College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-04-2016, ECLI:NL:CBB:2016:115, 14/565
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-04-2016, ECLI:NL:CBB:2016:115, 14/565
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 29 april 2016
- Datum publicatie
- 12 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2016:115
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2014:6048, Overig
- Zaaknummer
- 14/565
Inhoudsindicatie
Hoger beroep gegrond. Herroeping van aanwijzingsbeschikking. Artikel 1:75 van de Wft. Misleidende informatie over een financieel product van appellante verstrekt via de vergelijkingswebsite van een derde. Niet aannemelijk dat appellante opdracht heeft gegeven voor de opname van haar financieel product in een vergelijking op de vergelijkingswebsite. Gelet op het beperkte toepassingsbereik van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft kunnen gedragingen van derde niet aan appellante worden toegerekend
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 14/565
22310
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2014, kenmerk 13/8114, in het geding tussen
(gemachtigden: mr. R.W. Veldhuis en mr. C.A. Geleijnse).
Procesverloop in hoger beroep
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 10 juli 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:6048, de aangevallen uitspraak).
AFM heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2016. Namens appellante zijn verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door mr. M.L.M.N. Heltzel, alsmede [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Van de zijde van AFM zijn verschenen haar gemachtigden en drs. S. Rattan en mr. R. Meijer.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Op 22 en 23 mei 2013 heeft AFM geconstateerd dat het door appellante aangeboden financiële product [naam 6] ( [naam 6] ) op de door [naam 7] geëxploiteerde website www. […] .nl (de vergelijkingswebsite) was opgenomen in een vergelijking met andere – enkel door banken aangeboden – spaarproducten. Via een hyperlink en een tweede link met de naam ‘meer info’ wordt een consument vanaf de vergelijkingswebsite doorgeleid naar de website van appellante.
Bij besluit van 24 mei 2013 (de aanwijzingsbeschikking) heeft AFM appellante een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) gegeven die ertoe strekt dat appellante al haar reclame-uitingen met betrekking tot het [naam 6] zo aanpast dat deze voldoen aan het bepaalde in artikel 4:19, tweede lid, van de Wft, hetgeen inhoudt dat duidelijk moet blijken dat het [naam 6] een verzekering is, dan wel deze reclame-uitingen niet langer te tonen aan consumenten.
Bij haar besluit van 8 november 2013 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft AFM het bezwaar van appellante tegen de aanwijzingsbeschikking ongegrond verklaard. In het bestreden besluit heeft AFM onder meer overwogen dat blijkt dat de opname en aanduiding van het [naam 6] in de vergelijking op de vergelijkingswebsite in opdracht van appellante heeft plaatsgevonden.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen.
Uit de informatie die op de vergelijkingswebsite is vermeld over de werkwijze van [naam 7] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake moet zijn (geweest) van een samenwerking tussen appellante en [naam 7] nu het [naam 6] op de vergelijkingswebsite is opgenomen en appellante aan [naam 7] in sommige gevallen een vergoeding betaalt. Daarmee ligt het in de macht van appellante de juiste informatie aan [naam 7] te verstrekken en is appellante verantwoordelijk voor de vermelde informatie. Een andere uitleg zou tot de ongewenste situatie kunnen leiden dat aanbieders van financiële producten de op hen rustende verplichting om altijd correcte, duidelijke en niet misleidende informatie te verstrekken eenvoudig kunnen ontlopen door aan derden de opdracht te geven de informatie feitelijk te verstrekken. De rechtbank is verder onder meer van oordeel dat de aan appellante toe te rekenen informatie misleidend is.