College van Beroep voor het bedrijfsleven, 06-11-2018, ECLI:NL:CBB:2018:556, 14/749
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 06-11-2018, ECLI:NL:CBB:2018:556, 14/749
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 6 november 2018
- Datum publicatie
- 6 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2018:556
- Zaaknummer
- 14/749
Inhoudsindicatie
Accountantstuchtrecht. Hoger beroepen tegen de andere uitspraken van de accountantskamer op klachten tegen de accountants zijn ingetrokken na een tussen de betrokken partijen bereikte schikking. Het oordeel van de accountantskamer over deze klachten en de opgelegde maatregel is daarmee onherroepelijk geworden. De accountants hebben niettemin belang bij beoordeling van hun hoger beroep. De grieven gericht tegen de verwerping van hun niet-ontvankelijkheidsverweren falen. De klacht van Delta Lloyd bevatte voldoende eigen verwijten aan de accountants, gebaseerd op het rapport van de curatoren, en is tijdig na het uitbrengen van dat rapport ingediend. Het College overweegt verder dat de accountants door intrekking van hun hoger beroepen tegen de andere uitspraken van de accountantskamer ervoor hebben gekozen het oordeel van de accountantskamer over hun gedragingen niet meer voor te leggen aan het College en zich daarbij neer te leggen. Het thans resterende hoger beroep van de accountants betreft in wezen dezelfde klacht. De grieven van appellanten in dat hoger beroep zijn daarmee gericht tegen een oordeel van de accountantskamer dat inmiddels – mede door hun eigen keuze in de andere zaken – in rechte is komen vast te staan. Reeds daarom kunnen die grieven niet slagen. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 14/749
20150
1. [naam 1] RA ( [naam 1] ), kantoorhoudende te [plaats 1]
2. [naam 2] ( [naam 2] ), kantoorhoudende te [plaats 2] , appellanten
(gemachtigde: mr. J.W. van Rijswijk),
tegen de uitspraak van de accountantskamer van 13 oktober 2014, gegeven op een klacht, door Delta Lloyd Asset Management N.V. (Delta Lloyd; thans: NN Investment Partners BV) ingediend tegen appellanten
(gemachtigde van Delta Lloyd: mr. R.G.J. de Haan).
Procesverloop in hoger beroep
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 13 oktober 2014, met nummers 14/1136 en 14/1137 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2014:77) op een door Delta Lloyd op 9 mei 2014 ingediende klacht.
Delta Lloyd heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.
Op verzoek van appellanten is de behandeling van de zaak ter zitting, die was voorgenomen voor 19 april 2016, uitgesteld vanwege onderhandelingen die tussen partijen plaatsvonden. Ook daarna is de behandeling van de zaak nog enige tijd aangehouden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018.
Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Delta Lloyd is vertegenwoordigd door P.P. Boon en B. Mulders, bijgestaan door mr. R.G.J. de Haan en mr. L.F. Den Boon.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.
Econcern B.V. en haar groepsmaatschappijen (Econcern) hielden zich bezig met projecten, diensten en producten voor duurzame energievoorziening.
Appellanten waren ten tijde in geding werkzaam als openbaar accountants en als zodanig verbonden aan accountantsorganisatie PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
[naam 1] heeft op 13 mei 2008 de geconsolideerde jaarrekening 2007 van Econcern van een goedkeurende controleverklaring voorzien. Appellanten hebben op 29 april 2008 het ‘PWC Board Report’ ondertekend. In dit laatste document zijn de financiële prestaties en de verslaggeving van Econcern behandeld en aanbevelingen gedaan aangaande de administratieve organisatie en de interne controle van Econcern.
Delta Lloyd beheerde de door Mondriaan Ventures B.V. (Mondriaan) op 19 mei 2008 genomen participatie in aandelen Econcern, in welk kader een bedrag van € 73.125.000,- in Econcern was geïnvesteerd. Mondriaan was een investeringsmaatschappij, waarin Delta Lloyd Levensverzekeringen N.V. en Rabobank Nederland deelnamen. Econcern heeft voorafgaand aan deze participatie door Ernst & Young Transaction Advisory Services een ‘Vendor Due Diligence’ rapport van 7 februari 2008 (VDD-rapport) laten opstellen en aan Rabobank ter beschikking gesteld. Rabobank heeft daarop door KPMG een due diligence onderzoek laten verrichten ten behoeve van haar beslissing via Mondriaan al dan niet in Econcern te investeren. Na totstandkoming van deze participatie is de heer [naam 3] namens Mondriaan opgetreden als ‘observer’ bij vergaderingen van Econcern.
In mei 2009 kwam Econcern in liquiditeitsproblemen te verkeren, waarna op 26 mei 2009 aan Econcern surseance van betaling is verleend. Op 18 juni 2009 is Econcern in staat van faillissement verklaard onder benoeming van mr. W.J.M. van Andel en mr. A.A.M. Deterink tot curatoren (curatoren). De curatoren hebben in hun eerste faillissementsverslag van 22 september 2009 onder meer vermeld dat zij onderzoek zouden doen naar de oorzaken van het faillissement van Econcern. Op 11 december 2013 hebben de curatoren hun onderzoeksrapport naar de oorzaken van het faillissement uitgebracht.
Bij klaagschrift van 18 oktober 2013 hebben de curatoren een klacht ingediend bij de accountantskamer tegen appellanten. Deze klacht is bij de accountantskamer geregistreerd onder de procedurenummers 13/2393 en 13/2394. Bij klaagschrift van 27 februari 2014 hebben investeerders [naam 4] ( [naam 4] ) en [naam 5] ( [naam 5] ) een klacht ingediend bij de accountantskamer tegen appellanten. Deze klacht is bij de accountantskamer geregistreerd onder de procedurenummers 14/504 en 14/505. Bij klaagschrift van 2 mei 2014 heeft de Stichting Belangenbehartiging Crediteuren Econcern (de Stichting) een klacht ingediend bij de accountantskamer tegen appellanten. Deze klacht is bij de accountantskamer geregistreerd onder de procedurenummers 14/1086 en 14/1087. De accountantskamer heeft deze klachten en de klacht van Delta Lloyd gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld op de zittingen van 18 en 20 augustus 2014. De accountantskamer heeft de klacht van de curatoren bij uitspraak van 13 oktober 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:80) gegrond verklaard en aan appellanten de maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor de duur van één maand. Bij twee afzonderlijke uitspraken van eveneens 13 oktober 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:79 en ECLI:NL:TACAKN:2014:78) heeft de accountantskamer de klacht van [naam 4] en [naam 5] en de klacht van de Stichting gegrond verklaard zonder oplegging van een extra of nadere maatregel.
Appellanten hebben tegen voornoemde uitspraken hoger beroep ingesteld. Daarnaast hebben zowel de curatoren als de Stichting hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak op hun eigen klacht. In verband met een tussen voornoemde partijen bereikte schikking hebben appellanten, de curatoren en de Stichting in februari 2016 hun hoger beroepen tegen de in 1.7 genoemde uitspraken van de accountantskamer ingetrokken. Appellanten hebben het hoger beroep in de onderhavige zaak, waarin het als gezegd gaat om de uitspraak van de accountantskamer op de klacht van Delta Lloyd, gehandhaafd.
Uitspraak van de accountantskamer
De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt in dat Delta Lloyd appellanten verwijt dat zij ten onrechte bij de jaarrekening 2007 van Econcern een goedkeurende verklaring hebben afgegeven, omdat daarvoor een deugdelijke grondslag ontbrak.
Dit verwijt heeft Delta Lloyd uitgewerkt in de volgende onderdelen:
a. Appellanten hebben de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening 2007 kennelijk zonder scepsis, zorgvuldigheid, onderbouwing of nadere controle/toelichting geaccepteerd en hebben aldus nagelaten professioneel-kritisch te zijn;
b. Appellanten zijn tekortgeschoten in hun controlewerkzaamheden; meer in het bijzonder hebben zij nagelaten te verifiëren of door de jaarrekening 2007 het vereiste inzicht werd gegeven en of overigens aan de eisen van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Verordening Gedragscode RA’s en de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden was voldaan;
c. Appellanten hebben bij de opzet en de uitvoering van hun controle van de jaarrekening 2007 onvoldoende rekening gehouden met het risico dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang zou bevatten en hebben nagelaten na te gaan of sprake was van onregelmatigheden, fouten en/of fraude.
Delta Lloyd heeft daaruit de conclusie getrokken dat door de gebrekkige accountantscontrole het inzicht in de financiële situatie van Econcern gebrekkig is geweest.
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht van Delta Lloyd gegrond verklaard. De accountantskamer heeft daarbij overwogen dat Delta Lloyd niet te laat heeft geklaagd in die zin dat op het moment van indiening van de klacht drie jaren waren verstreken nadat Delta Lloyd had geconstateerd of redelijkerwijs had kunnen constateren wat zij appellanten in de klacht verwijt. De accountantskamer heeft voorts geoordeeld dat de kern van de klacht wordt gevormd door het verwijt dat geen goedkeurende verklaring had mogen worden afgegeven bij de jaarrekening van Econcern over 2007. In de uitspraak op de klacht van de curatoren is de accountantskamer tot het oordeel gekomen dat niet aannemelijk is geworden dat appellanten ten aanzien van de controle van de jaarrekening 2007 voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat appellanten de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en hebben uitgevoerd. In die zaak heeft de accountantskamer geoordeeld dat voor de bij de jaarrekening afgegeven goedkeurende verklaring geen voldoende deugdelijke grondslag bestond. Naar het oordeel van de accountantskamer leidt dit ertoe dat de door Delta Lloyd ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de klacht van de curatoren, al om die reden gegrond dient te worden verklaard en dat hetgeen Delta Lloyd verder aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd geen afzonderlijke bespreking behoeft. Met betrekking tot de tuchtrechtelijke maatregel dient naar het oordeel van de accountantskamer rekening te worden gehouden met de reeds in de uitspraak op de klacht van de curatoren opgelegde tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor de duur van één maand, omdat deze beslissing betrekking heeft op hetzelfde handelen in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag als in deze zaak aan de orde is. De accountantskamer heeft daarin aanleiding gezien appellanten geen nadere of extra maatregel op te leggen.