Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 20-07-2017, ECLI:NL:CBB:2017:315, 15/234, 15/235, 15/236, 15/237

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 20-07-2017, ECLI:NL:CBB:2017:315, 15/234, 15/235, 15/236, 15/237

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
20 juli 2017
Datum publicatie
21 september 2017
ECLI
ECLI:NL:CBB:2017:315
Formele relaties
Zaaknummer
15/234, 15/235, 15/236, 15/237
Relevante informatie
Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030], Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2030] art. 14

Inhoudsindicatie

Overtreding verantwoordingsplicht meststoffenwet, medeplegen is niet aangetoond

Uitspraak

uitspraak

zaaknummers: 15/234, 15/235, 15/236 en 15/237

16005

1. [naam 1] B.V.te Poortvliet

2. [naam 3] B.V.,te [plaats]

3. [naam 4] B.V.,te [plaats]

4. [naam 2]te [plaats] ,

(gemachtigde mr. W.P.N. Remie)

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2015,

BRE 14/2288 t/m 14/2291 WET, in het geding tussen

appellanten

en

(gemachtigden: mr. A.H. Spriensma-Heringa en J. Luyk).

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2015 (ECLI:NL:RBZWB:2015:901, de aangevallen uitspraak).

De staatssecretaris heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Op 24 oktober 2016 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant 4 in persoon is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van appellanten. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Grondslag van het geschil

1. 1 Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader, en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

De staatssecretaris heeft onderzoek verricht naar de naleving van de Meststoffenwet (Msw) door appellanten. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in rapport 62956. Gebleken is dat appellante 1 in de periode van 8 november 2007 tot en met 25 mei 2009 in totaal 93 vrachten (3.162 ton) vaste dierlijke meststoffen met 159.032 kg fosfaat aan appellante 2 heeft geleverd. De vrachten zijn gelost op een perceel (de aanvoerlocatie). Appellante 2 heeft deze mest gemengd met grond (het mengsel) en vervolgens deels in

2008 en deels in 2009 in zijn geheel overgedragen aan appellante 3. Uit analyse blijkt dat in 2013 op de aanvoerlocatie nog 65.665 kg fosfaat aanwezig was. De staatssecretaris heeft op basis van dit onderzoek bij besluiten van 19 juli 2013 bestuurlijke boetes opgelegd aan appellanten 1 tot en met 3 wegens het (mede)plegen van overtreding van artikel 14 van de Msw in de periode 1 januari 2008 tot en met 13 september 2010, en aan appellant 4 wegens het feitelijk leidinggeven daaraan, omdat 93.367 kg fosfaat niet verantwoord is. Aan appellanten 1 tot en met 3 is ieder een boete opgelegd van € 150.000,- en aan appellant 4 een boete van € 45.000,-.

1.3

Bij besluiten van 27 februari 2014 zijn de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.

De uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

De beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing