Home

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2004, AS2082, 03/2573 OSV

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2004, AS2082, 03/2573 OSV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 december 2004
Datum publicatie
11 januari 2005
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2004:AS2082
Zaaknummer
03/2573 OSV

Inhoudsindicatie

Bedrijf was als werkgever bij sector 1. Agrarisch bedrijf. Is terecht na onderzoek besloten het bedrijf in te delen bij sector 3. Bouwbedrijf?

Uitspraak

03/2573 OSV

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Bij besluit van 8 mei 2003 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 18 oktober 2002, waarbij haar bedrijf met ingang van 1 januari 2003 is ingedeeld in sector 3. Bouwbedrijf, ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft D. Meijer, werkzaam bij Romevo B.V. te Badhoevedorp, namens eiseres beroep ingesteld bij de Raad.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 18 november 2004, waar voor eiseres is verschenen D. Meijer. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

II. MOTIVERING

Eiseres werd ingaande 1 januari 1998 als werkgever bij sector 1. Agrarisch bedrijf ingeschreven.

In het kader van een periodieke controle of de inschrijvingen van werkgevers bij een sector nog juist zijn, is bij eiseres een onderzoek ingesteld. Op basis van uit dit onderzoek naar voren gekomen informatie, zoals vastgelegd in het buitendienstrapport van 14 mei 2002, is verweerder tot de conclusie gekomen dat eiseres een enkelvoudige onderneming is, die zich in het maatschappelijk verkeer opstelt als een onderneming die zich tot doel stelt het oplossen van bodemverontreiniging en het saneren van onder- en bovengrondse tanks, alsmede het aanbrengen van vloeistofdichte bestratingen en alle daarmee verband houdende grondverzetwerkzaamheden, welke ressorteren onder sector 3. Bouwbedrijf.

Bij besluit van 18 oktober 2002 heeft verweerder eiseres ingaande 1 januari 2003 ambtshalve ingedeeld bij sector 3. Bouwbedrijf. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar ingediend, omdat zij van mening is dat het grootste gedeelte van de civieltechnische werkzaamheden, wordt uitbesteed aan derden en dat het onderzoek dient te zijn gericht op het verloonde bedrag binnen haar onderneming over een periode van 3 aangesloten jaren.

Met betrekking tot dit laatste heeft verweerder bij het besluit op bezwaar van 8 mei 2003 na aanvullend onderzoek, waarvan verslag is gedaan in rapporten van 12 maart 2003 en 28 april 2003, overwogen dat over de jaren 2000 tot en met 2002 geen enkele factuur is aangetroffen met daarop werkzaamheden vermeld die behoren tot de werkingssfeer van sector 1. Agrarisch bedrijf. Verweerder blijft bij zijn conclusie dat eiseres zeker gedurende een periode van drie jaar (2000 tot en met 2002) onafgebroken hoofdzakelijk werkzaamheden heeft uitgevoerd of heeft doen uitvoeren die vallen onder de werkingssfeer van sector 3. Bouwbedrijf.

In beroep heeft eiseres het besluit van 8 mei 2003 gemotiveerd bestreden.

Eiseres heeft daartoe doen aanvoeren dat weliswaar door het bedrijf werkzaamheden worden aangenomen op het vlak van civiele techniek, maar dat deze werkzaamheden worden uitbesteed aan derden die ten opzichte van eiseres functioneren als onderaannemer. Het binnen eiseres verloonde bedrag op dit vlak is derhalve te verwaarlozen. Eiseres houdt zich voornamelijk bezig met het (laten) verwijderen van tanks zowel bovengronds als ondergronds. Op grond van de wel daadwerkelijk verrichte activiteiten, welke binnen eiseres worden uitgevoerd, is eiseres van mening dat zij aangesloten zou moeten worden bij sector 45. Zakelijke dienstverlening.

De Raad overweegt het volgende.

Met ingang van 1 januari 2002 is de indeling van het bedrijfsleven in sectoren geregeld in de nieuwe artikelen 97k tot en met 97n, van de Werkloosheidswet (hierna: WW) en de op artikel 97k, van de WW gebaseerde ministeriële Regeling indeling van het bedrijf- en beroepsleven in sectoren. Tot deze datum was de indeling gebaseerd op de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. Deze laatste wet is per 1 januari 2002 ingetrokken.

Artikel 97k, eerste lid, van de WW voorziet in de indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat. De sectoren als evenbedoeld zijn nader omschreven in de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven en de daarbij behorende Bijlage.

Ingevolge artikel 97l, eerste lid, van de WW is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de krachtens artikel 97k van de WW vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Ingevolge het tweede lid is een werkgever die werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.

Blijkens de bijlage behorende bij de op grond van artikel 97k, eerste lid, van de WW vastgestelde Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren behoort een bedrijf, omvattende water- en wegenbouw alsmede grondwerken, tot sector 3. Bouwbedrijf.

In aanmerking nemende dat de door verweerder gehanteerde maatstaf, inhoudende dat beslissend is de kernfunctie die een werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult, niet voor onjuist kan worden gehouden, is de Raad op grond van de stukken en het verhandelde te zijner zitting met verweerder van oordeel dat moet worden vastgesteld dat de door eiseres ontplooide activiteiten ten doel hebben het oplossen van bodem-verontreiniging en het saneren van onder- en bovengrondse tanks, het aanbrengen van vloeistofdichte bestratingen en alle daarmee verband houdende grondwerkzaamheden, welke vallen onder sector 3. Bouwbedrijf. Dat deze activiteiten voor een deel worden uitbesteed is niet van relevante betekenis voor de indeling in sector 3. Immers in de sfeer van de bouwnijverheid/civieltechniek vormt het aannemerschap een algemeen bekende en maatschappelijk aanvaarde functie, waaraan juist inherent is dat in voorkomende gevallen bepaalde werkzaamheden door derden worden verricht. De omstandigheid dat in de onderneming van eiseres de werknemers uitsluitend op kantoor werkzaam zijn - wat daar ook van zij - is evenmin relevant voor de indeling in een bepaalde sector. Immers deze werkzaamheden zijn niet gericht naar derden toe.

De stelling namens eiseres dat hier sprake is van een samengestelde onderneming waarop artikel 97l, tweede lid, van de WW ziet, moet de Raad verwerpen.

Van een samengestelde onderneming is slechts sprake wanneer een onderneming uit twee of meer afzonderlijke bedrijfsonderdelen bestaat, welke onderdelen als zodanig in het maatschappelijk leven optreden en dus voor de markt werkzaam zijn, dat wil zeggen aan derden producten leveren of diensten bewijzen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Gelet op de omschrijving van eiseres in het handelsregister, eiseresses presentatie via het internet en de door verweerder ingestelde onderzoeken is bij eiseres slechts sprake van een enkelvoudige onderneming die aan derden voornamelijk producten en/of diensten van civieltechnische aard levert.

De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid is voorbereid.

De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter, en mr. M.C.M. van Laar en mr. C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van W.J.M. Fleskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2004.

(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.

(get.) W.J.M. Fleskens.