Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-02-2021, ECLI:NL:CBB:2021:250, 21/118

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 25-02-2021, ECLI:NL:CBB:2021:250, 21/118

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
25 februari 2021
Datum publicatie
8 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:CBB:2021:250
Zaaknummer
21/118
Relevante informatie
Wet personenvervoer 2000 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Wet personenvervoer 2000; Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten artikel 10, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder d.

Verzoek van taxichauffeur om een voorlopige voorziening omdat zijn chauffeurskaart is geschorst, is toegewezen. Aanleiding tot schorsing is een melding van het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) dat twijfels zijn gerezen over de betrouwbaarheid van een houder van een chauffeurskaart en dat uit informatie afkomstig van de Justitiële Informatie Dienst naar voren is gekomen dat verzoeker recentelijk met justitie in aanraking is gekomen. Verdere gegevens over de verzoeker verweten gedraging zijn aan verweerder niet bekend gemaakt, noch in het besluit tot schorsing van de chauffeurskaart vermeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot schorsing van de chauffeurskaart gebruik heeft kunnen maken, aangezien de ernst van de feiten die aanleiding zijn voor twijfel ten aanzien van de betrouwbaarheid van verzoeker voor de uitoefening van het beroep van taxichauffeur niet kenbaar is afgewogen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

zaaknummer: 21/118

(gemachtigde: mr. U. Özcan),

en

(gemachtigden: mr. G.H.H. Bisschoff en mr. R. Saleki).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2021 heeft verweerder de chauffeurskaart van verzoeker geschorst.

Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningen-rechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het besluit van 19 januari 2021 wordt geschorst, zodat hij zijn werk als taxichauffeur weer kan verrichten.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021. Verzoeker en de gemachtigden van partijen zijn verschenen.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;

- schorst het besluit van 19 januari 2021 voor zover daarbij de chauffeurskaart van verzoeker is geschorst tot zes weken nadat verweerder het besluit op bezwaar bekend heeft gemaakt;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.

1.1.

De voorzieningenrechter beschouwt als het in geding zijnde besluit dat wat in het besluit van 19 januari 2021 op pagina 3 onderaan onder het kopje ‘besluit’ als dictum is opgenomen, te weten de schorsing van de chauffeurskaart tot 13 april 2021. Dat verweerder verzoeker in dat besluit ook heeft verzocht om een nieuwe verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen valt daar niet onder.

1.2.

Op grond van artikel 10, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder d van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten kan verweerder een chauffeurskaart voor een termijn van ten hoogste 12 weken schorsen in het belang van veilig taxivervoer dan wel bij het vermoeden dat de bestuurder niet of niet tijdig een nieuwe VOG overlegt.

1.3.

Verweerder heeft aan de schorsing van de chauffeurskaart van verzoeker ten grondslag gelegd de melding bij brief van 8 januari 2021 van het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) dat twijfels zijn gerezen over de betrouwbaarheid van een houder van een chauffeurskaart en dat uit informatie afkomstig van de Justitiële Informatie Dienst naar voren is gekomen dat verzoeker recentelijk met justitie in aanraking is gekomen. Verdere gegevens over de verzoeker verweten gedraging zijn aan verweerder niet bekend gemaakt, noch in het besluit van 19 januari 2021 vermeld.

1.4.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot schorsing van de chauffeurskaart gebruik heeft kunnen maken, aangezien de ernst van de feiten die aanleiding zijn voor twijfel ten aanzien van de betrouwbaarheid van verzoeker voor de uitoefening van het beroep van taxichauffeur niet kenbaar is afgewogen.

2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten en stelt deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2021.

De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd het proces-verbaal te ondertekenen.