Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 27-07-2017, ECLI:NL:CBB:2017:224, 15/54

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 27-07-2017, ECLI:NL:CBB:2017:224, 15/54

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
27 juli 2017
Datum publicatie
27 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:CBB:2017:224
Formele relaties
Zaaknummer
15/54

Inhoudsindicatie

Uitspraak

uitspraak

Zaaknummer: 15/54

15300

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2015, kenmerk ROT 12/2429, in het geding tussen

appellante

(gemachtigden: mr. J. Strijker-Reintjes en mr. O.E.S. Dusée)

en

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 8 januari 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:25).

ACM heeft een verweerschrift ingediend.

Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen, heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 26 april 2017 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. Appellante heeft het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2017 en is voortgezet op 10 juli 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor Pretium is verder verschenen de heer [naam] , directeur.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Bij besluit van 17 oktober 2011 heeft ACM aan Pretium een bestuurlijke boete opgelegd van € 300.000,-- wegens overtreding van artikel 11.7, vierde lid (oud) van de Telecommunicatiewet (Tw) in de periode van 19 maart 2007 tot en met 29 juni 2009.

1.3

Bij besluit van 24 april 2012 (bestreden besluit) heeft ACM het door Pretium gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft Pretium beroep ingesteld bij de rechtbank.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de hoogte van de boete en voor zover het betrekking heeft op publicatie van het bestreden besluit. Vanwege een overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de boete bovendien met 15% verlaagd naar € 106.250,--. De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen:

“11.2. De rechtbank stelt voorop dat uit de drie datasets met de aan de overtreding ten grondslag gelegde gespreksopnames onmiskenbaar blijkt dat in gesprekken met abonnees waarbij het recht van verzet aangeboden behoorde te worden, dit door of namens Pretium vrijwel nooit actief is gedaan. Aangezien de telemarketinggesprekken (...) erop waren gericht om abonnees voor de telefoondiensten van Pretium te werven en in dat kader ook aan de gebelde consument expliciet werd gevraagd of deze belde met een (bepaald) abonnement voor vaste telefonie, is (...) genoegzaam (...) bewezen dat met abonnees is gesproken en dat dus aan abonnees het recht van verzet niet is aangeboden. (...)

“15.4. (...) Pretium kon aan het uitbrengen van het boeterapport van 1 augustus 2011 in redelijkheid de verwachting ontlenen dat haar een bestuurlijke boete zou worden opgelegd, zodat de redelijke termijn op dat moment is aangevangen. In dit geval kan (...) het uitgangspunt worden gehanteerd dat de redelijke termijn is overschreden als niet binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen door de rechtbank uitspraak wordt gedaan. De redelijke termijn is dus met meer dan één jaar overschreden. Weliswaar dient bij de berekening van de redelijke termijn een aftrek van drie maanden plaats te vinden wegens het stilleggen van de procedure als gevolg van een niet-ontvankelijk verklaard wrakingsverzoek van Pretium, maar ook met inachtneming van die aftrek is de redelijke termijn met meer dan één jaar verstreken. De rechtbank ziet hierin aanleiding de boete met 15% te verlagen tot € 106.250,--.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing