College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2014, ECLI:NL:CBB:2014:453, AWB 14/158
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2014, ECLI:NL:CBB:2014:453, AWB 14/158
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 1 december 2014
- Datum publicatie
- 8 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:453
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2014:1320, Overig
- Zaaknummer
- AWB 14/158
- Relevante informatie
- Tabaks- en rookwarenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Boetes wegens overtreding rookverbod in de horeca; eerste boete staat in rechte vast, zodat aan een inhoudelijk oordeel daarvan niet meer kan worden toegekomen; onvoldoende onderzoek om de tweede boete op te kunnen baseren; deze boete wordt herroepen.
Uitspraak
uitspraak
Zaaknummer: 14/158
11100
(gemachtigde: [naam 2]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 februari 2014, kenmerk ROT 13/3571, in het geding tussen
(gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland).
Procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 27 februari 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:1320).
Verweerder heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat hier met het volgende
Appellant exploiteerde (tot 1 mei 2013) café “[naam 3]” (het café). Op 16 juni 2012, 1 september 2012 en op 6 oktober 2012 hebben inspecties plaatsgevonden in het café. Geconstateerd is dat in het café werkzaamheden werden verricht door personen die als werknemers (of personeel) van appellant konden worden beschouwd, terwijl er in het café werd gerookt. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder appellant bij drie verschillende besluiten drie boetes opgelegd (van € 1.200,-, € 2.400,- respectievelijk € 4.500,-) wegens (herhaalde) overtredingen van artikel 11a, eerste van de Tabakswet . Dit artikellid verplicht een werkgever maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat werknemers hun werkzaamheden kunnen verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
Bij besluit van 17 mei 2013, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen de eerste boete (van € 1.200,-) niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Verweerder heeft de bezwaren tegen de andere twee boetes ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft – samengevat – het beroep van appellant gegrond verklaard voor zover het de tweede en de derde boete betreft. De rechtbank heeft de tweede boete van € 2.400,- geheel herroepen, omdat in dit geval geen sprake is van overtreding van de Tabakswet. De rechtbank heeft de derde boete in stand gelaten, maar de hoogte nader vastgesteld op € 2.400,- omdat er, gelet op het voorgaande, geen sprake (meer) is van een vierde overtreding. Het bezwaar tegen het eerste boetebesluit is terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank. Het College verwijst naar de overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak.