College van Beroep voor het bedrijfsleven, 21-03-2017, ECLI:NL:CBB:2017:71, 15/316
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 21-03-2017, ECLI:NL:CBB:2017:71, 15/316
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 21 maart 2017
- Datum publicatie
- 23 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2017:71
- Zaaknummer
- 15/316
Inhoudsindicatie
Tuchtrecht accountants. Verzoek om herroepinig/herziening uitspraak van het College.
Uitspraak
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 15/316
20150
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2017 op het verzoek tot herroeping dan wel herziening van:
[naam 1] , te [plaats] , verzoeker.
1. Verzoeker heeft op 30 augustus 2011 een klacht ingediend tegen [naam 2] RA,
[naam 3] RA en [naam 4] RA (betrokkenen), allen werkzaam bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De accountantskamer heeft bij uitspraken van 11 juni 2012 (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0266, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0267 en ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0268) deze klachten ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 november 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:421) heeft het College het hoger beroep van verzoeker tegen deze uitspraken ongegrond verklaard.
2. Bij brief van 29 januari 2015 heeft verzoeker verzocht om herroeping dan wel herziening van de uitspraak van het College van 4 november 2014. Bij brief van 25 maart 2015 heeft verzoeker dit verzoek aangevuld. Bij brief van 16 december 2015 heeft verzoeker opnieuw verzocht om herroeping dan wel herziening van de uitspraak.
Betrokkenen hebben een schriftelijke reactie ingediend. Zij concluderen tot afwijzing
van het verzoek.
3. Het verzoek is, tezamen met de zaken met procedurenummers 14/442, 14/513,15/328 en 15/846, behandeld ter zitting op 19 april 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast. Ook betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden (mr. S.A.G. Hoogeveen en mr. W. van Eekhout).
Het College stelt voorop dat de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) niet voorziet in de mogelijkheid van herroeping of herziening van een uitspraak van het College op een hoger beroep van een uitspraak van de accountantskamer. Ook de Wet op de Registeraccountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 voorzagen niet in die mogelijkheid. Ook in andere tuchtproceswetten ontbreekt veelal een wettelijke regeling op dit punt. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en de Rijksoctrooiwet 1995 is wel een regeling met betrekking tot herziening opgenomen.
Enkele tuchtrechtelijke colleges, zoals het veterinair beroepscollege, het hof van discipline en (de notariskamer van) het gerechtshof Amsterdam hebben, ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling, herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak in bepaalde gevallen mogelijk geacht. Zij zijn daarbij echter niet eensluidend ten aanzien van de omvang en de gronden voor toepassing van een dergelijk bijzonder rechtsmiddel.
Ook het College is thans van oordeel dat de algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht meebrengen dat in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak. Het College ziet aanleiding om ten aanzien van de omvang en de gronden voor toepassing van dit bijzondere rechtsmiddel aansluiting te zoeken bij de in artikel 52 van de Wet BIG en artikel 23 van het Tuchtrechtbesluit BIG opgenomen regeling, die ook artikel 7.1 van het ambtelijk concept van de Kaderwet tuchtprocesrecht (2010) mede tot voorbeeld heeft gediend. Dit betekent, voor zover thans van belang, dat slechts door degene over wie was geklaagd herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wtra is opgelegd.
Nu verzoeker oorspronkelijk klager is en bij de uitspraak van het College van 4 november 2014 geen maatregel is opgelegd dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beslissing
Het College verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A.J. van Lierop, mr. H.S.J. Albers en mr. P.M. van der Zanden, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Plouvier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. J.M.T. Plouvier