College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-08-2015, ECLI:NL:CBB:2015:285, 12/513 12/547
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-08-2015, ECLI:NL:CBB:2015:285, 12/513 12/547
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 25 augustus 2015
- Datum publicatie
- 4 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2015:285
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2012:BW3358, Overig
- Zaaknummer
- 12/513 12/547
Inhoudsindicatie
Boete, consumentenbescherming, misleidende handelsprakijken, misleidende omissies, professionele toewijding; eendaadse samenloop, evenredigheid
Uitspraak
uitspraak
zaaknummers: 12/513 en 12/547
8101
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 augustus 2015 op de hoger beroepen van:
1. de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
(gemachtigden: mr. M.Y.N. Alibux en mr. I.S. Post),
2. [naam 1] B.V. ( [naam 1] ) en [naam 2] B.V. ( [naam 2] ), beide te [plaats]
(gemachtigden: mr. A.C.M. Alkema en mr. C.J. Koenen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2012, kenmerk AWB 11/931, in het geding tussen
Procesverloop in hoger beroep
ACM en [naam 1] en [naam 2] hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 19 april 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BW3358).
ACM heeft een reactie op het hogerberoepschrift van [naam 1] en [naam 2] ingediend.
[naam 1] en [naam 2] hebben een reactie op het hogerberoepschrift van ACM ingediend.
Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen, heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 9 december 2013 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. De andere partijen hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2013.
Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voorts is verschenen [naam 3] , algemeen directeur van [naam 2] .
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
[naam 1] is een besloten vennootschap die onder andere handelt onder de naam [naam 4] . [naam 1] heeft geen personeel in dienst. Haar werkzaamheden worden uitgevoerd door medewerkers van [naam 2] , die enig aandeelhouder is van [naam 1] . [naam 1] is een van de grootste aanbieders van sms-diensten in Nederland. Zij biedt consumenten via internet en tv-reclames betaalde sms-abonnementsdiensten aan met content items, zoals ringtones, games en wallpapers, of met credits (die de consument kan inwisselen voor een content item naar keuze). De overeenkomst met de consument wordt door middel van de mobiele telefoon via sms gesloten.
Mede naar aanleiding van meldingen van consumenten via de website Consuwijzer.nl en verschillende handhavingsverzoeken uit het buitenland is de voormalige Consumentenautoriteit (thans: ACM) in 2009 een onderzoek begonnen naar een aantal internetuitingen en televisiecampagnes van [naam 1] . Toezichthouders van ACM hebben vijf internetuitingen onderzocht, te weten: IQtest, IQtest Facebook, Brainage, Lovetest en Datemeter, en vijf televisiecampagnes, te weten: Relatietest, Bierglas, Ware liefde, Friendfinder en Beest in bed. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 21 januari 2010, kenmerk CA/NB/350/106 (het rapport).
Op grond van het rapport heeft ACM bij besluit van 17 juni 2010 (het primaire besluit) aan [naam 1] en [naam 2] een achttal lasten onder dwangsom - opgelegd en een boete van in totaal € 1.190.000,- wegens overtredingen van de artikelen 8.2, 8.5 en 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in samenhang met de artikelen 6:193c, 6:193d, 6:193e, 6:193f, 6:193g, 3:15d en 7:46c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Tegen dit besluit hebben [naam 1] en [naam 2] bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van de Consumentenautoriteit (de bezwaarschriftencommissie) heeft ACM bij besluit van 3 maart 2011 de bezwaren deels gegrond verklaard, het primaire besluit in zoverre herroepen, de totale boete met € 55.000,- verlaagd en de lasten onder dwangsom onder 1 en onder 7 aangepast. Voor het overige heeft ACM het primaire besluit, deels in afwijking van het advies, in stand gelaten. Aldus zijn bij het bestreden besluit de volgende overtredingen en boetes gehandhaafd:
Overtredingen, basisboete + eventueel verhoging
I Internet artikel 8.2 Whc in verbinding met artikel 3:15d, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en f, BW (omissies in informatieverplichtingen in een dienst van de informatiemaatschappij ten aanzien van identiteit, adres en contactgegevens, Kamers van Koophandel (KvK)- en btw-nummer) € 50.000,-;
II Internet en televisie
artikel 8.5 Whc in verbinding met artikel 7:46c, tweede lid, BW (schriftelijke informatieverplichtingen na het sluiten van een overeenkomst op afstand) € 40.000,-;
III Internet
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder a, BW (misleidende informatie ten aanzien van de aard van het product ) € 250.000,- + € 25.000,-;
IV Internet
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193c, tweede lid, aanhef en onder b, BW (gedragscode niet nakomen) € 150.000,- + € 15.000,-;
V Internet
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193d, BW in verbinding met artikel 6:193e, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, BW (misleidende omissie in de uitnodiging tot aankoop ten aanzien van (a) de voornaamste kenmerken van het product, (b) de identiteit, de handelsnaam en het geografisch adres en (c) de prijs) en artikel 6:193f, aanhef en onder a en b, BW (misleidende omissie in een commerciële uiting ten aanzien van (a) informatieverplichtingen op grond van artikel 3:15d, eerste lid, aanhef en onder b, c en f, BW en (b) artikel 7:46c, eerste lid, aanhef en onder e, f en i, BW) € 200.000,- + € 20.000,-;
VI Televisie
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193d, eerste, tweede en derde lid, BW (misleidende omissie) en artikel 6:193e, aanhef en onder a, b en c, BW (misleidende omissie in de uitnodiging tot aankoop ten aanzien van de aard van het product en ten aanzien van (a) de voornaamste kenmerken van het product, (b) de identiteit, de handelsnaam en het geografisch adres en (c) de prijs) en artikel 6:193f, aanhef en onder b, BW (misleidende omissie in een commerciële uiting ten aanzien van informatieverplichtingen op grond van artikel 7:46c, eerste lid, aanhef en onder e, f en i, BW) € 250.000,- + € 25.000,-;
VII Internet
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193g, aanhef en onder t, BW (zwarte lijst misleidende informatie: item onterecht als gratis aanbieden/gratis eerste item bij dienst Date-meter) € 50.000,- + € 5.000,-;
VIII Internet en televisie
artikel 8.8 Whc in verbinding met artikel 6:193b, tweede lid, BW (handelen in strijd met de professionele toewijding) € 50.000,- + € 5.000,-.
Tegen de beslissing op bezwaar zijn [naam 1] en [naam 2] in beroep gekomen bij de rechtbank.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] en [naam 2] tegen de beslissing op bezwaar van 3 maart 2011 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen voor zover het betreft de vaststelling van een aantal overtredingen. Voorts heeft de rechtbank de hoogte van de boete zelfvoorziend bepaald op € 690.000,-.