Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 05-02-2014, ECLI:NL:CBB:2014:65, AWB 11/664

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 05-02-2014, ECLI:NL:CBB:2014:65, AWB 11/664

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
5 februari 2014
Datum publicatie
26 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:CBB:2014:65
Zaaknummer
AWB 11/664
Relevante informatie
Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030]

Inhoudsindicatie

verwijtbaarheid overtreding, derogatie en mestplan; matiging

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 11/664

16005

te [vestigingsplaats], appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2011 in het geding tussen

appellanten

en

gemachtigde van appellanten: mr. W.P.N. Remie

gemachtigde van de staatssecretaris: mr. B. Raven

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben bij brief van 16 augustus 2011 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2011, aan appellanten verzonden op 11 juli 2011 (ECLI:NL:RBSHE:2011:10215, hierna: de aangevallen uitspraak).

Bij brief van 18 oktober 2011 heeft de staatssecretaris een reactie op het hoger beroepschrift

ingediend. Bij brief van 11 september 2013 heeft de staatssecretaris een nader standpunt ingenomen.

Op 19 september 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen hun standpunt hebben toegelicht. Namens appellanten is tevens [naam 2] verschenen.

Grondslag van het geschil

1.

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak, die is aangehecht. Het College volstaat met het volgende.

1.1

Op 19 mei 2008 heeft de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) een onderzoek ingesteld bij [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]) en [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat door [bedrijf 2] in de periode van 27 juni 2007 tot en met 11 oktober 2007 108 vrachten compost afgeleverd zouden zijn bij appellanten. De AID is vervolgens op 19 september 2008 een onderzoek gestart naar appellanten. In een rapport van 14 november 2008 zijn de bevindingen van dat onderzoek neergelegd. In dat rapport is ook informatie opgenomen over overige aan-en afvoer van mest, de mestproductie en uit de opslag gekomen meststoffen op het bedrijf van appellanten. Op basis daarvan heeft de staatssecretaris aan appellanten bij primair besluit van 7 juli 2009 een boete opgelegd van

€ 14.820,-- wegens overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke mest met 1.278 kilogram stikstof en de fosfaatgebruiksnorm met 534 kilogram fosfaat. Bij de berekening van de overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke mest is uitgegaan van de gebruiksnorm van 170 kilogram per hectare en niet van de verhoogde derogatienorm van 250 kilogram per hectare. Aan de derogatievoorwaarden werd niet voldaan, nu het bemestingsplan niet is aangepast naar aanleiding van de aan appellanten geleverde compost. Dat het geleverde product compost bevatte is gebaseerd op gegevens van [bedrijf 2], met name op door haar opgemaakte afleveringsbewijzen en een verkoopbevestiging, die zijn vergeleken met gegevens van de Dienst Regelingen. Op de afleverbewijzen stond [bedrijf 3] als afnemer vermeld. Op de verkoopbevestiging stonden appellanten vermeld, voor een hoeveelheid van 2.153 ton compost. Voor alle vrachten was als losplaats [vestigingsplaats] aangegeven, waar het bedrijf van appellanten gevestigd is. In de administratie is ook een (niet ondertekende) overeenkomst aangetroffen voor een grondverbeteringsproject V.O.F. [bedrijf 4], uit te voeren op een perceel van appellanten aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Aan de boete zijn voorts bewijzen uit de administratie van appellanten zelf ten grondslag gelegd, zoals facturen voor vrachten compost die overeenkomen met de vrachten vermeld op de bij [bedrijf 2] aangetroffen afleveringsbewijzen. Daarnaast zijn verklaringen van [naam 2]en van de directeuren van [bedrijf 2] bij het bewijs betrokken. Zo heeft [naam 2] de levering van compost aan zijn bedrijf bevestigd en heeft hij volgens het rapport verklaard de compost op zijn land te hebben gebruikt.

1.2

Het bezwaar van appellanten is bij besluit van 30 juni 2010 gedeeltelijk gegrond verklaard. De staatssecretaris heeft de boete gematigd met 25% en nog eens met 10% wegens overschrijding van de beslistermijn, waarmee de uiteindelijk opgelegde boete € 10.003,-- bedraagt.

De uitspraak van de rechtbank

2.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De overwegingen die de rechtbank tot deze beslissing hebben gebracht zijn vermeld onder 6 tot en met 10 van de aangevallen uitspraak.

De beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing