College van Beroep voor het bedrijfsleven, 21-01-2020, ECLI:NL:CBB:2020:39, 19/1588
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 21-01-2020, ECLI:NL:CBB:2020:39, 19/1588
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 21 januari 2020
- Datum publicatie
- 21 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2020:39
- Zaaknummer
- 19/1588
Inhoudsindicatie
Geen procesbelang. Appellant kan met zijn beroep dan ook niet bereiken wat hij wil.
Art 1:2 Awb
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 19/1588
en
het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigde: mr. N.G. Nielen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Agri Services International B.V., te Leusden
(gemachtigde: mr. E. Broeren).
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder de toelatingstermijn van het gewasbeschermingsmiddel Talent, op basis van de werkzame stof carvon, uitgebreid tot 1 augustus 2020.
Bij besluit van 19 september 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. Aanwezig waren appellant, de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door mr. F.J.B.A. Duinstee, en de gemachtigde van de derde-partij, bijgestaan door F.C. Cremer-Eindhoven.
Overwegingen
1. Appellant heeft een eenmanszaak met de handelsnaam [naam 2] . [naam 2] is een groothandel in aromastoffen. Appellant stelt dat hij al jarenlang d-carvon op de markt brengt, een natuurlijk middel dat in de landbouw gebruikt wordt om te voorkomen dat bewaarde aardappelen vroegtijdig scheuten vormen. Appellant verhandelt naar eigen zeggen d-carvon, met cas-nummer 2244-16-8, dat volgens hem zonder toelatingsnummer van verweerder op de markt kan worden gebracht. Dit middel is concurrerend met het gewasbeschermingsmiddel Talent, dat op de markt wordt gebracht door de derde-partij.
2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, omdat daarvoor gebruik is gemaakt van een onderzoek dat is gebaseerd op cas-nummer 2244-16-8, welk nummer anders is dan het oorspronkelijke cas-nummer 99-49-0 van Talent. Een wijziging van het cas-nummer zou betekenen dat het om een nieuw middel gaat, waardoor er geen sprake kan zijn van een herregistratie van de toelating. Als cas-nummer 2244-16-8 Europees wordt geregistreerd als gewasbeschermingsmiddel kunnen andere partijen deze stof niet meer als een stof met gewasbeschermende eigenschappen op de markt brengen. Door het maken van bezwaar wil appellant zijn rechten veilig stellen. Het is nu voor het eerst dat hij tegen deze gang van zaken bezwaar kan maken en het is de vraag of dat op een later moment nog zou kunnen. Het bezwaar is ook gericht op mogelijke toekomstige veranderingen met betrekking tot de stof carvon.
3. Verweerder heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant geen rechtstreeks belang zou hebben bij (herroeping van) het primaire besluit en daarom geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Appellant voert in beroep aan dat hij wel rechtstreeks belang heeft, omdat hij een met Talent vergelijkbaar product op de markt brengt en daarom als concurrent van de derde-partij een rechtstreeks belang heeft bij het primaire besluit.
5. Het College zal in het midden laten of appellant een rechtstreeks belang heeft. Het College is namelijk van oordeel dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, omdat appellant onvoldoende procesbelang heeft. Het College bekijkt ambtshalve of er procesbelang bestaat. Of er procesbelang is, hangt af van wat appellant met het instellen van beroep wil bereiken. Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 22 juni 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW9145, onder 5.4.1) dat er onvoldoende procesbelang is als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het beroep nastreeft niet daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor hem geen feitelijke, maar hooguit theoretische betekenis kan hebben.
6. Appellant heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld omdat hij vreest dat het door het primaire besluit niet meer mogelijk zal zijn dat hij zijn product met d-carvon op de markt blijft brengen zonder toelating. Hij wil met zijn beroep veiligstellen dat hij zijn product met d-carvon zonder toelating kan blijven verhandelen, zoals hij dat altijd heeft gedaan. Zekerheid daarover kan appellant echter niet op deze manier krijgen. Ook al zou zijn beroep er toe leiden dat het primaire besluit niet in stand blijft, dan nog is daarmee niets gezegd over de legaliteit van de handel van appellant in d-carvon. Appellant heeft ook niet duidelijk kunnen maken hoe, als het hem al zou zijn toegestaan om d-carvon zonder toelating op de markt te brengen, het bestreden besluit daarin verandering zou brengen. Het bestreden besluit strekt immers alleen tot een hernieuwde procedurele uitbreiding van de toelatingstermijn van het middel Talent. Appellant kan met zijn beroep dan ook niet bereiken wat hij wil. Hij heeft daarom geen procesbelang. Om zekerheid over zijn eigen situatie te krijgen zou appellant voor het middel dat hij verhandelt een toelating kunnen aanvragen. Daarbij kan hij aan de orde stellen dat er volgens hem geen toelating nodig is. Zo kan hij een besluit uitlokken waartegen hij zo nodig bezwaar en beroep kan instellen.
7. Omdat appellant geen procesbelang heeft, is het beroep niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. R.W.L. Koopmans en mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020.
w.g. J.H. de Wildt w.g. M.B. van Zantvoort