College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-10-2014, ECLI:NL:CBB:2014:394, AWB 13/330
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-10-2014, ECLI:NL:CBB:2014:394, AWB 13/330
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2014
- Datum publicatie
- 29 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:394
- Zaaknummer
- AWB 13/330
- Relevante informatie
- Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030]
Inhoudsindicatie
Bestuurlijke boete wegens overtreding van artikel 7 Meststoffenwet. GPS-registratie loslocaties. Feitelijke beschikkingsmacht grond. Boete kon worden opgelegd aan alle medeplegers en daarnaast aan de feitelijk leidinggevende. Geen matiging wegens bijzondere omstandigheden, daaronder begrepen de minderjarigheid van de feitelijk leidinggevende.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 13/330
16005
Tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 29 oktober 2014 in het hoger beroep van:
1. [naam 1] te [plaats];
2. Mesthandel [naam 2] B.V.gevestigd te [plaats] (hierna ook: de mesthandel) ;
3. [naam 2] Holding B.V.gevestigd te [plaats] (hierna ook: de holding);
4. [naam 3], wonende te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 29 maart 2013 in het geding tussen appellanten
en
gemachtigde van appellanten sub 1 en 4: mr. F.Th.M. Petersgemachtigde van appellante sub 3: [naam 4]
gemachtigde van verweerder: mr. A.H. Spriensma
Procesverloop in hoger beroep
Appellanten hebben bij brief van 8 mei 2013 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 29 maart 2013, met nummer 12/5825 (hierna: de aangevallen uitspraak). Deze uitspraak is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 3 maart 2014 heeft appellante 4 een nadere toelichting gegeven op haar hoger beroep.
Op 31 maart 2014 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellanten 1 en 4 in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens appellante 2 was aanwezig mr. C.J. Diks (curator). Het standpunt van appellante 3 is verwoord door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Grondslag van het geschil
1. Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
De Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) heeft een onderzoek ingesteld naar appellanten in verband met het vermoeden dat de Meststoffenwet (Msw) zou zijn overtreden. In onder meer een rapport (met nr. 62043) van 25 juli 2011 zijn de bevindingen van dat onderzoek neergelegd. Mede op basis van dat onderzoek zijn aan appellanten bij primaire besluiten van 22 december 2011 boetes opgelegd van in totaal € 495.000,- wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw) in het jaar 2010. De boetes zijn als volgt verdeeld: appellante 2: € 202.500,-, appellante 3: € 202.500,- en appellante 4: € 45.000,- wegens het medeplegen van de overtreding. Aan appellant 1 is een boete opgelegd van € 45.000,- wegens het feitelijk leiding geven aan de overtreding. Bij de vaststelling van de overtreding van artikel 7 van de Msw en de berekening van de boete is uitgegaan van een overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen met 56.446 kg, van de stikstofgebruiksnorm met 24.751 kg en van de fosfaatgebruiksnorm met 40.339 kg. Op basis van bij de (toenmalige) Dienst Regelingen geregistreerde losmeldingen en de daarbij behorende gegevens is onder meer uitgegaan van 108 vrachten met dierlijke mest die zijn aangevoerd op de locatie in Tjalleberd en 42 vrachten met dierlijke mest die zijn aangevoerd op de locaties Morrapad te Hemelum en Tjalke van de Walstraat te Koudum. Daarbij is rekening gehouden met eindvoorraden in de op die locaties aanwezige opslagen, die gehuurd werden door appellanten. De boetes zijn begrensd door de maximale tarieven zoals opgenomen in de Msw kg. Op basis van bij de (toenmalige) Dienst Regelingen geregistreerde losmeldingen en de daarbij behorende gegevens is onder meer uitgegaan van 108 vrachten met dierlijke mest die zijn aangevoerd op de locatie in Tjalleberd en 42 vrachten met dierlijke mest die zijn aangevoerd op de locaties Morrapad te Hemelum en Tjalke van de Walstraat te Koudum. Daarbij is rekening gehouden met eindvoorraden in de op die locaties aanwezige opslagen, die gehuurd werden door appellanten. De boetes zijn begrensd door de maximale tarieven zoals opgenomen in de , te weten € 45.000,- voor een natuurlijke persoon en € 450.000,- voor een rechtspersoon.
Bij besluit van 12 oktober 2012 heeft verweerder het door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard. Voor de overwegingen die de rechtbank tot deze beslissing hebben geleid wordt verwezen naar de overwegingen 5 tot en met 15 van de aangevallen uitspraak.