Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14-09-2021, ECLI:NL:CBB:2021:883, 19/1536 en 20/161

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14-09-2021, ECLI:NL:CBB:2021:883, 19/1536 en 20/161

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
14 september 2021
Datum publicatie
14 september 2021
ECLI
ECLI:NL:CBB:2021:883
Formele relaties
Zaaknummer
19/1536 en 20/161
Relevante informatie
Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 18-03-2025 tot 28-06-2025]

Inhoudsindicatie

Wet op het financieel toezicht, hoger beroep, onaangekondigd onderzoek ter plaatse, last onder dwangsom, medewerkingsverplichting en horen in primaire fase (artikel 4:8 van de Awb)

Uitspraak

uitspraak

zaaknummers: 19/1536 en 20/161

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2021 op de hoger beroepen van:

(gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. M. Koppenol),

en

(gemachtigde: mr. E.N. Nordmann)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2019, kenmerk ROT 18/4225 en ROT 19/2075, in het geding tussen

Rodeler,

en

AFM.

Procesverloop in hoger beroep

AFM heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 30 augustus 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:8143).

Rodeler heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Partijen hebben een reactie op elkaars hogerberoepschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan de zijde van AFM waren tevens aanwezig mr. drs. R. de Valk en mr. L. Claase. Voor Rodeler heeft [naam 1] , werkzaam als CEO bij Rodeler Limited, via beeldbellen deelgenomen aan de zitting.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Rodeler is een dochteronderneming van Rodeler Limited, een Cypriotische beleggingsonderneming die onder andere via de website [...] .com diensten verleent.

1.3

AFM heeft op 27 maart 2018 een onaangekondigd bezoek gebracht aan het kantoor van Rodeler in Amsterdam. Daarbij heeft AFM Rodeler een aan hem gerichte brief van dezelfde datum (aankondigingsbrief) uitgereikt, waarin onder andere het volgende is vermeld:

“Het doel van het onderzoek van de AFM is om na te gaan of Rodeler voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de Wft [Wet op het financieel toezicht; toevoeging CBb], in het bijzonder met betrekking tot de verbodsbepaling voor het verlenen van beleggingsdiensten zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning zoals bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, Wft.

Het onderzoek is er verder op gericht om een oordeel te vormen over de vraag in hoeverre Rodeler de bepalingen van de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wohp) (...) naleeft.

(...)

De toezichthouders verzoeken u om hen toegang te geven tot de fysieke en/of digitale administratie, het e-mail- en chatsysteem, het systeem waarin Rodeler cliëntgegevens administreert en eventuele andere systemen waarin gegevens (op elektronische wijze) zijn vastgelegd. (...)

De toezichthouders van de AFM stellen het onderzoek in op grond van artikel 1:72, eerste lid, Wft en artikel 3:2, eerste lid, Whc [Wet handhaving consumentenbescherming; toevoeging CBb] juncto 5:15, 5:16, 5:16a en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). (...) Op grond artikel 5:16 van de Awb hebben de toezichthouders de bevoegdheid inlichtingen te vorderen (...) Op grond van artikel 5:17 Awb hebben de toezichthouders de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en hier kopieën van te maken.

Wij wijzen u er tot slot op dat een ieder op grond van artikel 5:20 Awb, verplicht is zijn of haar medewerking te verlenen aan een onderzoek van de toezichthouder.”

1.4

AFM heeft op 27 maart 2018 om 16:45 uur geconcludeerd dat Rodeler ondanks het verzoek daartoe in strijd met het bepaalde in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen gevolg heeft gegeven aan het in de aankondigingsbrief gedane informatieverzoek. Daarbij ging het specifiek om het verstrekken van gegevens van telefoongesprekken gevoerd in de periode van 27 maart 2017 tot en met 27 maart 2018. AFM heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze gegevens, anders dan Rodeler beweert, wel aanwezig zijn.

1.5

Wegens deze overtreding van artikel 5:20 van de Awb heeft AFM Rodeler bij besluit van 27 maart 2018 (het dwangsombesluit, op die datum om 18:50 uur per e-mail aan Rodeler toegezonden), op grond van artikel 1:79, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wft, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000 ineens, gelast op 28 maart 2018 vóór 17:00 uur alsnog volledig te voldoen aan het informatieverzoek door de volgende (digitale) gegevens te verstrekken:

“Opnames van telefoongesprekken gevoerd tussen (medewerkers van) Rodeler en (potentiële) cliënten van Rodeler in de periode van 27 maart 2017 tot heden.”

Daarbij is vermeld dat, als het niet mogelijk was toegang te geven tot (een deel van) de gevraagde informatie, Rodeler op 28 maart 2018 vóór 17:00 uur per (deel)punt gedetailleerd de reden daarvoor moest geven. AFM heeft in het dwangsombesluit tevens medegedeeld dat zij dit besluit, begeleid door een persbericht, op grond van artikel 1:99, eerste lid en artikel 1:97, vierde lid, van de Wft openbaar zal maken door publicatie daarvan, indien de dwangsom wordt verbeurd.

1.6

In haar e-mail van 29 maart 2018 aan Rodeler heeft AFM vastgesteld dat niet is voldaan aan de last en de dwangsom is verbeurd.

1.7

Bij besluit van 2 augustus 2018 (bestreden besluit I) heeft AFM het bezwaar tegen het dwangsombesluit ongegrond verklaard en het besluit tot openbaarmaking daarvan in die zin herroepen dat het woord ‘agressieve’ in de openbaar te maken tekst wordt

vervangen door ‘oneerlijke’.

1.8

Bij besluit van 18 februari 2019 (het invorderingsbesluit) heeft AFM besloten tot invordering van de verbeurde dwangsom.

1.9.

Bij besluit van 7 februari 2019 (bestreden besluit II) heeft de AFM Rodeler onder verwijzing naar artikel 1:97, vijfde lid, van de Wft meegedeeld dat zij, met aanpassing van het eerder gepubliceerde persbericht, zal overgaan tot openbaarmaking van bestreden besluit I.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep van Rodeler, dat was gericht tegen de bestreden besluiten I en II en het invorderingsbesluit, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

Schending medewerkingsplicht

(...)

4.2.

Uit het ‘verslag feitelijke handelingen’ uit het rapport van het onaangekondigd onderzoek ter plaatse van 27 maart 2018 (het verslag) blijkt dat de AFM Rodeler bij aanvang van haar onderzoek ter plaatse heeft verzocht toegang te geven tot systemen waarin gegevens (op elektronische wijze) zijn vastgelegd, alsmede medewerking te verlenen aan het maken van kopieën daarvan. Uit het verslag blijkt dat [naam manager van Rodeler], en [naam compliance medewerker van Rodeler], de toezichthouders omstreeks 9:50 uur hebben laten weten dat telefoongesprekken die met de vaste telefoontoestellen worden gevoerd, worden opgenomen en bewaard, alsook dat deze toegankelijk zijn en mogelijk in bulk kunnen worden veiliggesteld via de server van Rodeler. Uit het verslag blijkt verder het volgende.

Om 10:13 uur heeft een medewerker van de Compliance afdeling van Rodeler Limited medegedeeld dat er telefoongesprekken zijn in de gevraagde periode vanaf 31 maart 2016 tot en met heden. Daarbij is de toezegging gedaan dat de telefoongesprekken beschikbaar zullen worden gesteld voor de AFM. [naam manager Rodeler] is daarna om 10:19 uur door een toezichthouder medegedeeld dat de AFM alle opnames van telefoongesprekken wil meenemen, waarna [naam Chief Compliance Officer van Rodeler Limited], om 10:26 uur telefonisch heeft bericht dat Rodeler Limited bereid is de telefoongesprekken beschikbaar te stellen en deze in bulk te exporteren. Om 11:27 uur heeft een toezichthouder een medewerker van Rodeler Limited laten weten dat hij uiterlijk om 12:00 uur duidelijkheid verwacht over de toegang tot de digitale data.

Om 12:00 uur heeft [naam CEO Rodeler Limited] de toezichthouders vervolgens telefonisch medegedeeld dat er sinds december 2017 een nieuw systeem wordt gebruikt voor het opslaan van gespreksopnamen en dat hij de toezichthouders direct een code zal toesturen die toegang geeft tot dit nieuwe systeem. [naam CEO Rodeler Limited] heeft daarbij te kennen gegeven dat later die middag toegang zal worden verschaft tot het systeem dat tot december 2017 in gebruik is geweest.

Om 12:41 uur hebben de toezichthouders aan de hand van de door [naam manager Rodeler] getoonde functionaliteit vastgesteld dat de door Rodeler bewaarde telefoongesprekken lokaal alleen per individueel gesprek kunnen worden gedownload. Omdat het stuk voor stuk downloaden van de individuele gesprekken veel tijd in beslag neemt en gevoelig is voor fouten, hebben de toezichthouders te kennen gegeven dat de reeds om 10:26 uur toegezegde bulkkopie is vereist.

Om 13:00 uur heeft een IT-medewerker van Rodeler Limited telefonisch aan een toezichthouder laten weten dat hij heeft vastgesteld dat er van de eerste twee maanden na 31 maart 2016 geen opnames zijn. De beschikbare periode, vanaf 31 mei 2016 tot en met heden, is daarom twee maanden korter dan de door de AFM gevorderde periode van 24 maanden. Ook heeft de IT-medewerker medegedeeld dat hij de toezichthouders binnen 40 minuten zal informeren over de omvang van de data en dat hij denkt alle gesprekken middels een script te kunnen exporteren uit het systeem.

Om 14:30 uur heeft een Compliance Manager van Rodeler Limited een toezichthouder vervolgens telefonisch medegedeeld dat uitsluitend de telefoongesprekken van de laatste 30 dagen worden bewaard.

Om 14:39 uur heeft een toezichthouder een e-mailbericht van [naam manager Rodeler] ontvangen. Uit het e-mailbericht zelf blijkt dat [naam manager Rodeler] dit bericht om 11:37 uur heeft ontvangen van [naam compliance medewerker van Rodeler], die dit bericht op zijn beurt eerder die dag van [naam Chief Compliance Officer van Rodeler Limited] (in cc aan [naam CEO van Rodeler Limited]) heeft ontvangen. Het e-mailbericht bevat de door Rodeler Limited verstrekte inloggegevens voor toegang tot het systeem met logs van telefoongesprekken. De inloggegevens bieden dezelfde functionaliteit als wat geboden wordt op de computer van [naam manager Rodeler], te weten toegang tot de individuele telefoongesprekken. In dit e-mailbericht wordt verder het volgende medegedeeld: “at the start date you can select any back date you want however the QueueMetrics has the calls since Sept 2017”. Ook wordt in het e-mailbericht medegedeeld: “for older calls we are in communication with the IT’s to extract the calls from server etc”.

Om 15:30 uur hebben de toezichthouders op de computer van [naam manager Rodeler], in het systeem waar de telefoongesprekken worden vastgelegd, vastgesteld dat er wel telefoongesprekken beschikbaar zijn uit de periode vóór 30 dagen geleden. Er zijn onder meer gesprekken gehoord waarbij alleen de voicemail van de gebelde persoon is opgenomen, maar ook gesprekken die een langere duur hebben.

Om 15:45 uur hebben de toezichthouders in het bijzijn van [naam manager Rodeler] en [naam CEO Rodeler Limited] (telefonisch) nogmaals de medewerking gevorderd. [naam CEO Rodeler Limited] heeft daarbij medegedeeld dat Rodeler alle beschikbare telefoongesprekken zal verstrekken, maar dat zij niet beschikt over gesprekken van langer dan 30 dagen geleden.

(...)

4.3.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de AFM zich gezien de voormelde gang van zaken tijdens het onderzoek ter plaatse terecht op het standpunt gesteld dat Rodeler de medewerkingsplicht van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb heeft geschonden. Dat de AFM tijdens het onderzoek beleidsbepalers en medewerkers van Rodeler heeft kunnen spreken, toegang heeft gehad tot systemen waarin gegevens (op elektronische wijze) zijn vastgelegd en de mogelijkheid is geboden kopieën te maken van relevante documenten leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee heeft Rodeler aan het door de AFM verrichte onderzoek, anders dan zij doet voorkomen, slechts in beperkte mate haar medewerking verleend. Die medewerking heeft Rodeler immers niet verleend voor wat betreft de door de AFM gewenste (bulkkopie van de) opnames van de telefoongesprekken over de periode van de afgelopen twee jaar. Met haar standpunt dat het niet direct aanleveren van een bulkkopie gezien haar daarvoor geleverde inspanningen niet kan leiden tot een schending van de medewerkingsplicht, miskent Rodeler allereerst dat aan het eind van de onderzoeksdag geen enkele opname van een telefoongesprek meer beschikbaar was voor de AFM. Maar bovenal gaat Rodeler met dit standpunt eraan voorbij dat de AFM haar niet zo zeer heeft tegengeworpen dat zij aan het eind van de onderzoeksdag nog steeds geen bulkkopie had aangeleverd, maar dat zij over meer opnames van telefoongesprekken beschikt dan waarover zij op dat moment stelde te beschikken en die zij bereid was (in bulk) te verstrekken. Gezien de hiervoor in 4.2 vermelde mededelingen en toezeggingen die door vijf verschillende medewerkers vanuit diverse geledingen binnen Rodeler en Rodeler Limited in de ochtend en het begin van de middag afzonderlijk van elkaar zijn gedaan over de beschikbaarheid van opnames van telefoongesprekken en het verstrekken daarvan (bevestigd in het om 14.39 uur door de AFM ontvangen e-mailbericht), heeft de AFM dit terecht tegengeworpen aan Rodeler. Aan de vanaf 14:30 uur die middag zonder verdere toelichting door Rodeler ingenomen stelling dat uitsluitend de telefoongesprekken van de laatste 30 dagen worden bewaard, heeft de AFM terecht geen waarde gehecht. Deze stelling valt niet te rijmen met voormelde eerdere mededelingen en toezeggingen van de vijf verschillende medewerkers van Rodeler en Rodeler Limited. Dat, naar Rodeler eerst na het onderzoek ter plaatse heeft gesteld, in eerste instantie niet duidelijk was of het om gespreksdata of gespreksopnames ging, is niet geloofwaardig. Een toezichthouder heeft [naam manager Rodeler] om 10:19 uur medegedeeld dat de AFM alle opnames van telefoongesprekken wil meenemen. Ook uit de verklaringen van de verschillende medewerkers van Rodeler en Rodeler Limited kan worden opgemaakt dat het hen duidelijk was dat het om gespreksopnames en niet slechts om gespreksdata ging. Dit wordt nog eens bevestigd door het om 14.39 uur door een toezichthouder ontvangen e-mailbericht, waarin niet alleen het hiervoor geciteerde wordt medegedeeld, maar ook het volgende staat vermeld: “7. in order to download the calls click the icon highlighted in my printscreen below 8. a new window will open scroll down and click on the blue link - the audio file will be downloaded in the pc (...).” Evenmin valt de stelling dat uitsluitend de telefoongesprekken van de laatste 30 dagen worden bewaard te rijmen met de vaststelling van de toezichthouders om 15:30 uur dat er opnames van telefoongesprekken beschikbaar zijn die ouder dan 30 dagen zijn. Dat deze aangetroffen opnames ‘geflaggede’ telefoongesprekken betreffen is niet aannemelijk, nu zich tussen deze gespreksopnames ook opnames bevinden waarbij alleen de voicemail van de gebelde persoon is opgenomen. Niet valt in te zien waarom een dergelijke opname ‘geflagged’ zou moet worden.

Nu de AFM zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Rodeler over meer opnames van telefoongesprekken beschikt dan waarover zij vanaf 14:30 uur stelde te beschikken en die zij bereid was (in bulk) te verstrekken, heeft de AFM terecht geconcludeerd dat Rodeler heeft geweigerd een groot deel van de beschikbare opnames van telefoongesprekken te verstrekken en dus de medewerkingsplicht van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb heeft geschonden.

(...)

Hoorplicht

(...)

5.1.

De AFM heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu Rodeler niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken, gelet op artikel 4:8, tweede lid, van de Awb geen hoorplicht geldt voor wat betreft het dwangsombesluit. (...) Voor wat betreft het besluit tot openbaarmaking van dit besluit heeft de AFM in het bestreden besluit het oordeel van de voorzieningenrechter in zijn voormelde uitspraak van 30 maart 2018 gevolgd. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het tweede lid van artikel 4:8 van de Awb betrekking heeft op gegevens die van belang zijn voor het (ambtshalve) te nemen besluit, in dat geval het besluit tot openbaarmaking van het dwangsombesluit. Voor het nemen van dit besluit zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter de door Rodeler in strijd met artikel 5:20 van de Awb niet verstrekte gegevens niet van belang. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, nu gesteld noch gebleken is dat Rodeler niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de besluitvorming over de openbaarmaking van het dwangsombesluit of dat artikel 4:8, eerste lid, van de Awb om een andere reden niet geldt voor het openbaarmakingsbesluit, Rodeler terecht betoogt dat het dit besluit is genomen in strijd met artikel 4:8, eerste lid, van de Awb. Volgens de AFM is dit gebrek hersteld, nu Rodeler in bezwaar alsnog is gehoord.

