Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:337, 15/475

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:337, 15/475

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
25 oktober 2016
Datum publicatie
7 november 2016
ECLI
ECLI:NL:CBB:2016:337
Zaaknummer
15/475
Relevante informatie
Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030], Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030] art. 7

Inhoudsindicatie

bestuurlijke boete, art. 7 Msw, tot een bedrijf behorende landbouwgrond, feitelijke beschikkingsmacht, proceskosten

Uitspraak

uitspraak

Zaaknummer: 15/475

16005

(gemachtigde: P.J. Houtsma),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2015, kenmerk BRE 14/7233 WET, in het geding tussen

appellante

en

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2015 (de aangevallen uitspraak).

De staatssecretaris heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend. Vervolgens heeft appellante een aanvulling op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor appellante is tevens verschenen [naam 2] ( [naam 2] ).

Grondslag van het geschil

1.1.

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2.

Appellante verbouwt snijgroen voor het gebruik in bloemstukken.

1.3.

Bij besluit van 23 april 2014 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris appellante een bestuurlijke boete opgelegd ter hoogte van € 15.900,50 wegens overtreding in 2011 van artikel 7, in samenhang met artikel 8, van de Meststoffenwet (Msw). Tegen het primaire besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.

1.4

Bij besluit van 30 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete met 10% verlaagd tot € 14.310,45 vanwege het feit dat ten tijde van het primaire besluit meer dan 26 weken zijn verstreken sinds de start van het onderzoek op 28 juli 2011. Tegen het bestreden besluit heeft appellante beroep ingesteld.

Uitspraak van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft hiertoe onder meer overwogen:

“5.2 Eiseres heeft haar beroepsgrond dat de percelen Q274 en Q300 (...) in 2011 door haarzelf gebruikt zijn (...) onderbouwd met facturen van een loon- en grondwerkbedrijf, van enkele boomkwekerijen en van een bedrijf dat handelt in zaden, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Uit die facturen blijkt echter niet dat ze betrekking hebben op de percelen Q274 en Q300. Voorts overweegt de rechtbank dat deze twee percelen reeds eerder door [naam 3] (...) zijn opgegeven als grond die door hem in 2011 is gebruikt, hetgeen een contra-indicatie vormt van de door eiseres gestelde feitelijke beschikkingsmacht over deze percelen. De rechtbank volgt verweerder dan ook in het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze twee percelen in 2011 door haar zijn gebruikt.

(...)

6.2

Op 4 en 5 maart 2011 zijn monsters genomen van vrachten drijfmest die bij eiseres zijn aangevoerd. Deze monsters zijn pas op 1 april 2011 door het laboratorium ontvangen. Dit is een overschrijding van de tiendagentermijn genoemd in artikel 80, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Msw. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het enkele overschrijden van deze termijn niet dat de monsters niet langer geschikt waren voor het bepalen van de hoeveelheden stikstof en fosfaat. Dit is anders indien betwijfeld moet worden of de monsters wel in goede staat zijn gebleven. Verweerder heeft in dit verband echter onweersproken gesteld dat uit de geregistreerde gegevens van de leverancier van de dierlijke meststoffen op 4 en 5 maart (...) blijkt dat de aan eiseres geleverde meststoffen reguliere gehalten stikstof en fosfaat bevatten. (...)

Gelet hierop acht de rechtbank niet aannemelijk dat de monsters van die leveranties in het laboratorium andere uitkomsten hadden kunnen of moeten geven.

6.3

Van de op 15 en 23 maart 2011 bij (...) eiseres aangevoerde vaste meststoffen zijn mengmonsters genomen. Eiseres heeft (...) betoogd dat deze mengmonsters niet geschikt zijn voor het bepalen van de juiste hoeveelheid stikstof en fosfaat omdat het gewicht van deze monsters varieert van 48 gram tot 414 gram en geen van deze monsters voldoet aan het in artikel 78, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Msw genoemde minimum van 500 gram. De rechtbank stelt evenwel vast dat de passage (...) “met een gewicht van minimaal 500 gram en maximaal 800 gram” eerst bij de wijziging van de Uitvoeringsregeling Msw met ingang van 1 oktober 2011 is ingevoerd. Derhalve was ten tijde van het nemen van de monsters in maart 2011 nog geen minimumgewicht van kracht.

6.4

Verweerder heeft erkend dat het mengmonster in strijd met artikel 77, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling meer dan zeven dagen beslaat. Maar de rechtbank is met verweerder van oordeel dat daarmee niet gezegd is dat de uit het mengmonster afkomstige analyseresultaten ongeschikt zijn voor de berekening van de hoeveelheden stikstof en fosfaat. De termijn is met één dag overschreden en gesteld noch gebleken is dat bij het nemen van de monsters en het analyseren ervan zich onregelmatigheden hebben voorgedaan. Weliswaar heeft eiseres betoogd dat sprake is van ongebruikelijk hoge stikstofgehalten in de vaste mest, maar verweerder heeft er terecht op gewezen dat die aangetroffen gehalten voor de leverancier van die meststoffen gebruikelijk zijn (...).”

Voorts heeft de rechtbank overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet de afnemer is geweest van de dertien op 31 augustus 2011 geleverde vrachten mest.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing