Centrale Raad van Beroep, 28-11-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3761, 17/4883 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 28-11-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3761, 17/4883 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 28 november 2018
- Datum publicatie
- 29 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2018:3761
- Zaaknummer
- 17/4883 WMO15
Inhoudsindicatie
Ingevolge artikel 8:31 van de Awb kan de bestuursrechter, indien een partij niet voldoet aan de verplichting om ter zitting te verschijnen, daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. Hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Uitspraak
17/4883 WMO15, 17/4884 WMO15, 17/4885 WMO15, 17/4887 WMO15, 17/6140 WMO15, 18/1000 WMO15, 18/1001 WMO15
Datum uitspraak: 28 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van
31 mei 2017, 16/3656, 16/5585, 16/7870, 16/8065, 16/9226 en 16/9419, en van 24 augustus 2017, 17/222, 12 januari 2018, 17/6771 en 30 januari 2018, 17/7952 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2018. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mos.
OVERWEGINGEN
1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Voor een deugdelijke beoordeling van de gronden van de hoger beroepen van appellant was zijn aanwezigheid ter zitting van de Raad noodzakelijk. Dit omdat de Raad gegevens van feitelijke aard mist, die noodzakelijk zijn om de gronden van de hoger beroepen volledig te kunnen doorgronden, in volle omvang te kunnen begrijpen en op waarde te kunnen schatten. Deze gegevens konden slechts door appellant worden verstrekt. De Raad heeft appellant daarom met toepassing van artikel 8:59 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgeroepen om in persoon ter zitting te verschijnen. In de oproeping is appellant gewezen op de verplichting om zelf te komen en de vragen te beantwoorden die de rechter stelt. Daarbij is aan appellant meegedeeld dat het nadelige gevolgen voor zijn zaak kan hebben, indien hij niet aan deze verplichting voldoet.
Appellant is zonder kennisgeving niet ter zitting van de Raad verschenen. Het college heeft verklaard er niet mee bekend te zijn waarom appellant niet is verschenen. Niet is gebleken dat het appellant niet kan worden aangerekend dat hij de verplichting om te verschijnen en vragen te beantwoorden niet is nagekomen.
Ingevolge artikel 8:31 van de Awb kan de bestuursrechter, indien een partij niet voldoet aan de verplichting om ter zitting te verschijnen, daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. Gelet op wat onder 1.1 en 1.2 is overwogen verbindt de Raad aan het niet verschijnen ter zitting de gevolgtrekking dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en M.F. Wagner en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2018.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M.A.A. Traousis