef en onder a, 7:1, eerste lid en 8:2, eerste lid, aanhef en onder a van die wet dat het weigeren van een verzoek om een algemeen verbindend voorschrift vast te stellen niet vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van de Awb."
3 De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van OvRAN ongegrond verklaard, waartoe zij, samengevat weergegeven, het volgende heeft overwogen.
Een algemene maatregel van bestuur is per definitie aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Tegen de weigering een algemene maatregel van bestuur in de zin van artikel 28 Wta tot stand te brengen kan op grond van artikel 6:2, aanhef en onder a, Awb geen beroep worden ingesteld. Het Unierecht en de artikelen 11 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) nopen niet tot het buiten toepassing laten van artikel 8:2, aanhef en onder a, Awb, omdat het niet onmogelijk of uiterst moeilijk is om effectieve rechtsbescherming in te roepen op het vlak van vrijheid van vereniging en/of het discriminatieverbod.