College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-10-2017, ECLI:NL:CBB:2017:392, 16/914
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-10-2017, ECLI:NL:CBB:2017:392, 16/914
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2017
- Datum publicatie
- 30 november 2017
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2017:392
- Zaaknummer
- 16/914
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding, afwijking forfaitaire bedrag bpb
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 16/914
17000
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 1] B.V., te [plaats 1] ,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 2] B.V., te [plaats 2] , (appellanten) (gemachtigde: mr. B.J.B. Boersma),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2016, kenmerk ROT 15/5600, in het geding tussen
(gemachtigde: mr. J.W.R. Markhorst).
Procesverloop in hoger beroep
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 7 september 2016 (niet gepubliceerd).
De NVWA heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2017. Voor appellanten zijn verschenen hun gemachtigde en [naam 3] . De NVWA heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Grondslag van het geschil
Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 11 juni 2015 heeft de NVWA vanwege redenen van volksgezondheid de invoer door appellanten van een partij rundvlees uit de Verenigde Staten van Amerika in de Europese Unie (EU) geweigerd, omdat het zegel van de container waarin de partij rundvlees zich bevond was verbroken. Bij mondelinge uitspraak van 30 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het besluit van 11 juni 2015 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het door appellanten tegen het besluit van 11 juni 2015 gemaakte bezwaar. De partij rundvlees is diezelfde dag alsnog toegelaten tot de EU.
Naar aanleiding van voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter heeft de NVWA bij besluit van 1 juli 2015 het besluit van 11 juni 2015 herroepen.
2. Bij besluit van 27 juli 2015 (bestreden besluit) heeft de NVWA het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 11 juni 2015 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Voorts heeft de NVWA de kosten van verleende rechtsbijstand in de bezwaarprocedure vergoed volgens het forfaitaire tarief van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tot een bedrag van € 490,-.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daartoe als volgt overwogen. De rechtbank heeft appellanten niet gevolgd in hun standpunt dat de NVWA het bezwaar gericht tegen het besluit van 11 juni 2015, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Nu dat besluit is ingetrokken hadden appellanten geen belang meer bij een beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar. De NVWA heeft de onrechtmatigheid van dat besluit voorts erkend en aan appellanten een vergoeding van de door appellanten in bezwaar gemaakte proceskosten toegekend overeenkomstig het in de bijlage bij het Bpb opgenomen bedrag. Voor het in afwijking van het forfaitaire stelsel van het Bpb toekennen van een integrale of hogere proceskostenvergoeding bestond verder geen aanleiding.