College van Beroep voor het bedrijfsleven, 09-02-2021, ECLI:NL:CBB:2021:137, 19/1327
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 09-02-2021, ECLI:NL:CBB:2021:137, 19/1327
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 9 februari 2021
- Datum publicatie
- 9 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2021:137
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2019:5776, Overig
- Zaaknummer
- 19/1327
- Relevante informatie
- Telecommunicatiewet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 28-06-2025]
Inhoudsindicatie
Telecommunicatiewet; boete en dwangsom wegens radio-uitzending zonder vergunning; onvoldoende twijfel gezaaid door appellant aan de juistheid van het rapport van bevindingen; functioneel dader
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 19/1327
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2021 op het hoger beroep van:
(gemachtigde: mr. G. Bakker),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2019, kenmerk ROT 18/5396, in het geding tussen
(gemachtigden: mr. R.B. Lussing en mr. S.P. Janssen).
Procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 18 juli 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:5776).
Verweerder heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Appellant heeft hierop een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Grondslag van het geschil
1. Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
2. Op 20 maart 2018 hebben twee inspecteurs van Agentschap Telecom een controle uitgevoerd op de naleving van artikel 3.13, eerste lid, en artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Tw). Van die controle hebben zij een rapport van bevindingen opgesteld, gedateerd 23 maart 2018. In het rapport van bevindingen is vermeld dat de inspecteurs hebben vastgesteld dat met behulp van een antenne-installatie op het perceel [adres] te [plaats] een radiosignaal werd uitgezonden op een frequentie van 100 megahertz in de FMomroepband.
3. Verweerder heeft appellant als huurder van het perceel aangemerkt als functioneel dader, en hem een boete van € 2.500,- opgelegd. Ook heeft verweerder aan appellant een last onder dwangsom opgelegd, inhoudend dat appellant wordt opgedragen geen radioapparaten te (laten) gebruiken, aan te (laten) leggen, dan wel geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig te hebben voor het gebruik in de FM-omroepband, zonder de hiervoor vereiste vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. De hoogte van de dwangsom heeft verweerder bepaald op € 2.250,- per overtreding per dag, met een maximum van € 33.750,-. De bezwaren tegen de boete en last onder dwangsom heeft verweerder ongegrond verklaard, waartegen het beroep van appellant bij de rechtbank was gericht.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat niet in geschil is dat op 20 maart 2018 een uitzending in de FMomroepband is verzorgd via de op het perceel aanwezige antenne-installatie en dat voor het gebruik van de frequentieruimte niet de benodigde vergunning is verleend, zodat de artikelen 3.13, eerste lid, en 10.15, eerste lid, van de Tw zijn overtreden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder appellant terecht heeft aangemerkt als functioneel dader van de geconstateerde overtreding. De rechtbank heeft verder overwogen dat niet is gebleken van een situatie dat appellant in het geheel geen verwijt voor de overtreding treft, en dat verweerder aan appellant dan ook een bestuurlijke boete kon opleggen. De opgelegde boete heeft de rechtbank passend en geboden geacht. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat verweerder daarnaast in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van de last onder dwangsom.