Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15-05-2023, ECLI:NL:CBB:2023:267, 22/306

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15-05-2023, ECLI:NL:CBB:2023:267, 22/306

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
15 mei 2023
Datum publicatie
30 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:CBB:2023:267
Zaaknummer
22/306
Relevante informatie
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 [Tekst geldig vanaf 19-10-2022 tot 01-07-2023] [Regeling ingetrokken per 2023-07-01]

Inhoudsindicatie

TVL Q2 2021. Aanvraag buiten de aanvraagperiode ingediend. De minister heeft er terecht op gewezen dat het aan de vennootschap is om zich op de hoogte te stellen van de geldende termijnen en dat de TVL de minister geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de periode voor het indienen van de aanvraag. Dat de minister in de omstandigheid dat de vennootschap zo snel mogelijk contact heeft gezocht met de RVO met het verzoek om alsnog een aanvraag in te dienen, geen aanleiding heeft gezien om deze gelegenheid met voorbijgaan aan artikel 2.3.8 van de TVL te bieden, acht het College niet onzorgvuldig. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister artikel 2.3.8 van de TVL buiten toepassing had moeten laten. De gevolgen van de te late indiening van de aanvraag komen zodoende voor rekening en risico van de vennootschap.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

zaaknummer: 22/306

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. W. Hovingh),

en

(gemachtigden: mr. W. Dam en mr. M. van den Brink).

Procesverloop

Met het besluit van 11 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor Q2 van 2021 afgewezen.

Met het besluit van 13 januari 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard.

De vennootschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] namens de vennootschap, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigden van de minister.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van de aanvraag voor TVL-subsidie terecht ongegrond heeft verklaard, omdat [naam 1] B.V. niet op tijd een aanvraag voor TVL-subsidie heeft ingediend. Het beroep van de vennootschap is daarom ongegrond.

2. De motivering van dit oordeel is als volgt.

3. In artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.3.8 van de TVL. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de begindatum en dat zij tijdig zijn ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.

4. Niet in geschil is dat de vennootschap geen tijdige aanvraag voor TVL voor het tweede kwartaal van 2021 heeft ingediend. De vennootschap heeft abusievelijk de openstellingsdatum voor de TVL-subsidies voor Q3 2021 aangezien voor de sluitingsdatum van de TVL-subsidies voor Q2 2021 en kwam pas achter deze fout toen de sluitingsdatum voor TVL-subsidies van Q2 2021 met een dag verstreken was. De vennootschap wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de vennootschap onevenredig wordt geschaad doordat de minister haar aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat de termijnoverschrijding het gevolg was van een vergissing en slechts één werkdag bedroeg.

5. De minister heeft er terecht op gewezen dat het aan de vennootschap is om zich op de hoogte te stellen van de geldende termijnen en dat de TVL de minister geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de periode voor het indienen van de aanvraag. Dat de minister in de omstandigheid dat de vennootschap zo snel mogelijk contact heeft gezocht met de RVO met het verzoek om alsnog een aanvraag in te dienen, geen aanleiding heeft gezien om deze gelegenheid met voorbijgaan aan artikel 2.3.8 van de TVL te bieden, acht het College niet onzorgvuldig. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister artikel 2.3.8 van de TVL buiten toepassing had moeten laten. De gevolgen van de te late indiening van de aanvraag komen zodoende voor rekening en risico van de vennootschap.

6. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om TVL-subsidie terecht heeft afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.J. Jacobs, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.

w.g. M.J. Jacobs De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

BIJLAGE

De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)

Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)