Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-07-2015, ECLI:NL:CBB:2015:191, AWB 13/467 AWB 13/470

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-07-2015, ECLI:NL:CBB:2015:191, AWB 13/467 AWB 13/470

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
8 juli 2015
Datum publicatie
8 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:CBB:2015:191
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 13/467 AWB 13/470
Relevante informatie
Wet handhaving consumentenbescherming [Tekst geldig vanaf 01-03-2025 tot 28-06-2025]

Inhoudsindicatie

Wet handhaving consumentenbescherming; oneerlijke handelspraktijken; dagtochten naar verkoopdemonstraties; misleidende uitnodigingen, waarvoor minder daadkrachtige ouderen met een klein sociaal netwerk vatbaar zijn; anonieme deelname van toezichthouders aan de dagtochten; geen sprake van strijd met betredingsbevoegdheid en artikelen 6 en 8 EVRM; geen onrechtmatig verkregen bewijs.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummers: 13/467 en 13/470

8101

(gemachtigden: mr. F.M.P. Brisdet en mr. B. Pietersz),

en

(gemachtigden: mr. B.W.M. Trompenaars en mr. P.S. Kösters),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2013, met kenmerk ROT 12/1131, in het geding tussen partijen.

Procesverloop in hoger beroep

[onderneming 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de genoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 23 mei 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:CA0879). Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer 13/467.

Ook ACM heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer 13/470.

Partijen hebben een reactie op elkaars hogerberoepschriften ingediend.

Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen heeft zij meegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. [onderneming 1] heeft daarop gereageerd. Bij beslissing van 24 oktober 2014 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming deels gerechtvaardigd geacht en bepaald dat het document, waarvan de kennisneming niet gerechtvaardigd is te achten, wordt teruggezonden aan ACM en haar verzocht een nieuwe versie toe te zenden. Aan dat verzoek heeft ACM voldaan bij brief van 29 oktober 2014.

[onderneming 1] heeft het College geen toestemming verleend om mede op grondslag van de stukken, waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht, uitspraak te doen. Het College heeft dan ook geen kennis genomen van deze stukken.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2014. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens [onderneming 1] zijn ook verschenen [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Voorts is verschenen [tolk Duitse taal].

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

[onderneming 1] is een Duitse onderneming, die in de door ACM onderzochte periode (13 maart 2009 tot en met 1 juli 2009) tijdens verkoopdemonstraties gezondheidsproducten verkocht aan Nederlandse consumenten. Deze verkoopdemonstraties werden onder de naam ‘ITC Reisclub’ (handelsnaam van [onderneming 1]) georganiseerd als dagtochten. Consumenten ontvingen per post een aan hen persoonlijk geadresseerde brief met folders, waarin zij werden uitgenodigd om deel te nemen aan een dagtocht. Daarvoor kon men zich middels een antwoordkaart aanmelden. Deze dagtochten voerden naar (horeca)locaties in Nederland, waar vervolgens de verkoopdemonstraties van (onder meer) producten van [onderneming 1] plaatsvonden.

Naar aanleiding van diverse signalen en klachten is ACM een onderzoek gestart naar dagtochten die onder de naam ITC Reisclub georganiseerd werden.

In het kader van dat onderzoek hebben toezichthouders van ACM op 20 april 2009, 29 mei 2009 en 1 juli 2009 deelgenomen aan een dagtocht van ITC Reisclub. Daarnaast zijn onder meer bezoeken gebracht aan de verkopers die de producten tijdens deze verkoopdemonstraties verkochten en zijn consumenten telefonisch bevraagd over hun ervaringen met de dagtochten. Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in een rapport van 26 april 2010, dat op 28 april 2010 aan [onderneming 1] is verzonden (een Duitse vertaling is op 20 juli 2010 aan [onderneming 1] verzonden).

1.3

Bij besluit van 7 april 2011 (het boetebesluit) heeft ACM aan [onderneming 1] boetes opgelegd, wegens overtreding van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc), in samenhang met het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Aan [onderneming 1] zijn drie boetes opgelegd van elk € 100.000,- wegens overtredingen van:

- artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder c en d, BW;

- artikel 6:193g, aanhef en onder t, BW;

- artikel 6:193i, aanhef en onder h, BW;

alle in samenhang met artikel 8.8 Whc.

1.4

Bij besluit op bezwaar van 31 januari 2012, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft ACM de bezwaren van [onderneming 1] ongegrond verklaard en de boetes instandgelaten.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd, voor zover daarbij een overtreding van artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder d, BW is vastgesteld en daarvoor een boete is opgelegd. De rechtbank heeft de (totale) boete vervolgens verlaagd met € 25.000,-. Voor het overige heeft de rechtbank de boetes instandgelaten. Voor de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing