College van Beroep voor het bedrijfsleven, 20-02-2015, ECLI:NL:CBB:2015:49, AWB 13/100
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 20-02-2015, ECLI:NL:CBB:2015:49, AWB 13/100
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 20 februari 2015
- Datum publicatie
- 4 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2015:49
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2013:BY9653, Overig
- Zaaknummer
- AWB 13/100
- Relevante informatie
- Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024]
Inhoudsindicatie
advisering financiële dienstverlener over consumptief krediet en betalingsbeschermers - boete - onvoldoende informatie ingewonnen om daarop advisering te mogen baseren - art. 4:23 Wft - AFM mag, behoudens tegenbewijs, in beginsel van uitgaan dat de onderneming haar advies niet heeft gebaseerd op andere dan de in het dossier beschikbare informatie - AFM legt hier terecht een verband tussen het klantprofiel en de mogelijkheid van passende advisering - het enkele door de klant zelf gegeven antwoord over zijn kennisniveau biedt onvoldoende grondslag voor een passende advisering, te minder in die dossiers waaruit blijkt dat de lening hoog is in verhouding tot het inkomen van de klant - wat betreft de advisering over de betalingsbeschermers geldt dat een substantieel aantal klanten in de onderzochte dossiers anders handelt dan op basis van de ingewonnen informatie in het klantprofiel van deze klanten verwacht mocht worden - verminderde verwijtbaarheid van deze financiële dienstverlener, omdat deze in een periode waarin de aan de advisering te stellen eisen nog niet geheel waren uitgekristalliseerd, deze het advies heeft ingewonnen van een kwaliteitsorganisatie en dat advies volgend met een klantprofielformulier is gaan werken - boete wordt verminderd met 10% - de boete wordt verder gematigd met 5% vanwege overschrijding van de redelijke termijn
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 13/100
22311
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2015 op het hoger beroep van:
(gemachtigde: mr. M.W. Renes),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 januari 2013, kenmerk AWB 11/4973, in het geding tussen
(AFM)
(gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. F.E. de Bruijn).
Procesverloop in hoger beroep
[naam 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 10 januari 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:BY9653).
AFM heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2014. Van de zijde van [naam 1] zijn verschenen haar gemachtigde en [naam 2] en [naam 3], eigenaren van [naam 1]. Van de zijde van AFM zijn verschenen haar gemachtigden en mr. A.S. Aukema, werkzaam bij AFM.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Bij besluit van 22 april 2011 (primaire besluit) heeft AFM [naam 1] een boete opgelegd van € 50.000,- omdat [naam 1] in twintig dossiers waarin zij cliënten heeft geadviseerd over consumptief krediet en betalingsbeschermers artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) heeft overtreden. [naam 1] heeft naar de mening van AFM bij haar cliënten onvoldoende informatie ingewonnen om daarop haar advisering te mogen baseren.
Bij haar besluit van 5 oktober 2011 (bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft AFM de bezwaren van [naam 1] ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] ongegrond verklaard. Verwezen wordt naar de overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak.