Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 09-08-2022, ECLI:NL:CBB:2022:510, 20/1217

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 09-08-2022, ECLI:NL:CBB:2022:510, 20/1217

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
9 augustus 2022
Datum publicatie
9 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:CBB:2022:510
Formele relaties
Zaaknummer
20/1217
Relevante informatie
Tabaks- en rookwarenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Boete vanwege nicotinegehalte dampwaar dat lager is dan op verpakking is vermeld. Anders dan de rechtbank acht het College de boete wel voorzienbaar. Geen plaats voor aanvullende beoordeling gezondheidsrisico’s. Gedraging in dit geval niet verwijtbaar.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 20/1217

(gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2020, kenmerk ROT 20/1471, in het geding tussen

de staatssecretarisen

[naam 1] B.V. ( [naam 1] ), te [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. J.A. Jacobs).

Procesverloop in hoger beroep

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 25 november 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:10675).

[naam 1] heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022. De staatssecretaris en [naam 1] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor de staatssecretaris is voorts [naam 2] verschenen.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Bij besluit van 4 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris aan [naam 1] een bestuurlijke boete opgelegd van € 450,- wegens overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Tabaks-en rookwarenwet (de Wet), gelezen in samenhang met artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet, artikel 3.3 van het Tabaks- en rookwarenbesluit (het Besluit) en artikel 3.10, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenregeling (de Regeling).

1.3

Bij besluit van 21 februari 2020 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de staatssecretaris het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen.

2.2

De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen, waarbij voor eiseres “ [naam 1] ” moet worden gelezen en voor verweerder “de staatssecretaris”:

“7.1 Op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de Regeling moet het nicotinegehalte van het product in mg per ml op de verpakking van elektronische dampwaar zijn vermeld. Nu het gaat om het nicotinegehalte van het product, is niet slechts sprake van een overtreding als er geen enkele vermelding van het nicotinegehalte van het product op de verpakking is opgenomen, maar ook als de opgenomen vermelding onjuist is. In dit geval is het gemeten nicotinegehalte (10,4 mg/ml) van het monster lager dan het op de verpakking vermelde gehalte van 12 mg/ml.

Nu de doelstelling van de Wet de bescherming van de volksgezondheid is, wijst eiseres er echter terecht op dat onduidelijk is welk volksgezondheidsprobleem de haar verweten overtreding veroorzaakt. De stelling van verweerder ter zitting dat het onverwachte gebruik van een lagere dosis nicotine dan op de verpakking is vermeld tot een terugval kan leiden bij het afkickproces van nicotine, acht de rechtbank daartoe onvoldoende nu verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat daar geen onderzoek naar is gedaan. Bovendien is de vraag of dat veronderstelde effect zich ook voordoet bij een relatief geringe onderschrijding van het op de verpakking vermelde nicotinegehalte.Het standpunt van verweerder in het verweerschrift dat de overtreden norm ook strekt tot bescherming van het belang van informatieverstrekking aan consumenten, gaat eraan voorbij dat informatieverstrekking op grond van de Wet geen doel in zichzelf is.De Wet, die het kader vormt voor het Besluit en de Regeling, strekt tot het beschermen van de volksgezondheid. Het verstrekken van informatie over onder meer het gehalte aan nicotine in elektronische dampwaar vindt plaats in het kader van het belang van het beschermen van de volksgezondheid. Door de bij of krachtens de Wet voorgeschreven informatieverstrekking worden consumenten met het oog op de volksgezondheid in staat gesteld om een geïnformeerde keuze te maken over het gebruik van een voor de gezondheid schadelijk product. De door eiseres verstrekte informatie stelt consumenten in staat om die geïnformeerde keuze te maken. Dat consumenten bij gebruik van een navulverpakking gelijk aan de bemonsterde navulverpakking een relatief kleine hoeveelheid nicotine minder binnenkrijgen dan waar zij voor gekozen hebben, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om een vanuit gezondheidsperspectief geïnformeerde keuze te maken. Voor zover verweerder beoogt om ook misleiding van de consument te voorkomen in die zin dat zij minder ‘waar’ voor hun geld krijgen, geldt dat dat geen belang is waarop de Wet is gericht. Dat belang wordt gewaarborgd door Europeesrechtelijke en nationale wet- en regelgeving op het terrein van consumentenbescherming. Overtreding van die wet- en regelgeving is niet aan de boete ten grondslag gelegd.

7.2

Gelet op het voorgaande kan worden betwijfeld of de volksgezondheid in geding is bij de aan eiseres verweten gedraging en of met artikel 3.10, eerste lid, van de Regeling is bedoeld ook die gedraging te verbieden. In dat licht acht de rechtbank het opleggen van een bestraffende sanctie voor de aan eiseres verweten gedraging onvoldoende voorzienbaar zodat verweerder daar vanaf had moeten zien. Het betoog van eiseres slaagt en het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. Dat betekent dat eiseres de boete niet hoeft te betalen.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing