College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2016, ECLI:NL:CBB:2016:352, 15/684 15/960
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2016, ECLI:NL:CBB:2016:352, 15/684 15/960
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 1 december 2016
- Datum publicatie
- 1 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2016:352
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2015:6173, Overig
- Zaaknummer
- 15/684 15/960
Inhoudsindicatie
Verbod om zonder vergunning het bedrijf van bank uit te oefenen - bestuurlijke boete - feitelijk leidinggeven - verwijtbaarheid - hoogte van de boete
Uitspraak
uitspraak
zaaknummers: 15/684 en 15/960
22311
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2016 op de hoger beroepen van:
1. [naam 1] B.V. te [plaats 1] ( [naam 1] )
[naam 3] te [plaats 3] ( [naam 3] )
(hierna tezamen ook: [naam 4] ) (gemachtigde: mr. M.J.G. Pennings),
2. De Nederlandsche Bank N.V., te Amsterdam (DNB) (gemachtigde: mr. C.M. Bitter)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2015, kenmerk ROT 14/7476, ROT 14/7478 en ROT 14/7481, in het geding tussen
Procesverloop in hoger beroep
[naam 4] hebben tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 24 juli 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:6173) gezamenlijk hoger beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer 15/684.
DNB heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer 15/960.
[naam 4] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven ten aanzien van het incidenteel hoger beroep van DNB.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2016. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door mr. F.E. de Bruijn en mr. C.A. Geleijnse, kantoorgenoten van gemachtigde, en mr. W.M. Haverkamp, werkzaam bij DNB. Van de zijde van [naam 4] zijn verschenen hun gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] .
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Bij besluiten van 13 maart 2014 heeft DNB bestuurlijke boetes opgelegd aan [naam 4] . Volgens DNB heeft [naam 1] artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) overtreden. [naam 1] heeft gelden aangetrokken door obligaties uit te geven (emissies) en heeft gelden uitgeleend aan [naam 5] ( [naam 5] ). Volgens DNB heeft [naam 1] in ieder geval in de periode van 26 mei 2011 tot en met 27 januari 2012 uit hoofde van emissie III in totaal 328 obligatieovereenkomsten met andere dan professionele marktpartijen afgesloten voor een totaalbedrag van € 2.600.000,- en in ieder geval in de periode van 16 juni 2011 tot en met 29 juli 2011 vijf kredietuitzettingen gedaan naar [naam 5] voor een totaalbedrag van € 1.930.862,20. Op 16 februari 2013 heeft [naam 5] die leningen terugbetaald aan [naam 1] , waarmee volgens DNB de overtreding van het bankverbod door [naam 1] werd beëindigd. DNB heeft [naam 1] een boete opgelegd van € 200.000,-.
DNB heeft aan [naam 2] en [naam 3] ieder een bestuurlijke boete opgelegd van € 100.000,- wegens feitelijk leidinggeven aan de overtreding.
DNB heeft tevens besloten tot openbaarmaking van de boetebesluiten op grond van artikel 1:97 van de Wft.
Bij besluiten van 22 oktober 2014, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft DNB de bezwaren van [naam 4] tegen de besluiten van 13 maart 2014 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] ongegrond verklaard en de beroepen van [naam 2] en [naam 3] gegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen.
In geschil is of de activiteiten voldoen aan de bestanddelen “voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen” en “bedrijf maken van” uit de definitie van artikel 1:1 van de Wft. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van “kredietuitzettingen aan een ander” die tot doel hebben daarvoor een op geld waardeerbaar voordeel te verkrijgen. Hieruit volgt dat sprake is van kredietuitzettingen voor eigen rekening. Verder heeft DNB geen onjuiste invulling gegeven aan het bestanddeel “bedrijf maken van”.
De rechtbank is met DNB van oordeel dat van feitelijk leidinggeven aan de overtreding sprake is, aangezien aan de daarvoor gestelde criteria is voldaan.
Het subsidiaire betoog dat de overtreding [naam 4] niet kan worden verweten, omdat zij zich gedurende het gehele proces van de onderscheiden emissies hebben laten bijstaan door specialisten vanuit diverse disciplines, faalt.
In hetgeen de twee feitelijk leidinggevenden hebben aangevoerd ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat de aan hun opgelegde bestuurlijke boete dient te worden gematigd tot € 75.000,- .
DNB heeft zich in de aanvullende besluiten voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van één van de in artikel 1:97, vierde lid, van de Wft genoemde omstandigheden die aan volledige openbaarmaking van de boetebesluiten in de weg staan.