5.2.

De rechtbank onderschrijft voormeld oordeel van de voorzieningenrechter [en ziet geen grond om dit oordeel niet tevens van toepassing te achten op het dwangsombesluit. Voor het nemen van dit besluit zijn naar het oordeel van de rechtbank de door Rodeler in strijd met artikel 5:20 van de Awb niet verstrekte gegevens niet van belang. Die gegevens zijn, zoals Rodeler terecht heeft opgemerkt, van belang voor het onderzoek van de AFM. Nu gesteld noch gebleken is dat Rodeler niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de besluitvorming over het dwangsombesluit of dat artikel 4:8, eerste lid, van de Awb om een andere reden niet geldt voor het dwangsombesluit, betoogt Rodeler terecht dat ook dit besluit is genomen in strijd met artikel 4:8, eerste lid, van de Awb. (...)

5.3.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat Rodeler door de schending van de hoorplicht voorafgaand aan het dwangsombesluit en het besluit tot openbaarmaking daarvan is benadeeld, nu zij door middel van de bezwaarprocedure de gelegenheid heeft gekregen haar bezwaren tegen deze besluiten kenbaar te maken en over deze bezwaren een hoorzitting heeft plaatsgevonden, waarmee het gebrek in de primaire besluitvorming is hersteld (vergelijk de uitspraak van het CBb van 23 juli 2019, ECLI:NL:CBB:2019:296).

(...)

Verbeuren dwangsom

(...)

9.3.

Zoals de rechtbank hiervoor in 4.3 heeft overwogen, heeft de AFM zich terecht op het standpunt gesteld dat Rodeler over meer opnames van telefoongesprekken beschikt dan waarover zij vanaf 14:30 uur op 27 maart 2018 stelde te beschikken en die zij bereid was (in bulk) te verstrekken. Na oplegging van de last onder dwangsom heeft Rodeler de volgende dag evenwel uitsluitend deze volgens haar beschikbare opnames verstrekt. Nu Rodeler daarbij niet heeft gesteld dat het niet mogelijk is toegang te geven tot (een deel van) de gevraagde informatie, maar heeft volstaan met de (ongeloofwaardige) stelling dat de gesprekken die ouder dan één maand zijn door het systeem automatisch worden gewist en dat sommige (‘geflaggede’) gesprekken langer worden bewaard, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de AFM zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Rodeler niet aan de last heeft voldaan en dat de dwangsom is verbeurd. Nog daargelaten dat Rodeler over de bewaartermijn wisselende verklaringen heeft afgelegd (de opnames worden 30 dagen, een maand of een lopende maand bewaard), vindt de rechtbank voor dit oordeel eens te meer steun in het feit dat de toezichthouders tijdens het onderzoek ter plaatse op 27 maart 2018 op de computer van [naam manager van Rodeler] uit het belsysteem van Rodeler (willekeurig) twee opnames van 27 december 2018 hebben gedownload die zich niet bevinden onder de op 28 maart 2018 door Rodeler verstrekte opnames. Hieruit blijkt niet alleen eens te meer dat Rodeler over meer opnames beschikt dan zij heeft verstrekt, maar ook nogmaals dat opnames langer dan een maand worden bewaard, nu deze twee opnames standaard voicemailberichten betreffen en dus niet valt in te zien waarom deze opnames ‘geflagged’ zouden zijn. Rodeler kan hier geen verklaring voor geven. Met de AFM ziet de rechtbank als logische verklaring hiervoor dat Rodeler - in overeenstemming met voormelde mededelingen en toezeggingen van de vijf verschillende medewerkers van Rodeler en Rodeler Limited - opnames van telefoongesprekken wel degelijk langer dan één maand bewaart.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing