Home

Centrale Raad van Beroep, 31-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1692, 22/2670 AOW

Centrale Raad van Beroep, 31-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1692, 22/2670 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
31 augustus 2023
Datum publicatie
8 september 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1692
Zaaknummer
22/2670 AOW

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering AOW-Pensioen. Bezwaren niet-ontvankelijk. Niet verschoonbare termijnoverschrijding. Bezwaar tegen de besluiten buiten de bezwaartermijn ingediend. Uit de telefoonrapporten kan niet worden afgeleid dat bedoeld is bezwaar te maken tegen het besluit. De rechtbank heeft terecht de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren in stand gelaten.

Uitspraak

22/2670 AOW

Datum uitspraak: 31 augustus 2023

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2022, 22/2135 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.L. Soedamah, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In geding is of de Svb de bezwaren van appellante tegen de besluiten over de herziening, de terugvordering en de wijze van invordering van teveel betaald ouderdomspensioen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaarschrift is te laat bij de Svb is ingediend. Uit de telefonische contacten van anderen namens appellante blijkt niet dat eerder is bedoeld bezwaar te maken. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb de bezwaren van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

De partner van appellante is op [datum] 2021 overleden. Appellante en haar partner ontvingen toen een ouderdomspensioen op grond van de AOW.1 Dit overlijden is op 15 oktober 2021 aan de Svb doorgegeven door een zoon van appellante. Met een besluit van 19 oktober 2021 heeft de Svb aan appellante bericht dat het AOWpensioen van haar partner is beëindigd per 7 mei 2021 en dat zij vanaf 1 mei 2021 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde krijgt. Verder is haar meegedeeld dat er € 4.536,51 te veel is betaald aan AOW-pensioen voor haar partner en dat zij na verrekening een bedrag van € 3.658,80 dient terug te betalen. Bij besluit van 8 november 2021 is de afspraak met appellante over de betalingsregeling schriftelijk bevestigd. Het te veel ontvangen bedrag wordt in veertien maandelijkse termijnen van € 250,- per maand en één termijn van € 158,80 vanaf december 2021 ingehouden op haar AOWpensioen.

1.2.

Namens appellante is hierna een aantal keer telefonisch contact opgenomen met de Svb. Mr. Soedamah heeft op 7 februari 2022 een bezwaarschrift ingediend.

1.3.

De Svb heeft, met twee besluiten van beiden 8 maart 2022 (bestreden besluiten 1 en 2), de bezwaren tegen de besluiten van 19 oktober 2021 en 8 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens, niet verschoonbare, overschrijding van de bezwaartermijn.

1.3.1.

In het bestreden besluit 1 heeft de Svb gesteld dat de bezwaartermijn tegen het besluit van 19 oktober 2021 eindigde op 1 december 2021. Het bezwaarschrift is pas op 7 februari 2022 ontvangen. Er is geen sprake van een geldige reden om het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen. Hiertoe is overwogen dat het standpunt van appellante dat de (gestelde) telefoongesprekken met de Svb op 7 december 2021 en op 9 december 2021 als bezwaar moeten worden aangemerkt, kan haar niet baten. Zelfs al zou het telefonisch contact aangemerkt kunnen worden als bezwaarschrift, dan was dit ook te laat geweest. Bovendien is niet gebleken dat er op 9 december 2021 contact is geweest met de Svb en is tijdens het gesprek op 7 december 2021 niet komen vast te staan dat appellante bezwaren heeft tegen het besluit van 19 oktober 2021.

1.3.2.

In het bestreden besluit 2 heeft de Svb gesteld dat de bezwaartermijn tegen het besluit van 8 november 2021 eindigde op 21 december 2021. Het bezwaarschrift is pas op 7 februari 2022 ontvangen. Er is geen sprake van een geldige reden om het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen. Het telefonisch contact van 7 december 2021 met een dochter van appellante kan niet als bezwaar worden aangemerkt. Deze dochter is geen gemachtigde voor appellante in deze procedure. Bovendien is alleen aangegeven dat appellante niet in staat is om aan de, overigens door haarzelf voorgestelde, betalingsregeling te voldoen. Daarmee is, volgens de Svb, niet komen vast te staan dat appellante bezwaren had tegen het besluit van 8 november 2021. Verder is van een telefonisch contact op 9 december 2021 is niet gebleken. Daarom wordt ook dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Aangevallen uitspraak

2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. Volgens de rechtbank kan, op grond van de Awb2 schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Op grond van de rechtspraak kan een schriftelijke weergave van een klantcontact in uitzonderlijke situaties aangemerkt worden als een voorlopig bezwaarschrift. Van een uitzonderlijke situatie is volgens de rechtbank geen sprake. Uit de telefoonnotities kan niet worden afgeleid dat appellante bezwaar wilde maken tegen de betalingsregeling en/of de terugvordering. Uit de telefoonnotities blijkt slechts dat de maatschappelijk werkster en de dochter van appellante melden dat appellante met de door haar afgesproken betalingsregeling niet kan rondkomen en dat haar daarom een nieuw formulier draagkracht wordt toegezonden. Over de terugvordering als zodanig wordt in de notities helemaal niet gesproken. De Svb heeft de bezwaren dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Standpunt van appellante

3. Volgens appellante heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het bezwaar tegen de primaire besluiten te laat was, omdat de telefonische contacten tussen appellante (of iemand namens haar) en de Svb aangemerkt hadden moeten worden als voorlopig bezwaarschrift.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels