Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2005, AV0719, 765/05

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2005, AV0719, 765/05

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 november 2005
Datum publicatie
31 januari 2006
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0719
Zaaknummer
765/05

Inhoudsindicatie

alimentatieplicht, kort huwelijk

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER

BESCHIKKING van 3 november 2005 in de zaak met rekestnummer 765/05 van:

[...]

APPELLANT,

procureur: mr. L.C. Trompetter,

t e g e n

[...]

GEÏNTIMEERDE,

procureur: mr. S.A. van der Sluijs.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.

1.2. De man is op 19 mei 2005 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 9 maart 2005 van de rechtbank te Utrecht, met kenmerk 176600 / FA RK 04-1903.

1.3. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De zaak is op 7 september 2005 ter terechtzitting behandeld, gelijktijdig met de procedure met rekestnummer 766/05.

1.5. De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar wel haar advocaat.

2. De feiten

2.1. Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

2.2. Partijen zijn [in] september 2003 in Marokko gehuwd, in afwezigheid van de man. De vrouw is in januari 2004 naar de man in Nederland gekomen. Zij heeft de echtelijke woning na één nacht verlaten en is bij familie gaan wonen. Het huwelijk is [in] juni 2005 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [...] maart 2005 in de registers van de burgerlijke stand.

2.3. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.

Hij is weduwenaar en vormt samen met zijn kinderen van twaalf en zes jaar een éénoudergezin.

Hij was tot 1 juli 2005 in loondienst werkzaam bij [...]. Hij heeft thans een Melkertbaan, die per 29 december 2005 zal eindigen.

Hij is tegen ziektekosten verzekerd bij een ziekenfonds. Hij betaalt € 17,-- per maand in verband met een aanvullende ziektekostenpremie voor hem-zelf en zijn twee minderjarige kinderen.

2.4. Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken.

Zij beschikt niet over een legale verblijfsstatus en woont in Nederland bij familie.

3. Het geschil in hoger beroep

3.1. Bij de bestreden beschikking is de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 260,-- per maand.

Deze beschikking is gegeven op het zelfstandig inleidend verzoek van de vrouw de uitkering tot haar levensonderhoud op € 1.000,-- per maand te bepalen.

3.2. De man verzoekt met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidend verzoek van de vrouw tot vaststelling van een uitkering tot haar levensonderhoud alsnog af te wijzen.

3.3. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1. De man stelt dat de vrouw niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar alimentatieverzoek, althans dat dit verzoek dient te worden afgewezen, omdat de vrouw, nadat zij in januari 2004 naar Nederland is gekomen, slechts één nacht in de echtelijke woning is gebleven. Volgens de man is de vrouw het huwelijk slechts aangegaan om op legale wijze Nederland binnen te komen. De vrouw zou geen behoefte hebben aan een uitkering tot haar levensonderhoud, omdat zij door familie wordt onderhouden. Tenslotte betwist de man zijn draagkracht.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de man hieraan toegevoegd dat beide partijen met het huwelijk weliswaar een groot risico hebben genomen, maar dat er geen sprake was van onvrijwilligheid. Volgens de man had de vrouw in Marokko geen inkomen en heeft ze geen onderwijs genoten. Hij heeft de vrouw ook € 3.000,-- gegeven in verband met het huwelijk, welk bedrag zij niet heeft teruggegeven.

4.2. De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat zij geen behoefte zou hebben aan een uitkering tot haar levensonderhoud. Zij is nu geheel afhankelijk van haar familie. Zij is van mening dat de rechtbank de draagkracht van de man op juiste wijze heeft vastgesteld.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de vrouw verklaard niet te weten waarom de vrouw de man na aankomst in Nederland na één dag heeft verlaten. Het huwelijk zou gearrangeerd zijn.

4.3. Het hof oordeelt als volgt. De onderhoudsverplichting tussen gewezen echtgenoten vindt haar rechtsgrond in de levensgemeenschap zoals die door het huwelijk is geschapen, welke gemeenschap in de onderhoudsplicht haar werking behoudt ook al wordt de huwelijksband geslaakt. Het hangt vervolgens van de concrete omstandigheden af na ontbinding van het huwelijk of ten laste van de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot daadwerkelijk een onderhoudsbijdrage moet worden toegekend. In casu doen zich enkele - door partijen niet betwiste - bijzondere omstandigheden voor, daarin bestaande dat partijen met elkaar zijn gehuwd in Marokko, buiten aanwezigheid van de man en dat de vrouw na haar aankomst in Nederland slechts één dag met de man heeft samengeleefd, waarna zij bij familie in Nederland is gaan wonen. Naar het oordeel van het hof is er in dit bijzondere geval geen zodanige lotsverbondenheid tussen partijen ontstaan, dat dit veel gewicht in de schaal legt bij de vaststelling van de omvang van de alimentatieplicht. Daarbij is voorts van belang dat het feitelijke samenzijn extreem kort heeft geduurd en niet gesteld of gebleken is dat de vrouw in Marokko eigen inkomsten had, die zij door haar huwelijk en later haar vertrek naar Nederland heeft opgegeven. Tenslotte dient te worden meegewogen, dat de man een zeer bescheiden inkomen heeft, waarvan hij zijn éénoudergezin met twee kinderen moet onderhouden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof het inleidend verzoek van de vrouw tot vaststelling van een uitkering tot haar levensonderhoud alsnog afwijzen.

Aan de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man komt het hof gelet op voorgaande niet meer toe.

4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, opnieuw rechtdoende,

wijst het inleidend zelfstandig verzoek van de vrouw tot bepaling van een uitkering tot haar levensonderhoud alsnog af;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E. van Zandwijk-Hillebrands, J.A.M. de Wit en R.C. Gisolf in tegenwoordigheid van mr. C. Neve als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2005.