Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-11-2007, BB8134, 1966/04

Gerechtshof Amsterdam, 08-11-2007, BB8134, 1966/04

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 november 2007
Datum publicatie
19 november 2007
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8134
Zaaknummer
1966/04

Inhoudsindicatie

Schikkingscomparities bevolen in hoger beroepszaken individuele aandelenleasebeleggers Dexia. Eerdere uitspraken hof aangemerkt als richtinggevend

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

ZEVENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

[Appellante],

wonende te [woonplaats],

APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL BEROEP,

VERWEERSTER IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,

procureur: mr. H.J. Bos,

t e g e n

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL BEROEP,

APPELLANTE IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,

procureur: mr. J.M.K.P. Cornegoor.

1. Het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna respectievelijk [appellante] en Dexia genoemd.

Bij dagvaarding van 29 september 2004 is [appellante] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de ¬rechtbank te Amsterdam van 30 juni 2004, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 257852/

H 03.0113 gewezen tussen haar als eiseres en Dexia als gedaagde.

[Appellante] heeft van grieven gediend en daarbij bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen [van appellante] zoals verwoord aan het slot van de memorie van grieven in het principaal beroep zal toewijzen, met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.

Daarop heeft Dexia geantwoord, een productie overgelegd, bewijs aangeboden en op haar beurt voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld, met conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.

[Appellante] heeft van antwoord gediend in het voorwaardelijk incidenteel beroep, met conclusie tot verwerping van dat beroep en veroordeling van Dexia in de kosten daarvan.

Vervolgens is door Dexia en anderen op de voet van artikel 7:907, eerste lid, Burgerlijk Wetboek bij dit hof een verzoek ingediend tot verbindendverklaring van een door hen gesloten overeenkomst strekkend tot vergoeding van schade zoals onder andere in het huidige geding aan de orde. Het geding is hierop geschorst. Bij beschikking van 25 januari 2007 heeft het hof de zojuist bedoelde overeenkomst verbindend verklaard, waarna [appellante] met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:908, tweede lid, Burgerlijk Wetboek schriftelijk heeft medegedeeld niet aan die overeenkomst gebonden te willen zijn. De verbindendverklaring daarvan heeft hierdoor ten aanzien van haar geen gevolg. Hierna is het geding hervat.

De partijen hebben de zaak op 27 juli 2007 doen bepleiten, [appellante] door mrs. M. Jongeneelen en R.H. Kroes, beiden advocaat te Amsterdam, Dexia door haar procureur, allen aan de hand van pleitnotities (beide eerstgenoemden gezamenlijk). Bij deze gelegenheid heeft [appellante] een akte genomen waarbij zij haar eis heeft gewijzigd en een drietal producties in het geding heeft gebracht. Van de pleidooien is proces-verbaal opgemaakt. Aan het slot van de pleidooien hebben partijen het hof verzocht de zaak enige tijd aan te houden teneinde hun gelegenheid te geven de mogelijkheid voor een minnelijke regeling (nader) te onderzoeken.

Tijdens de rolzitting van 4 oktober 2007 is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.

2. Grieven

[Appellante] heeft in het principaal beroep acht grieven voorge¬steld en toegelicht. In het voorwaardelijk incidenteel beroep heeft Dexia twee grieven voorgesteld en toegelicht. Voor de inhoud van dit een en ander wordt verwezen naar de desbetreffende memo¬rie.

3. Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1, a tot en met h, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt.

Grief I in het principaal beroep komt op tegen hetgeen onder 1 g, eerste volzin, van het vonnis als vaststaand is aangenomen. Hetgeen daartoe is aangevoerd, zal het hof bij de beoordeling van het hoger beroep, voor zover voor die beoordeling van belang, in zijn overwegingen betrekken.

Voor het overige bestaat over de juistheid van de door de rechtbank vastgestelde feiten geen geschil, zodat in zoverre ook het hof van die feiten zal uitgaan.

4. Beoordeling

4.1 [Appellante] heeft in hoger beroep haar eis veranderd zoals aangegeven in de akte die zij bij gelegenheid van de pleidooien heeft genomen. Deze verandering is met de eisen van een goede procesorde niet in strijd, aangezien Dexia daardoor in haar verweer niet onredelijk wordt benadeeld, het geding daardoor niet onredelijk wordt vertraagd en ook anderszins niet van strijd met de zojuist genoemde eisen is gebleken. Het hof zal daarom hierna uitgaan van de eis zoals in hoger beroep veranderd.

4.2 De zaak heeft – in aanmerking genomen de verandering van eis van [appellante] - betrekking op, kort gezegd en voor zover thans nog van belang, de rechten en verplichtingen van partijen in verband met vier tussen hen in 1998 gesloten overeenkomsten tot effectenlease. De memorie van grieven in het principaal beroep stelt, in zesentwintig pagina’s, dienaangaande kwesties aan de orde waarover dit hof, in ieder geval voor een belangrijk deel, reeds in eerdere uitspraken betrekking hebbende op effectenlease-overeenkomsten oordelen heeft gegeven. Hetzelfde geldt voor de overige tussen partijen gewisselde gedingstukken, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

4.3 De hierboven bedoelde eerdere uitspraken van het hof, ten dele gewezen in zaken waarin Dexia evenals nu procespartij was, zijn alle bekend gemaakt op www.rechtspraak.nl en gepubliceerd in jurisprudentietijdschriften. Het hof wijst hierbij duidelijkheidshalve op zijn beschikking van 25 januari 2007 naar aanleiding van het verzoek van Dexia en anderen tot verbindendverklaring van de overeenkomst tot collectieve afwikkeling van massaschade strekkende tot uitvoering van de zogeheten “Duisenberg-regeling” (onder andere gepubliceerd in NJ 2007, 427) en zijn arresten in de zaken Dexia/Van Tuijl (arrest van 1 maart 2007, gepubliceerd in JOR 2007, 98), Breedijk & Biesenbeek en Dexia/Jungblut (1 maart 2007, JOR 2007, 97), Levob/Bolle (24 mei 2007, NJF 2007, 323) en Aegon/Van den Ham (16 augustus 2007, JOR 2007, 244). Het hof vertrouwt partijen en hun raadslieden bekend met de genoemde beschikking en arresten, die voor zover daarin algemeen verwoorde en toepasbare oordelen zijn opgenomen, ook in andere zaken voor dit hof richtinggevend zijn (behoudens in het geval van andersluidende oordelen van een hogere rechter).

4.4 In het bovenstaande vindt het hof aanleiding om thans ambtshalve, op de voet van artikel 87, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, een verschijning van partijen ter terechtzitting te bevelen teneinde een schikking te beproeven. Daartoe strekt de hierna te geven beslissing.

4.5 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. Beslissing

Het hof:

bepaalt dat partijen (Dexia deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die bevoegd is haar te binden en [appellante] in persoon), vergezeld van hun raadslieden, dienen te verschijnen op een zitting van dit hof (uitsluitend) voor het onder 4.4 vermelde doel;

bepaalt dat deze zitting zal plaatsvinden ten overstaan van

mr. W.H.F.M. Cortenraad, raadsheer in dit hof, die hiertoe tot raadsheer-commissaris wordt benoemd, in een van de zalen van het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam, op maandag 7 januari 2008 te 13.30 uur;

bepaalt dat de partij die op bovengenoemd tijdstip verhinderd is te verschijnen hiervan tot drie weken na de datum van dit arrest schriftelijk mededeling kan doen aan het enquêtebureau van de griffie van het hof, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de maanden januari, februari en maart 2008, in welk geval met inachtneming van die verhinderdata een nieuw tijdstip voor de zitting zal worden vastgesteld;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, M. Flipse en A.K.C. de Brauw en in het openbaar uitgesproken op donderdag 8 november 2007 door de rolraadsheer.