Centrale Raad van Beroep, 15-02-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:450, 16/4981 MAW-R
Centrale Raad van Beroep, 15-02-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:450, 16/4981 MAW-R
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 februari 2018
- Datum publicatie
- 20 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2018:450
- Zaaknummer
- 16/4981 MAW-R
Inhoudsindicatie
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 15 juni 2017, zie ECLI:NL:CRVB:2017:4513 voor de gerectificeerde tekst.
Uitspraak
16/4981 MAW-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 15 juni 2017, 16/4981 MAW
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
Datum uitspraak: 15 februari 2018
PROCESVERLOOP
Naar aanleiding van een brief van de gemachtigde van appellant heeft de Raad vastgesteld dat zijn uitspraak van 15 juni 2017 een kennelijke fout bevat.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over het voornemen van de Raad om de uitspraak te verbeteren.
Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
OVERWEGINGEN
1. De Raad heeft vastgesteld dat zijn uitspraak van 15 juni 2017, 16/4981 MAW (ECLI:NL:CRVB:2017:2137) een kennelijke fout bevat. In deze uitspraak is de termijnoverschrijding onjuist vastgesteld. Derhalve zal rechtsoverweging 3.7.6 als volgt worden gewijzigd.
Vanaf de datum ontvangst door de minister op 2 maart 2010 van het bezwaarschrift van appellant tegen het besluit van 28 januari 2010 tot de datum van de uitspraak zijn zeven jaren en ruim drie maanden verstreken. De Raad heeft in de zaak zelf, die niet als complex is aan te merken, noch in de opstelling van appellant aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan vier jaar zou mogen bedragen. Van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase is geen sprake (geweest). De overschrijding van drie jaar en ruim drie maanden, te weten 39 maanden, komt derhalve geheel voor rekening van de minister. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat geen sprake is geweest van spanning en frustratie die als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt is niet gebleken. De door appellant geleden immateriële schade moet worden vastgesteld op zeven keer € 500,-, dat is € 3.500,-, te betalen door de minister. Omdat de minister reeds een bedrag van € 3.000,- aan appellant heeft voldaan, resteert nog een bedrag van € 500,-, te betalen door de minister. De minister zal alsnog worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade alsmede tot vergoeding van de proceskosten.
2. De uitspraak van 15 juni 2017 zal in die zin worden verbeterd.
3. Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 15 juni 2017, 16/4981 MAW, als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.B.E. van Nimwegen