Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-04-2018, ECLI:NL:CBB:2018:139, 16/589 en 16/1016

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-04-2018, ECLI:NL:CBB:2018:139, 16/589 en 16/1016

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
3 april 2018
Datum publicatie
3 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:CBB:2018:139
Formele relaties
Zaaknummer
16/589 en 16/1016

Inhoudsindicatie

Telecommunicatiewet, spamverbod, adverteerder, Publisher, affiliatenetwerk, hulppersonen, feitelik leidinggevende, boete matiging redelijke termijn

Uitspraak

uitspraak

zaaknummers: 16/589 en 16/1016

15351

[naam 2] ( [naam 2] )

[naam 3] ( [naam 3] ),

appellanten

(gemachtigden: mr. N. Wolters Ruckert, mr. S.H. van den Ende en mr. I. van Sloten),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2016, kenmerk 14/8888, 15/6152, 15/6153, in het geding tussen

(gemachtigden: mr. O.E.S. Dusée en mr. R. Klein).

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 19 mei 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:3582).

ACM heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Appellanten en ACM hebben een reactie op elkaars hoger beroepschrift ingediend.

Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen, heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissingen van 27 juni 2017 en 7 juli 2017 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. Appellanten hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2017. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden. Voorts zijn verschenen [naam 2] en [naam 3] .

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

[naam 1] is beheerder en exploitant van een affiliatenetwerk. Dit affiliatenetwerk bestaat uit een systeem waarin een database is opgebouwd met alle adverteerders, affiliate programma’s, promotiemateriaal, publishers, gegenereerde leads en transacties. Een adverteerder stelt haar promotiemateriaal via [naam 1] en haar affiliatenetwerk ter beschikking aan de publishers. Meerdere publishers verwerken dit promotiemateriaal vervolgens bijvoorbeeld in een e-mailbericht en dragen zorg voor de verzending. [naam 2] en [naam 3] zijn bestuurders van [naam 1] . Bij [naam 1] zijn 1.944 adverteerders en 106 publishers aangesloten. De adverteerders kunnen zelf advertentie- of promotiematerialen aanleveren. Voorts maakt of bewerkt [naam 1] het advertentiemateriaal voor adverteerders. [naam 1] plaatst vervolgens het advertentiemateriaal in het systeem met een beschrijving van de wijze waarop het advertentiemateriaal mag worden gepubliceerd en vermelding van de vergoedingen die de publishers met publicatie kunnen verdienen. Dit betreft het affiliateprogramma van de adverteerder. [naam 1] houdt bij hoeveel transacties voortvloeien uit een campagne van een bepaalde publisher voor een adverteerder. Op basis van het aantal transacties brengt [naam 1] bij de adverteerder een bedrag in rekening. [naam 1] betaalt vervolgens de publisher. Behalve als beheerder en exploitant van het affiliatenetwerk treedt [naam 1] ook zelf op als adverteerder en publisher.

1.3

ACM heeft appellanten boetes opgelegd wegens overtreding van artikel 11.7, eerste (spamverbod) en vierde lid (afmeldmogelijkheid), van de Telecommunicatiewet (Tw). Appellanten zijn beboet als adverteerder, als affiliatenetwerk en als publisher.

1.4

Het principaal hoger beroep richt zich niet tegen de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank is tot een iets andere kwalificatie (wat betreft het aantal overtredingen) gekomen, maar legt in essentie dezelfde boetes op als ACM, zij het dat deze enigszins zijn gematigd wegens de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft – voor zover relevant – de beroepen van appellanten gegrond verklaard, het in beroep bestreden besluit vernietigd en bepaald dat haar uitspraak in plaats treedt van dat besluit, met dien verstaande dat zij het primaire besluit herroept voor wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boetes:

- [naam 1] en [naam 2] zijn voor de overtreding van artikel 11.7, eerste lid, van de Tw door [naam 1] als adverteerder en publisher een boete van € 220.000,- verschuldigd;

- [naam 1] en [naam 2] zijn voor de overtreding van artikel 11.7, vierde lid, van de Tw door [naam 1] als adverteerder en publisher een boete van € 130.000,- verschuldigd;

- [naam 1] en [naam 3] zijn voor de overtreding van artikel 11.7, eerste lid, van de Tw door [naam 1] als affiliatenetwerk een boete van € 297.500,- verschuldigd;

- [naam 1] en [naam 3] zijn voor de overtreding van artikel 11.7, vierde lid, van de Tw door [naam 1] als affiliatenetwerk een boete van € 147.500,- verschuldigd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing