College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-03-2022, ECLI:NL:CBB:2022:128, 20/234
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-03-2022, ECLI:NL:CBB:2022:128, 20/234
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 22 maart 2022
- Datum publicatie
- 22 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2022:128
- Zaaknummer
- 20/234
- Relevante informatie
- Wet tuchtrechtspraak accountants [Tekst geldig vanaf 01-01-2020 tot 01-07-2023]
Inhoudsindicatie
Klacht tegen accountant die man heeft bijgestaan in echtscheidingsprocedure. De accountantskamer heeft de klacht deels gegrond verklaard en een maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van drie maanden, vanwege het handelen in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en professionaliteit. Het College is van oordeel dat de werkzaamheden van de accountant hier het niveau van een vriendendienst overstijgen. De accountant heeft haar vakbekwaamheid aangewend en daarmee een professionele dienst verricht. Niet kan worden vastgesteld dat de e-mails die de accountantskamer als bewijs heeft gebruikt, onrechtmatig zijn verkregen. Het College volgt de accountantskamer in haar oordeel over de klacht, maar vindt de opgelegde maatregel van tijdelijke doorhaling voor drie maanden te licht, gelet op de omstandigheden van dit geval. Het hoger beroep is om die reden gegrond, voor zover het betreft de duur van de opgelegde maatregel en het College vernietigt de bestreden uitspraak in zoverre. Het College voorziet zelf in de zaak door alsnog de maatregel op te leggen van tijdelijke doorhaling voor zes maanden.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 20/234
(gemachtigde: [naam 3] )
tegen de uitspraak van de accountantskamer van 13 januari 2020, gegeven op een klacht, door [naam 2] ( [naam 2] ) (gemachtigde: [naam 4] ) ingediend tegen [naam 1] .
Procesverloop in hoger beroep
[naam 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 13 januari 2020, met nummer 19/1030 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2020:1).
[naam 2] heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2021. [naam 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [naam 2] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.
[naam 1] is sinds 15 november 1999 ingeschreven als registeraccountant in het register van (nu) de Nba en is werkzaam als senior beleidsmedewerker zorginkoop bij [naam 13] te [plaats 2] .
[naam 2] is gehuwd geweest met [naam 5] ( [naam 5] ). Zij hebben twee dochters. De jongste dochter is meervoudig gehandicapt. In januari 2016 is een procedure tot echtscheiding in gang gezet. De echtscheiding is op 9 oktober 2017 uitgesproken, toen was de oudste dochter van [naam 2] en [naam 5] net meerderjarig.
[naam 1] is een bekende van [naam 2] en [naam 5] . In de echtscheidingsprocedure heeft zij [naam 5] bijgestaan. Zij heeft onder meer overzichten van bankrekeningen en te verrekenen posten opgesteld, berekeningen van zijn draagkracht ten behoeve van de betaling van alimentatie gemaakt, bemiddeld bij de verkoop van de auto en hem terzijde gestaan bij het overleg met de bank over de hypotheek.
Op 1 juni 2016 om 9:31 uur heeft [naam 1] [naam 5] een e-mailbericht gestuurd over ten behoeve van de rechtbank op te stellen stukken. Hierin is onder meer opgenomen:
“Daarna [naam 6] op gesprek die zich uitdrukkelijk gaat uitspreken dat zij bij jou wil blijven en bang is voor haar moeder. Kan je haar ook laten vertellen dat [naam 2] [naam 6] af en toe een tik geeft? En wat ervaart [naam 6] dan?”
[naam 1] suggereert verder dat [naam 6] de leiding van de BSO vaak moet aanklampen:
“Laat haar vertellen, smeken dat zij bij jou mag blijven. “Kunnen jullie dat niet regelen?” Laat haar daar ook maar vertellen dat [naam 2] altijd zo boos is en schreeuwt en af en toe een tik geeft. Dat ze bang is. Hoe vaker hoe liever.”
Op 4 juni 2016 heeft [naam 1] , na overleg met [naam 5] , een brief aan [naam 2] opgesteld met daarin (financiële) adviezen over de afhandeling van de echtscheiding. In de brief staat:
“ [naam 5] heeft zich tot mij gewend, voor hulp op financieel gebied, als vrienden onder elkaar. Zijn wanhoop en paniek raakte mij diep, mede omdat ik deze ellende ook mee heb moeten maken. Ik ben daarom ingegaan op zijn hulpvraag. (…) [naam 5] zegt dat jij erg goed bent in financiën en ik ben dat ook. Ik hoop en verwacht dat we samen in staat zijn om een afgerond voorstel aan beider advocaten op te stellen (…)”
Deze brief is aan [naam 2] gestuurd zonder vermelding van de naam van [naam 1] , maar onder vermelding van: “Een vriend die jullie allebei het beste toewenst”.
Op 7 juni 2016 om 16:52 uur heeft [naam 1] een e-mail aan [naam 5] gestuurd met als onderwerp: “Verklaring [naam 6] ”, waarin staat:
“Laat het ook vooral de woorden van [naam 6] zijn.
Beste mevrouw de rechter,
(…)
Mijn papa is lief, hij heeft veel geduld met mij. Mama wordt soms boos en schreeuwt de laatste tijd. Als ik niet stil zit met haren kammen, krijg ik wel eens een tik. Daarom wil ik veel liever bij papa wonen.
En natuurlijk wil ik ook graag af en toe mama zien.
[naam 6]
Als [naam 8] mede ondertekenen dat [naam 6] dit zelf verteld heeft, is het nog krachtiger.”
Op 8 juni 2016 heeft [naam 5] een door zijn dochter geschreven verklaring aan de advocaat gezonden. Deze verklaring is – op de ondertekening na – identiek aan voormeld voorstel dat [naam 1] opstelde.
[naam 1] heeft op 13 juni 2016 om 9.45 uur aan [naam 5] en zijn advocaat gemaild:
“ [naam 2] maakt er al meerdere malen een groot probleem van dat het PGB ad. € 4.800 opgevoerd is in de draagkrachtberekening. Ik vermoed twee scenario’s, waarvan ik bij beide de logica niet snap:
(…) 1. [naam 2] heeft de grijze randen opgezocht, door zichzelf (en [naam 7] ) als zorgaanbieder op te voeren en uit te laten betalen uit het PGB. (…) Kennelijk is [naam 2] bang dat het op de rechtszaak uitkomt dat zij die grijze randen opzoekt (of er overheen gaat, wat bij [naam 7] zeker zo is) en dat de rechtbank naar de PGB-verstrekker gaat en dat dan jaren PGB teruggevorderd gaat worden.
Wat wel logica is dat het bij de rechtbank duidelijk wordt dat [naam 2] niet zo netjes is, en dat dit voor de rechtbank een reden zo zijn om [naam 6] voorlopig aan [naam 5] toe te vertrouwen (…)”
[naam 1] heeft de advocaat op 13 juni 2016 gemaild (om 17:31 uur) met een verzoek om telefonisch contact om af te stemmen welke ondersteuning [naam 1] kon bieden.
De advocaat heeft [naam 1] op 14 juni 2016 om 17:49 uur een email-bericht gestuurd met daarin het volgende:
“Partijen zijn in mediation, hoop dat het lukken gaat en hebben geheimhouding afgesproken. Alleen met de advocaten mag worden overlegd. Als ik je nodig heb weet ik je zeker te vinden, maar ook [naam 5] mag je eigenlijk niet benaderen, dat is nu afgesproken. Voorlopig gaat het om afspraken voor de kinderen en daar lijkt deze mediator goed in te zijn. Voorlopig is het de bedoeling om ons hiervoor in te zetten. (…)”
Op 14 juni 2016 om 22:54 uur heeft [naam 1] aan de advocaat van [naam 5] een e-mail gestuurd waarin onder meer staat:
“Ik snap het nut van een afspraak tot geheimhouding. [naam 5] heeft mij heel kort gesproken. Hij vertelde hier niets over. Wellicht dat het niet geldt voor zijn financieel adviseur? Laat ik mezelf maar onder die professie scharen, en jou bijstaan bij jouw taak.
(…)
[naam 2] weigert de financiële uitleg die ik geschreven heb te bekijken. (…)”
In diezelfde e-mail gaat zij uitvoerig in op de financiële afspraken die gemaakt moeten worden over de hypotheek. Zij zet daarin onder meer uiteen (onderbouwd met concrete bedragen en rentepercentages) waarom zij het door [naam 2] ingenomen standpunt niet houdbaar acht gelet op de financiële omstandigheden van [naam 5] en wat voor effect dat heeft op de draagkracht van [naam 5] om alimentatie te betalen.
De advocaat van [naam 5] heeft [naam 1] op 15 juni 2016 om 11.07 uur gemaild:
”Dank voor je uitvoerige informatie. Je uitleg is heel helder en zal ik zeker gebruiken, als het
nodig is. Ze focussen eerst nog even op de kinderen en wellicht komen ze nog wat verder. Ik
heb [naam 5] gezegd dat hij zich niet druk moet maken over de financiële zaken. De mediator
zal hem zeker niet onder druk zetten om nu iets te tekenen en gewoon kijken wat haalbaar is
op basis van objectieve gegevens (dus niet alleen het verhaal van [naam 2] ).
We wachten eerst even af of de mediation gaat slagen, voor iedereen het beste. Inhoudelijk
kan ik je daarover, voorzover ik er al iets van hoor, niets vertellen, omdat ik ook
geheimhouding heb afgesproken. (…)”
In reactie daarop heeft [naam 1] op 17 juni 2016 om 12:14 uur aan de advocaat gemaild:
“prima als mij niets verteld wordt, het gaat niet om mij. Waar ik me zorgen over maak is dat een geheimhoudingsafspraak in het nadeel van [naam 5] is. [naam 2] kan alles zelf uitzoeken en begrijpen, [naam 5] niet; hij is afhankelijk van anderen om tot goede afspraken te komen. (…)
De vragen die ik stel, zijn retorisch. Mij beantwoorden is niet nodig. Ik wil alleen een oplossing schetsen.
Naar het doel van de geheimhouding moet gehandeld worden.
- Als deze vanuit de rechtbank afkomstig is, is – denk ik – de geheimhouding erop gericht om opjuttende familieleden en vrienden buiten de deur te houden. Ik hoop dat ik jouw vertrouwen heb, dat mijn intentie is dat [naam 5] voldoende goede afspraken krijgt (…)
Ik ben dan bezorgd of [naam 5] hetzij geen goed (financieel advies) krijgt, hetzij dat hij erg op kosten gejaagd wordt omdat hij van heel veel praktische zaken (nog) geen kaas gegeten heeft en hij dan heel veel bijstand van jou moet vragen. Dit zijn onnodige kosten.
- Als deze geheimhouding vanuit [naam 2] komt, ben ik wantrouwend. Wat is haar doel? [naam 5] afsluiten van adviseurs, zodat zij een grotere invloed heeft. Dan is het doel van de toezegging tot geheimhouding een goed procesverloop, maar voel ik mij er niet gehouden (en voel je vrij om je er wel aan te houden).
Als [naam 5] en [naam 2] geheimhouding afspreken; geldt deze geheimhouding ook voor financieel adviseurs zoals de [naam 12] ? Nee, want [naam 2] wilt dat [naam 5] daarheen gaat. Als deze niet voor de [naam 12] geldt, waarom zij deze dan wel voor mij gelden, mits ik de rol van financieel adviseur op me neem?
(…)
Oplossing?
Ik overwoog al serieus een carrière als scheidingsbemiddelaar (…). Heb jij behoefte aan een stagiaire? Die stagiaire kan jou in een zekere interessante zaak ondersteunen, zodat [naam 5] voor heel veel kleine ditjes en datjes jou niet hoeft te belasten. Dit is een toevallige aanbieding die je kan doen, omdat zich een zij-instromer zich toevallig laatst gemeld had.
Je begrijpt me wel.
De geest van de regels moet nageleefd worden, en met respect voor de regels de situatie aanpassen.”
Op 17 juni 2016 heeft de advocaat om 14:39 uur onder meer het volgende gemaild:
“Mediation via de rechtbank en ook via goede gecertificeerde bemiddelaars gebeurt altijd onder de voorwaarde geheimhouding. Als er financiële afspraken moeten worden gemaakt, bespreekt [naam 5] die eerst met mij, zo hebben wij afgesproken. (…) Doel van de geheimhouding is het onderhandelingsproces zo open en eerlijk mogelijk te laten verlopen. (…)
Natuurlijk heb ik vertrouwen in jou en zal zeker een beroep op je doen, maar over de onderhandelingen op zich kan ik niets aan je kwijt. (…)”
[naam 1] heeft op 21 juni 2016 om 12:12 uur aan [naam 5] en zijn advocaat gemaild:
“Er ligt nu bij de mediator / rechtbank een berekening voor [naam 5] die veel te rooskleurig is. Dankzij het gemanipuleer van [naam 2] loopt [naam 5] het risico dat de rechtbank met deze veel te rooskleurige berekening de alimentatie gaat berekenen. Hierdoor wordt [naam 5] op korte termijn geconfronteerd met én een alimentatieverplichting én het feit dat hij hogere hypotheeklasten moet gaan dragen. Kan je dit voorkomen? Je hebt daarvoor input nodig. Ik ben zo vrij om die te geven. (...)”
Op 10 augustus 2016 om 00:01 uur heeft [naam 1] de advocaat van [naam 5] een emailbericht gestuurd waarin zij het volgende opmerkt:
“Een belangrijke aanvulling: [naam 2] weet niet dat ik eerder contact had met [naam 5] . Zij denkt dat ik haar het eerste gesproken heb! En op basis van haar verhaal aangeboden heb haar én [naam 5] te helpen. Ik zal een integer doel – redelijke uitkomst voor beide partijen – nastreven. De tactiek is minder netjes, maar gebleken effectief. Dat telt. [naam 2] werkt behoedzaam mee, godzijdank.
Deze info mag NIET naar buiten komen. Voor de gehele buitenwereld geldt dat ik pas 2-3 weken betrokken ben. Hou je dat verhaal aan?”
[naam 1] heeft op 11 september 2016 om 10:37 uur aan [naam 2] gemaild:
“Wij wachten op de naam van de makelaar. Je hebt een keuze uit 3 gekregen. Er wordt getwijfeld aan jouw intentie of je inderdaad haast wilt maken met de echtscheiding.
Kortom, aan jou de keuze of je die twijfel wilt aanwakkeren of doven.”
[naam 2] heeft dezelfde dag in reactie op die e-mail aan [naam 1] gemaild:
“Zoals ik jou al heb gezegd vind ik het prima dat jij helpt met het inzichtelijk maken van de banksaldo’s maar zaken zoals verdeling van de woning, pensioenen en berekening van alimentatie laat ik aan een professional over.”
In een e-mail van 13 september 2016 heeft [naam 2] om 15:44 uur aan [naam 1] gemaild:
“Nogmaals, ik vind het prima dat jij de betaal en spaarrekeningen inzichtelijk maakt maar verder laat ik het afwikkelen van de echtscheiding over aan mijn advocaat.
(…)
Verder valt het mij op dat jij niet neutraal bent [naam 1] , uit alles blijkt dat jij handelt in het belang van [naam 5] en niet in mijn belang.”
[naam 1] heeft e-mails aan [naam 5] en zijn advocaat gestuurd via het mailadres van haar werkgever onder vermelding van haar functie van senior beleidsmedewerker Zorginkoop. Daarover heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en haar werkgever en daar is de afspraak gemaakt om geen e-mails meer te sturen vanaf het zakelijke adres. In een e-mail van de werkgever van [naam 1] van 13 september 2017 staat dat na onderzoek is gebleken dat geen interventie in het PGB-dossier van de dochter van [naam 2] heeft plaatsgevonden.