Centrale Raad van Beroep, 05-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1146, 21/860 MPW
Centrale Raad van Beroep, 05-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1146, 21/860 MPW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 5 juni 2024
- Datum publicatie
- 21 juni 2024
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1146
- Zaaknummer
- 21/860 MPW
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag om in aanmerking te komen voor een militair invaliditeitspensioen ten onrechte afgewezen. De Raad volgt de door haar ingeschakelde deskundige. Deze leidt uit eigen onderzoek af dat appellant op de peildatum in geding aan een ernstige PTSS leed. Andere mogelijke verklaringen voor PTSS ziet de deskundige niet.
Uitspraak
21/860 MPW
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 januari 2021, 19/2460 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of de staatssecretaris de aanvraag van appellant om in aanmerking te komen voor een militair invaliditeitspensioen heeft mogen afwijzen op de grond dat niet is vastgesteld dat de uitzending van appellant naar Libanon tot psychische afwijkingen heeft geleid. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Gelet op de resultaten van het op verzoek van de Raad verrichte psychiatrische onderzoek concludeert de Raad dat bij appellant sprake is van een aan zijn uitzending toe te schrijven psychische aandoening.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. van de Nadort hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
In hoger beroep heeft appellant een rapport overgelegd van psychiater J.M.J.F. Offermans. Hierop heeft de staatssecretaris gereageerd met onder meer de brieven van (bezwaar)verzekeringsarts A. Meij en psychiater dr. O. de Klerk. Appellant heeft hierop, onder verwijzing naar een nadere rapportage van Offermans, een reactie gegeven, wat weer heeft geleid tot een nadere reactie van Meij.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 februari 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B.D.W. Martens, advocaat. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben. Verder is Offermans als partij-deskundige verschenen.
De Raad heeft het onderzoek na de zitting heropend en prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, benoemd als deskundige. De deskundige heeft op 13 november 2023 rapport uitgebracht. Partijen hebben hierop hun zienswijze gegeven.
Het onderzoek is hervat op een zitting van 24 april 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. F.S. Bellekom, advocaat. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door Knoben.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant was van [periode 1] dienstplichtig militair. In de periode van [periode 2] is hij uitgezonden geweest naar Libanon.
Op 2 november 2016 heeft appellant – voor zover hier van belang – in verband met psychische klachten een aanvraag ingediend om toekenning van een militair invaliditeitspensioen.
Met een besluit van 18 augustus 2017 heeft de staatssecretaris bericht de aanvraag van appellant niet verder te behandelen, omdat appellant niet heeft gereageerd op herhaalde oproepen voor een geneeskundig onderzoek.
Na het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft alsnog een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden door verzekeringsarts M. Levy. Daarnaast is appellant onderzocht door De Klerk. Wat betreft de psychische klachten concludeert Levy dat het eigen oriënterend onderzoek en het expertiserapport van De Klerk geen duidelijkheid hebben kunnen geven over de diagnostiek van de gestelde psychische klachten van appellant.
Met een besluit van 12 maart 2019 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris vastgesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen. De staatssecretaris heeft hieraan onder meer ten grondslag gelegd dat in het medisch onderzoek niet is vastgesteld dat de uitzending van appellant naar Libanon tot psychische afwijkingen heeft geleid.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen. Appellant is er niet in geslaagd om gerede twijfel op te roepen aan de juistheid van de conclusies in het medisch onderzoek en het expertiseonderzoek. In bezwaar en beroep heeft appellant geen contra-expertise overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat deze conclusies niet juist zouden zijn. Aan de informatie van het Sinaï Centrum kan niet de waarde worden gehecht die appellant daaraan gehecht wenst te zien. Hoewel door de behandeld sector een oorzakelijk verband wordt gelegd tussen de klachten die appellant ervaart en zijn ervaringen tijdens zijn uitzending naar Libanon, wordt niet concreet onderbouwd aan de hand van argumenten die zijn te relateren aan de DSMclassificatie, hoe de behandelaars van appellant tot de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) zijn gekomen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij stelt dat op basis van het medisch dossier, verkregen van de behandelend sector en het rapport van Offermans dat in hoger beroep is overgelegd, bij hem sprake is van een PTSS, chronisch met verlaat begin, een obsessief-compulsieve stoornis en een persistent depressieve stoornis en dat deze psychische problematiek is gerelateerd aan de militaire dienstperiode in Libanon.